bedekking
Figuur 55 geeft de cumulatieve bedekking weer van de geënte waterplanten en van draadalgen in verschillende compartimenten en in de controlecompartimenten.
7.1.14 Metalen in vis
De lanthaanconcentraties in lever- , spier-, bot- en huidweefsel van alle vissen die blootgesteld waren aan Phoslock® zijn vergeleken met die van niet-blootgestelde
vissen (Figuur 54). In de lever (p = 0.001), het bot (p = 0.017) en de huid (p = 0.025) van de aan Phoslock® blootgestelde vissen waren de lanthaanconcentraties significant
hoger dan die van niet-blootgestelde vissen (Figuur 54). In spierweefsel waren de verschillen niet significant (p = 0.318), maar was de lanthaanconcentratie gemiddeld wel 3.4 x hoger dan in spierweefsel van niet-blootgestelde vissen. De relatief grote binnen-groepvariaties maakte dat de verschillen niet statistisch significant waren. Geringe variatie resulteerde in bot en huidweefsel daarentegen in een significant verschil voor lanthaan waar de concentraties respectievelijk 1.8 x en 1.1 x hoger waren in Phoslock® blootgestelde vissen (Figuur 54).
Figuur 54: Gemiddelde lanthaanconcentratie (µg g-1) in weefsels van
alle vissen uit de compartimenten zonder en met Phoslock®
additie (compartimenten 3 en 4; Phoslock®). Error bars
geven één standaardfout weer.
7.1.15 Resultaten waterplanten
Bedekking
Figuur 55 geeft de cumulatieve bedekking weer van de geënte waterplanten en van draadalgen in verschillende compartimenten en in het controle compartiment.
81
Figuur 55 cumulatieVe bedekking (%) Van ondergedoken Waterplanten en draadalgen
(✩één Week na de laatste bedekkingsopname zijn alle Waterplanten en draadalgen in het abb-compartiment aFgestorVen)
Bij alle behandelingen komt groei van geënte waterplanten op gang, waarbij Elodea de overhand krijgt over Myriophyllum, dat overal verdwijnt. Opvallend is dat de waterplantengroei in het compartiment met de behandeling Phoslock®+PAC+ABB in het eerste groeiseizoen traag
op gang komt. Pas in het tweede groeiseizoen bereikt de bedekking hier een hoge waarde. In alle compartimenten waarin waterplanten zijn geënt komen draadalgen tot ontwikkeling en bereiken gedurende het tweede groeiseizoen in het compartiment met de behandeling Phoslock®+ABB een vrijwel volledige bedekking aan het wateroppervlak. Kort na de laatste
bedekkingsopname zijn rond 1 september 2011 alle waterplanten (inclusief draadalgen) in het compartiment met de behandeling ABB volledig afgestorven.
106
Figuur 55: Cumulatieve bedekking (%) van ondergedoken waterplanten en draadalgen (één week na de laatste bedekkingsopname zijn alle waterplanten en draadalgen in het ABB-compartiment afgestorven). Bij alle behandelingen komt groei van geënte waterplanten op gang, waarbij Elodea de overhand krijgt over Myriophyllum dat overal verdwijnt. Opvallend is dat de waterplantengroei in het compartiment met de behandeling Phoslock®+PAC+ABB in het
eerste groeiseizoen traag op gang komt. Pas in het tweede groeiseizoen bereikt de bedekking hier een hoge waarde. In alle compartimenten waarin waterplanten zijn geënt komen draadalgen tot ontwikkeling en bereiken gedurende het tweede
82
STOWA 2012-42 Bestrijding Blauwalgenoverlast
Figuur 56: Ecologische kwaliteitsratio (EKR) voor de begroeiing van
ondergedoken waterplanten in de compartimenten te Dongen. Watertype M11 (kleine, ondiepe, gebufferde plassen). Eén week na 23 augustus 2011 daalde de EKR van compartiment 6 (alleen ABB) naar nul.
