• No results found

Continuïteit en financiële risico’s

5.1 Theoretisch model voor een nieuwe controleverklaring

5.1.2 Continuïteit en financiële risico’s

De continuïteitsveronderstelling is in de jaarrekening van belang voor de waarderingsgrondslag. ISA 570 maakt duidelijk dat management deze veronderstelling dient te onderbouwen. Vervolgens zal de accountant deze veronderstelling beoordelen (ISA 570, paragraaf 3 – 7). Over deze beoordeling bestaan een aantal misvattingen. Gebruikers verwachten een uitgebreide analyse van de accountant, terwijl dit in werkelijkheid een vrij korte evaluatie is van de belangrijkste ratio’s zo blijkt uit Gray e.a. (zie paragraaf 3.2.3). ISA 570 biedt de accountant wel een praktische handreiking als het gaat om risico inschatting en andere werkzaamheden met betrekking tot het beoordelen van de assumptie van het management (paragraaf A2 – A9). Gezien het feit dat verantwoordelijkheid primair ligt bij het management is het goed om te verwijzen naar de toelichting van het management in de jaarrekening. Ontbreekt een toelichting, dan kan de continuïteitsveronderstelling op basis van de praktische handreiking van ISA 570 (paragraaf A2 – A9) in de controleverklaring worden toegelicht. Er kan verwezen worden naar specifieke ratio’s en andere cijfermatige onderbouwing welke is terug te vinden in de jaarrekening.

De tekst moet de verantwoordelijkheid van de accountant met betrekking tot continuïteit op de lange termijn afgrenzen, omdat dit volgens empirisch onderzoek een onredelijke verwachting is. Dit kan onder andere door toe te lichten dat de continuïteitsveronderstelling van belang is voor de waarderingsgrondslag in de jaarrekening. Dit betekend dat de onderneming in ieder geval moet kunnen voldoen aan haar verplichtingen tot aan de volgende jaarrekening. Is dit niet het geval, dan heeft het management mogelijk geen andere optie dan overgaan tot liquidatie. Dit is op basis van ISA 570 een reden om niet uit te gaan van de continuïteitsveronderstelling

(paragraaf 2). Het expliciet verwijzen naar het belang van de continuïteitsveronderstelling voor de jaarrekening, moet de gebruiker duidelijk maken dat de een goedkeurende controleverklaring geen investeringsadvies is, of iets zegt over de financiële gezondheid. Een andere mogelijkheid kan zijn het opnemen van een passage die stelt dat de gebruiker zijn investeringsbeslissing zelf moet nemen aan de hand van de jaarrekening en andere informatie. De verantwoordelijkheid van accountant strekt zich tot het controleren van de jaarrekening. Daarnaast kan het benoemen van een termijn van een jaar het effect hebben dat de gebruiker zijn verwachtingspatroon met betrekking tot langdurige continuïteit bijstelt.

Operationele en financiële risico’s kunnen een bedreiging vormen voor de continuïteit. Een oordeel vormen over de werking van procedures met betrekking tot het identificeren van financiële risico’s is een redelijke verwachting van de maatschappij. Uit onderzoek bleek dat de maatschappij hetzelfde verwacht als het gaat om operationele risico’s, maar deze verwachting was niet kostenefficiënt en werd daarmee als onredelijk betiteld.

In het jaarverslag wordt informatie op het gebied van risicomanagement gecommuniceerd in de zogenoemde risicoparagraaf. Op basis van Richtlijn 400 van de Raad voor de Jaarverslaggeving worden de belangrijkste risico’s benoemd, eventuele mitigerende maatregelen getroffen door management en een inschatting van de verwachte impact mochten de omstandigheden zich voordoen. Daarnaast dienen de effecten van risico’s die zich hebben voorgedaan te worden beschreven, inclusief eventuele aanpassingen in het systeem van risicomanagement als gevolg van de negatieve effecten.

Een accountant moet een oordeel vormen over de zogenaamde ‘verenigbaarheid van het jaarverslag met de jaarrekening’ (BW 2:393, lid 5f). De risicoparagraaf, als onderdeel van het jaarverslag en de overige informatie, valt onder deze bepaling. De nieuwe controleverklaring moet dus duidelijk aangeven wat een onderzoek van de accountant op dit gebied inhoudt. Het begrip ‘verenigbaarheid’ zal dus zodanig moeten worden uitgelegd, dat de mate van zekerheid die ontleend kan worden aan een accountantscontrole op dit gebied op te maken valt uit de controleverklaring. Dit geldt in ieder geval voor de werkzaamheden met betrekking tot financiële risico’s, maar ook voor operationele risico’s als deze worden benoemd in het jaarverslag. De tekst in het Burgerlijk Wetboek sluit namelijk geen delen van het jaarverslag uit als het aankomt op verenigbaarheid.

Daarnaast bevat de praktijkhandreiking in ISA 570 een aantal voorbeelden van operationele risico’s die kunnen leiden tot twijfel met betrekking tot de continuïteit. Voorbeelden zijn o.a. de opkomst van een zeer succesvolle concurrent, het verlies van een belangrijke klant of leverancier

en het verlies van belangrijk personeel zonder adequate vervanging (ISA 570, paragraaf A2). Op basis van de resultaten van de empirische onderzoeken, wetgeving en ISA 570 is er voldoende reden om de diepgang van een controle op het gebied van de risicoparagraaf toe te lichten in de controleverklaring.

Het laatste element betreft het al dan niet melden van twijfels over het toekomstig bestaan van de onderneming aan de autoriteiten. Dit is een redelijke verwachting van het maatschappelijk verkeer, zo blijkt uit onderzoek. In tegenstelling tot ISA 240 (fraude), zegt ISA 570 hier niets over. Een meldplicht lijkt dus niet te bestaan. Er zijn ook allerlei praktische problemen. Het is in eerste instantie de vraag aan welke autoriteit er gemeld moet worden. Andere belangrijke vraagstukken omvatten de timing van de melding en wat de autoriteit hier vervolgens van naar buiten brengt.

Ten slotte zijn er ook nog situaties denkbaar waarbij het management bewust informatie achterhoudt, om zo tot een valse continuïteitsveronderstelling te komen. In dat geval biedt ISA 240 een handreiking en zou er dus theoretisch een meldplicht kunnen ontstaan. Feit blijft dat het melden van twijfel over het voortbestaan van de onderneming aan een autoriteit een redelijke verwachting van de maatschappij betreft. Dit betekent dat dit punt in ieder geval nader onderzoek verdient.