• No results found

blauWalgenchloroFyl-a en microcystines

In de zomers van 2009 en 2010 waren er verhoogde blauwalgchlorofyl-a-concentraties in de diepere waterlagen (Figuur 66). Dit bleken in 2009 kleine bolvormige picocyanobacteriën te zijn, maar in 2010 werd er ook Planktothrix rubescens waargenomen. Na de najaarsomkering ontstond er een stevige bloei van P. rubescens met drijflaagvorming (Figuur 66).

Figuur 66 het Verloop Van de blauWalgchloroFyl-a-concentratie (µg l-1) oVer de Waterkolom (0-8 m) in de kuil gedurende de periode 18 maart 2009 – 23 noVember 2011

Op drie data (29 september 2010, 10 november 2010 en 18 januari 2011) zijn monsters van de P. rubescens over de waterkolom geanalyseerd op microcystines. Vooral de variant desmethylmicrocystine-RR bleek abundant aanwezig. De concentraties waren vergelijkbaar over de waterkolom en varieerden tussen gemiddeld 2,9 en 11,5 µg l-1. De drijflaag had

een beduidend hogere microcystine concentratie van 3360 µg g-1 drooggewicht, wat met

een drooggewicht van 20 mg ml-1 neerkomt op een totaal microcystine concentratie in de

drijflaag van ongeveer 67000 µg l-1. Het is evident dat deze drijflaag een hoog risico voor de

volksgezondheid inhoudt.

119

Figuur 64: Foto’s van aan het wateroppervlak accumulerende blauwalgen (links) en

als groene vlokken samenkomende (midden) Aphanizomenon flos-aquae (rechts)

De totaal chlorofyl-a concentraties bleven anderhalf jaar lang laag in de bovenste waterlagen, totdat een opkomende P. rubenscens bloei het water paars kleurde (Figuur

65).

 

Figuur 65: Verloop van de chlorofyl-a concentratie (µg l-1) over de waterkolom (0-8

m) in De Kuil gedurende de periode 18 maart 2009 – 23 november 2011. geeft de Flock & Lock ingreep aan.

8.1.6 Blauwalgenchlorofyl-a en microcystines

In de zomers van 2009 en 2010 waren er verhoogde blauwalgchlorofyl-a concentraties in de diepere waterlagen (Figuur 66). Dit bleken in 2009 kleine bolvormige picocyanobacteriën te zijn, maar in 2010 werd er ook Planktothrix rubescens waargenomen. Na de najaarsomkering ontstond er een stevige bloei van P. rubescens met drijflaagvorming (Figuur 66).

Figuur 66: Het verloop van de blauwalgchlorofyl-a concentratie ( g l-1) over de

waterkolom (0-8 m) in De Kuil gedurende de periode 18 maart 2009 – 23 november 2011.

Op drie data (29 september 2010, 10 november 2010 en 18 januari 2011) zijn monsters van de P. rubescens over de waterkolom geanalyseerd op microcystines. Vooral de variant desmethylmicrocystine-RR bleek abundant aanwezig. De concentraties waren vergelijkbaar over de waterkolom en varieerden tussen gemiddeld 2.9 en 11.5 g l-1. De drijflaag had een beduidend hogere microcystine concentratie

van 3360 g g-1 drooggewicht, wat met een drooggewicht van 20 mg ml-1 neerkomt op

een totaal microcystine concentratie in de drijflaag van ongeveer 67000 g l-1. Het is

evident dat deze drijflaag een hoog risico voor de volksgezondheid inhoudt.

8.1.7 Lanthaan

De filtreerbare lanthaanconcentratie was voor de Flock & Lock applicatie gemiddeld 0.08 g l-1, tijdens de toediening van de Phoslock® was dit gemiddeld 5.2 g l-1 en

daarna nam de filtreerbare lanthaanconcentratie weer snel af tot gemiddeld 0.2 g l-1.

Alleen tijdens de applicatie werd de Nederlandse norm voor filtreerbaar lanthaan (10.1 g l-1) kortstondig in de diepere waterlagen overschreden.

De totale lanthaanconcentratie was voor de Flock & Lock applicatie gemiddeld 0.37 g l-1, tijdens de toediening van de Phoslock® was dit gemiddeld 367 g l-1 en daarna nam

de filtreerbare!lanthaanconcentratie af tot gemiddeld 9.3 g l-1 . Tijdens de applicatie

en kortdurend erna werd de Nederlandse norm voor totaal lanthaan (150 g l-1) in de

diepere waterlagen overschreden.