Afvoer biomassa en fosfor
Figuur 57 geeft een overzicht van de op 12 september 2011 verwijderde biomassa van waterplanten inclusief draadalgen (versgewicht na uitlekken). De behandeling Phoslock®+PAC+ABB geeft de hoogste biomassa opbrengst aan het eind van het tweede groeiseizoen. Het vroegtijdig afsterven van de waterplanten bij de behandeling ABB is duidelijk zichtbaar in de geoogste hoeveelheid. De gemiddelde P-gehalten in Elodea varieerde van 2.2 mg P g-1 DW tot 5.2 mg P g-1 DW. Aangenomen dat de met de geoogste waterplanten afgevoerde biomassa zich heeft ontwikkeld in twee kalenderjaren, dan ligt de hiermee afgevoerde hoeveelheid P tussen 1.7 mg P m-2 dag- 1 (compartiment 1; Baggeren + ABB) en 4.7 mg P m-2 dag-1 (compartiment 4; Phoslock® +PAC +ABB); in compartiment 6 (ABB) waren op 12 september 2011 nagenoeg geen oogstbare waterplanten aanwezig.
In de compartimenten waarin geen waterplanten zijn geënt, is geen noemenswaardige groei van waterplanten of draadalgen geconstateerd (Figuur 55).
ekr-score
Alle compartimenten scoren bij aanvang slecht doordat waterplanten ontbreken (Figuur 56). Gedurende de onderzoeksperiode scoren de compartimenten met de behandeling baggeren, controle en uiteindelijk ook ABB slecht. De compartimenten met de behandeling baggeren + ABB, baggeren + PAC + ABB, Phoslock® + ABB en Phoslock® + PAC + ABB scoren matig, waarbij
het compartiment met de behandeling Phoslock® + PAC + ABB in het eerste groeiseizoen
achterblijft met als score ‘slecht’. Het dient echter wel opgemerkt te worden dat de slechte score wordt bepaald door de soortensamenstelling, die vanwege de uitgezette soorten per definitie slecht uitvalt. De massale ontwikkeling illustreert dat de kansen voor ondergedoken waterplanten fors waren toegenomen.
De ontwikkeling van draadalgen draagt niet bij aan de score. Een flinke ontwikkeling van draadalgen, zoals bij de behandelingen baggeren+ABB, Phoslock®+ABB en ABB wijst op
voedselrijke omstandigheden (Simons, 1994) en kan de ontwikkeling van ondergedoken waterplanten belemmeren. Dit wordt als negatief beschouwd.
Figuur 56 geeft de Ecologische KwaliteitsRatio (EKR) voor bedekking en soortensamenstelling van de ondergedoken waterplantenbegroeiing in de verschillende compartimenten. Hierbij is gebruik gemaakt van de conceptmaatlatten voor watertype M11 (kleine, ondiepe, gebufferde plassen; Van der Molen, 2004).
Figuur 56 ecologische kWaliteitsratio (ekr) Voor de begroeiing Van ondergedoken Waterplanten in de compartimenten te dongen Watertype m11 (kleine, ondiepe, gebuFFerde plassen). eén Week na 23 augustus 2011 daalde de ekr Van compartiment 6 (alleen abb) naar nul
83
aFVoer biomassa en FosFor
Figuur 57 geeft een overzicht van de op 12 september 2011 verwijderde biomassa van water- planten, inclusief draadalgen (versgewicht na uitlekken). De behandeling Phoslock®+PAC+ABB geeft de hoogste biomassa-opbrengst aan het eind van het tweede groeiseizoen. Het vroegtijdig afsterven van de waterplanten bij de behandeling ABB is duidelijk zichtbaar in de geoogste hoeveelheid. De gemiddelde P-gehalten in Elodea varieerden van 2,2 mg P g-1 DW tot 5,2 mg
P g-1 DW. Aangenomen dat de met de geoogste waterplanten afgevoerde biomassa zich heeft
ontwikkeld in twee kalenderjaren, dan ligt de hiermee afgevoerde hoeveelheid P tussen 1,7 mg P m-2 dag-1 (compartiment 1; Baggeren + ABB) en 4,7 mg P m-2 dag-1 (compartiment 4;
Phoslock® +PAC +ABB); in compartiment 6 (ABB) waren op 12 september 2011 nagenoeg geen oogstbare waterplanten aanwezig.
Figuur 57 oogst Van ondergedoken Waterplanten inclusieF draadalgen aan het einde Van de proeFperiode op 12 september 2011 (uitgelekt VersgeWicht in kg m-2)
lanthaangehalten Van Waterplanten
Net als bij vis bestaat de mogelijkheid dat lanthaan, afkomstig uit het toegediende Phoslock®, zich op of in waterplantenweefsels hecht. Figuur 58 geeft een overzicht van de lanthaanconcentraties van Elodea aan het einde van de proefperiode op 23 augustus 2011.
