• No results found

3.2 Empirisch onderzoek in de Verenigde Staten

3.2.3 Resultaten van Gray e.a (2011)

Gray e.a. (2011) is een ander onderzoek naar de verwachtingskloof in relatie tot de controleverklaring. Het onderzoek richt zich op misvattingen tussen accountants en verschillende stakeholdergroepen met betrekking tot een goedkeurende controleverklaring. De studie is een empirisch onderzoek op basis van een discussiegroep, waarin verschillende belangengroepen zijn vertegenwoordigd. De opbouw van de groep is weergegeven in tabel 1. De gehouden discussies zijn gecentreerd rondom drie thema’s (p. 664, 2011):

1. Algemene perceptie van een controle en de controleverklaring;

2. Percepties aangaande de belangrijkste concepten in de huidige verklaring of concepten die mogelijkerwijs geïmplementeerd kunnen worden in de controleverklaring; en

3. Uitdagingen en suggesties voor het verbeteren van de communicatieve waarde van de controleverklaring.

Uit de eerste themadiscussie blijkt dat belanghebbenden van een controle waarde hechten aan de controle, maar deze waarde is niet te kwantificeren. De tekst van een controleverklaring wordt ervaren als standaard. Dit leidt ertoe dat gebruikers van mening zijn dat de huidige goedkeurende verklaring ook vervangen kan worden door een stempel met de term ‘ok’. Men leest de controleverklaring ook niet en kijkt simpelweg of de verklaring goedkeurend is en of deze is afgegeven door een ‘Big 4’ kantoor1. Is de verklaring getekend door een ander kantoor, dan is het

mogelijk dat de gebruiker kort de reputatie nagaat van dat kantoor. Gebruikersgroepen erkennen dat de controleverklaring niets zegt over de kwaliteit van het management, of antwoord geeft op de vraag of het bedrijf een goede investering is (p. 669, 2011).

De discussie met betrekking tot het tweede thema, percepties met betrekking tot belangrijke begrippen in de controleverklaring, ontvouwt zich in lijn met de eerder besproken onderzoeken in dit hoofdstuk. De gebruikersgroep snapt dat accountants geen absolute zekerheid verstrekken, maar hoeveel zekerheid dan wel, is onduidelijk. Men raakt in de war door begrippen als ‘redelijke mate van zekerheid’ en ‘een hoog niveau van zekerheid’.

1Big 4 kantoren zijn de vier grootste accountants- en advieskantoren ter wereld gemeten naar omzet. Dit betreft in alfabetische volgorde Deloitte, EY, KPMG en PwC.

Stakeholders Aantal Bron

Financieel directeuren (CFO’s) 15 Executive’s uit Los Angeles en New York City.

Bankiers 9 Grote anonieme internationale bank

Analisten 8 CFA’s1geregistreerd in New York City

Particuliere investeerders (niet beroepsmatig)

7 Een beleggingsclub uit Los Angeles

Accountants (partners en managers) 14 Twee grote, anonieme internationale accountantskantoren

Totaal 53

1CFA: Chartered Financial Analyst. Amerikaanse aanduiding voor financieel analisten welke, na het succesvol

afronden van de opleiding, zijn aangesloten bij de beroepsorganisatie.

Tabel 3: Deelnemers aan het onderzoek van Gray e.a., p. 668, 2011 Ook de accountants zien hier geen duidelijke lijn in. Gebruikers verbinden het concept materialiteit aan de mate van zekerheid. Zij hebben een basiskennis op het gebied van materialiteit en steekproeven, maar hun veronderstellingen aangaande de hoogte van de materialiteit en steekproefgrootte verschillen significant (p. 670, 2011). Er is meer onderzoek gedaan naar het verband tussen materialiteit en de perceptie van zekerheid, zie paragraaf 3.3.2. voor het onderzoek van Houghton e.a. (2011).

Een interessant vooroordeel van gebruikers ligt op het gebied van fraude en continuïteit. Gebruikers gaan ervan uit dat als de controleverklaring niets zegt over deze zaken, dat er ook niets speelt op dit gebied. Zij gaan er wel vanuit dat accountant grondig testwerk heeft verricht met betrekking tot fraude en continuïteit, maar geen bijzonderheden heeft aangetroffen. Zo verwachten gebruikers dat de accountant actief heeft gezocht naar fraude. Accountants benadrukken in de discussie dat zij met betrekking tot de continuïteitsveronderstelling een vrij eenvoudige analyse doen. Er wordt gekeken naar cashflow en de belangrijkste financiële indicatoren voor het komende jaar, maar niet naar de kwaliteit van management, strategie of competitiviteit van de onderneming. Gebruikersgroepen hadden een uitgebreide analyse verwacht zoals een financieel analist dat zou doen (p. 670 – 673, 2011).

Ten slotte verwachten gebruikers bij een normale controle niet dat de accountant een oordeel vormt met betrekking tot de interne controle. Wel slaan gebruikers een controle volgens PCAOB

standaarden, waar een oordeel uiten over de interne controle verplicht is, hoger aan. Accountants denken dat een controle op basis van PCAOB standaarden een positief effect heeft. De te controleren cijfers zouden van hogere kwaliteit zijn, omdat de controleklant bang is dat een slechte kwaliteit cijfers met veel ongecorrigeerde afwijkingen leidt tot een negatieve opinie met betrekking tot de interne beheersing (p. 670, 2011).

De verbeterpunten die volgen uit het derde discussiethema hebben betrekking op de resultaten van de eerste en tweede discussie. Dit omvat o.a. het toevoegen van diverse onderdelen aan de controleverklaring, zoals de door de accountant opgestelde managementrapportage, specifieke informatie met betrekking tot fraude en het toelichten van materialiteit en de gebruikte steekproeven (p. 674, 2011). Deze verbeterpunten hebben betrekking op het recente IAASB voorstel met betrekking tot de meer informatieve controleverklaring. De verbeterpunten uit het Gray e.a. onderzoek zijn daarom relevanter voor hoofdstuk vijf.

Concluderend kan worden gesteld dat er een aantal misvattingen bestaat op het gebied van fraude en continuïteit in goedkeurende controleverklaring. De waarde die gebruikers hechten aan een controleverklaring zonder opmerkingen aangaande fraude en continuïteit is veel hoger dan de controlewerkzaamheden rechtvaardigen. Dit hogere verwachtingspatroon van de maatschappij ligt in lijn met de algemene perceptie in andere onderzoeken.

De tekst in de huidige controleverklaring draagt niet bij aan verduidelijking van deze begrippen, zo blijkt uit het feit dat zowel accountants als gebruikersgroepen het begrip redelijke mate van zekerheid niet eensgezind kunnen duiden. Gebruikers verbinden aan zekerheid het concept materialiteit, maar hun perceptie over de mate van zekerheid verschilt onderling en ook accountants kunnen de mate van zekerheid niet kwantificeren.

In tegenstelling tot andere onderzoeken hadden gebruikers voldoende weet van het feit dat een goedkeurende controleverklaring niets zegt over de efficiëntie van het management, de geschiktheid als investering of de kwaliteit van de interne beheersing. Gebruikers slaan een controle waarbij de accountant rapporteert over de interne beheersing echter hoger aan dan een controle waarbij dit niet gebeurd.

3.3 Empirisch onderzoek in Australië