8.1.8 Macrofauna

Kort na de Flock & Lock behandeling is het aantal dieren per oppervlakte-eenheid afgenomen tot circa een derde deel van de situatie kort voor de behandeling. Dit patroon is zichtbaar in zowel de netmonsters als de substraat mandjes. De afname is significant. Een jaar na de behandeling zijn de aantallen dieren weer terug op het niveau van voor de behandeling of zelfs hoger (Tabel 27).

93

8.1.7 lanthaan

De filtreerbare lanthaanconcentratie was voor de Flock & Lock-applicatie gemiddeld 0,08 µg l-1, tijdens de toediening van de Phoslock® was dit gemiddeld 5,2 µg l-1 en daarna nam

de filtreerbare lanthaanconcentratie weer snel af tot gemiddeld 0,2 µg l-1. Alleen tijdens de

applicatie werd de Nederlandse norm voor filtreerbaar lanthaan (10,1 µg l-1) kortstondig in de

diepere waterlagen overschreden.

De totale lanthaanconcentratie was voor de Flock & Lock-applicatie gemiddeld 0,37 µg l-1,

tijdens de toediening van de Phoslock® was dit gemiddeld 367 µg l-1 en daarna nam de filtreer-

bare lanthaanconcentratie af tot gemiddeld 9,3 µg l-1 . Tijdens de applicatie en kortdurend

erna werd de Nederlandse norm voor totaal lanthaan (150 µg l-1) in de diepere waterlagen

overschreden.

8.1.8 macroFauna

Kort na de Flock & Lock-behandeling is het aantal dieren per oppervlakte-eenheid afgenomen tot circa een derde deel van de situatie kort voor de behandeling. Dit patroon is zichtbaar in zowel de netmonsters als de substraatmandjes. De afname is significant. Een jaar na de behandeling zijn de aantallen dieren weer terug op het niveau van voor de behandeling of zelfs hoger (Tabel 27).

tabel 27 gemiddelde aantal dieren per m2 en gemiddelde aantal taxa per m2 in netmonsters en substraat mandjesVoor en na de Flock & lock-behandeling. de letters geVen per regel signiFicante relaties aan, (1) = paargeWijze mann-Whitney u testen, tWee zijdig, p ≤ 0.05; (2) = games-hoWell test, p < 0.05; bij net Σ taxa geen toetsing mogelijk door te gering monsteraantal in 2009

gemiddelde

kort voor Flock & lock (april-mei 2009)

kort na Flock & lock (juni 2009)

1 jaar na Flock & lock (april-juni 2010)

net Σ n m-2 (1) 485 a 126 B 663 a

Mandjes Σ n m-2 (1) 2850 a 1150 B 11678 C

net Σ taxa 38,0 19.5 64,3 Mandjes Σ taxa (2) 18,3 a 11.3 B 35,2 C

Het aantal taxa is kort na de behandeling duidelijk lager dan kort voor de behandeling. Ook hierbij is een vergelijkbaar patroon zichtbaar in zowel netmonsters als de substraatmandjes. Een jaar na de behandeling is het aantal taxa hoger dan voor de behandeling. Door een te gering monsteraantal is toetsing bij netmonsters niet mogelijk (Tabel 27).

Op het niveau van klasse of orde reageren de verschillende groepen verschillend (Tabel 28).

Gastropoda en Ephemeroptera reageren het duidelijkst op de behandeling en laten kort na behandeling een significante afname zien in zowel de netmonsters als de substraatmandjes. De overige groepen reageren kort na de behandeling neutraal, soms in combinatie met een afname (Oligochaeta, substraat mandjes) of toename (Malacostraca). Een jaar na de behande- ling zien we per groep een min of meer neutrale reactie, in een aantal gevallen in combinatie met een afname of een toename (Tabel 28).

94

STOWA 2012-42 Bestrijding Blauwalgenoverlast

tabel 28 signiFicante Veranderingen in aantallen dieren per groep bij een Vergelijking Van de situatie kort Voor de behandeling met Flock & lock (april 2009) met de situatie kort na Flock & lock (juni 2009) en 1 jaar na Flock & lock (april-juni 2009). (p≤ 0,05). one-Way anoVa en Welch test zijn gebruikt om Verschillen tussen bemonsteringsdatums te onderzoeken, geVolgd door tukey’s post hoc test oF games-hoWell test (p<0,05). in geVal Van niet-normale Verdeling is de kruskal-Wallis test gebruikt, geVolgd door paarsgeWijze mann-Whitney u-test. netmonsters (net) en substraatmandjes (mandjes) zijn aFzonderlijk beschouWd. aFname (-)=rood; aFname tot geen Verandering (-/0)=lichtrood; geen Verandering (0)=groen; geen Verandering tot toename (0/+)=lichtblauW; toename (+)=blauW

net kort na