Een vergelijking van de lanthaanconcentraties van Elodea laat zien dat de planten uit de met Phoslock® behandelde compartimenten significant hogere lanthaan-concentraties hebben (one-way ANOVA en post-hoc Tukey; p<0.05). De met de geoogste planten verwijderde hoeveelheid lanthaan bedraagt 0,03% (compartiment 4: Phoslock® + PAC + ABB) en 0,05% (compartiment 3: Phoslock® + ABB) van de toegediende hoeveelheid lanthaan.
109 Figuur 57: Oogst van ondergedoken waterplanten inclusief
draadalgen aan het einde van de proefperiode op 12 september 2011 (uitgelekt versgewicht in kg m-2).
Lanthaangehalten van waterplanten
Net als bij vis bestaat de mogelijkheid dat lanthaan, afkomstig uit het toegediende Phoslock®, zich op of in waterplantenweefsels hecht. Figuur 58 geeft een overzicht van de lanthaanconcentraties van Elodea aan het einde van de proefperiode op 23 augustus 2011.
Een vergelijking van de lanthaanconcentraties van Elodea laat zien dat de planten uit de met Phoslock® behandelde compartimenten significant hogere lanthaan- concentraties hebben (een-weg ANOVA en post-hoc Tukey; p<0,05). De met de geoogste planten verwijderde hoeveelheid lanthaan bedraagt 0,03% (compartiment 4: Phoslock® + PAC + ABB) en 0,05% (compartiment 3: Phoslock® + ABB) van de toegediende hoeveelheid lanthaan.
STOWA 2012-42 Bestrijding Blauwalgenoverlast
Figuur 58 gemiddelde lanthaanconcentratie (µg la g-1 dW) Van elodea aan het eind Van de proeFperiode. (error bars = 1 se)
7.1.16 lanthaan en FosFaat in sediment
Van verschillende sedimentcores uit de compartimenten en de vijver zijn slices van twee cm gesneden, die na destructie zijn geanalyseerd op lanthaan. Er was een groot verschil tussen de niet behandelde en met Phoslock® behandelde compartimenten (Figuur 59). In de onbehandelde compartimenten was de gemiddelde lanthaanconcentratie in het sediment 3,0 (± 1,2) mg kg-1, terwijl dit in de Phoslock®-behandelingen gemiddeld 229 (± 220) mg kg-1
was. Er was ook een groot verschil tussen het Phoslock® en het Phoslock® + PAC behandelde compartiment met lanthaanconcentratie in het sediment van respectievelijk 60 (± 44) mg kg-1 en 400 (± 187) mg kg-1 (Figuur 59). Lanthaan was verhoogd in alle sedimentlagen; in
het Phoslock® + PAC behandelde compartiment voornamelijk in de bovenste 6 cm van het sediment (Figuur 59).
Figuur 58: Gemiddelde lanthaanconcentratie (µg La g-1 DW) van
Elodea aan het eind van de proefperiode. (error bars = 1 SE).
7.1.16 Lanthaan en fosfaat in sediment
Van verschillende sedimentcores uit de compartimenten en de vijver zijn slices van twee cm gesneden, die na destructie geanalyseerd zijn op lanthaan. Er was een groot verschil tussen de niet behandelde en Phoslock® behandelde compartimenten (Figuur 59). In de onbehandelde compartimenten was de gemiddelde lanthaanconcentratie in het sediment 3.0 (± 1.2) mg kg-1, terwijl dit in de Phoslock® behandelingen gemiddeld 229 (± 220) mg kg-1 was. Er was ook een groot verschil tussen het Phoslock® en het Phoslock® + PAC behandelde compartiment met lanthaanconcentratie in het sediment van respectievelijk 60 (± 44) mg kg-1 en 400 (± 187) mg kg-1 (Figuur 59). Lanthaan was verhoogd in alle sedimentlagen; in het Phoslock® + PAC behandelde compartiment voornamelijk in de bovenste 6 cm van het sediment (Figuur 59).
85
111 Figuur 59: Verloop van lanthaan (mg kg-1) in het sediment van de verschillendecompartimenten in de Stiffeliovijver.
7.2