• No results found

Reacties op de going concern paragraaf

Accountants en beroepsorganisaties delen dezelfde zorgen als het gaat om de going concern paragraaf. Het commentaar op het huidige voorstel is drieledig:

1. Het is in het huidige voorstel onduidelijk of gevallen, waarbij het gebruik van de continuïteitsveronderstelling een close call is, opgenomen moeten worden als KAM of in de going concern paragraaf;

2. In de huidige bewoording schuilt het gevaar dat de gebruiker de verantwoordelijkheid van de accountant even groot acht als die van het management; en

3. In afwachting van ontwikkelingen op het gebied van verslaggeving, waarbij management in de jaarrekening de continuïteitsveronderstelling moet toelichten, is het beter de opname van een going concern paragraaf uit te stellen.

Op dit moment bestaan er voor de accountant drie conclusies met betrekking tot going concern. Ten eerste is er de situatie van geen materiële onzekerheid. In de verklaring wordt in dat geval niets toegelicht. Ten tweede kan er materiële onzekerheid zijn en dit is toegelicht in de jaarrekening. De accountant kan hiernaar verwijzen in de toelichtende paragraaf van de huidige controleverklaring. Ten slotte is er de mogelijkheid dat er materiële onzekerheid bestaat en dit is niet adequaat toegelicht in de jaarrekening. Hieruit volgt een afkeurende opinie.

Accountants merken op dat er met het voorstel van de IAASB een nieuwe optie bijkomt. Namelijk een situatie waarbij en gebeurtenissen of omstandigheden zijn die aanleiding kunnen geven tot materiële onzekerheid met betrekking tot het voortbestaan van de onderneming, maar waarbij uiteindelijk is geconcludeerd dat er geen onzekerheid is. Dit zijn zogenaamde ‘close calls’. Volgens accountants vragen close calls extra aandacht van het controleteam, wordt dit besproken met de toezichthouders van de organisatie en eventueel met experts binnen de eigen organisatie. Een close call voldoet daarmee aan de definitie van een KAM. Volgens de kantoren is echter onduidelijk of deze gevallen nu opgenomen dienen te worden als KAM, of als toelichting in de going concern paragraaf.

Een toelichting van close calls in de nieuwe controleverklaring is volgens de beroepsgroep op twee manieren problematisch. Ten eerste is het onder de huidige IFRS standaarden voor het management niet verplicht om de continuïteitsveronderstelling nader toe te lichten, als is

geconcludeerd dat er geen materiële onzekerheid bestaat. Als de accountant dit via een KAM of in de going concern paragraaf wel verplicht is te doen ontstaat er, zoals PwC aangeeft, een onbalans tussen de controleverklaring en de jaarrekening. De accountant verstrekt nieuwe informatie, waar het management primair verantwoordelijk voor is (p. 20, 2013).

Deze toelichting kan volgens PwC daarnaast het onwenselijke effect hebben dat de gebruiker gaat twijfelen over het voortbestaan van de onderneming, terwijl dit niet het geval is. Er is immers geconcludeerd dat er geen materiële onzekerheid bestaat. Toch kan deze toelichting door een gebruiker, die ondernemingen en dus ook controleverklaringen zal vergelijken, gelezen worden als een soortgelijke opinie als die gevallen waar materiële onzekerheid wel bestaat (p. 20 – p. 21, 2013).

EY geeft aan dat gebruikers een toelichting van de continuïteitsveronderstelling door de accountant in de controleverklaring, bij afwezigheid van een toelichting in de jaarrekening door het management, meer waarde geven dan gerechtvaardigd is. Gebruikers zouden hieruit afleiden dat de bewering van de accountant meer zegt dan alleen het feit dat de continuïteitsveronderstelling, als grondslag voor de jaarrekening, terecht is gebruikt (p. 10, 2013). De bovengenoemde uitlatingen duiden op een angst dat de verantwoordelijkheden van de accountant en die van het management als onduidelijk worden ervaren door gebruikers. Datzelfde geldt voor de uitlating dat ‘noch het management en noch de accountant het voortbestaan van de onderneming kan garanderen’ (IAASB, p. 15, 2013). Volgens de beroepsgroep duidt deze uitspraak erop dat het management en de accountant een gelijkwaardige verantwoordelijkheid hebben. Zowel de Europese beroepsorganisatie (FEE) als de NBA geven aan dit soort standaard uitspraken, in een going concern paragraaf waarin geen entiteit specifieke informatie is opgenomen, de communicatieve waarde van de verklaring verminderen. Op basis van het empirisch onderzoek was al duidelijk dat juist de nieuwe controleverklaring standaard taalgebruik moet vermijden.

Op basis van bovengenoemde argumenten adviseren alle kantoren en beroepsorganisaties de IAASB om de ontwikkelingen van standaardzetters voor jaarverslaggeving op het gebied van going concern nauwgezet te volgen. Zowel impliciet als expliciet wordt de IAASB gezegd dat het een beter idee is de going concern paragraaf uit te stellen totdat de standaarden met betrekking tot de jaarverslaggeving op dit punt meer vorm krijgen. Zij dringen aan op een gezamenlijke, ‘holistische’ oplossing zoals Deloitte zegt (p. 17, 2013).

6.2.2 Reacties van stakeholders

Gebruikers zijn voorstander voor het opnemen van een going concern paragraaf in de jaarrekening of de controleverklaring. Volgens credit rating agency Standard & Poors (S&P) bestaat er door de financiële crisis meer onzekerheid onder gebruikers van informatie. Specifieke aandacht in de nieuwe verklaring zou de accountant een groter verantwoordelijkheidsgevoel geven op dit gebied, wat uiteindelijk leidt tot meer zekerheid voor de gebruiker (p. 4, 2013). De plaats van de paragraaf is minder van belang.

Eumedion stelt daarnaast dat de continuïteitsveronderstelling op zichzelf weinig informatie bevat, aangezien de financiële situatie wel heel ernstig moet zijn wil er sprake zijn van twijfel over de continuïteit op basis van IFRS standaarden. De jaarrekening zou daarom een expliciet een paragraaf met betrekking tot de continuïteitsveronderstelling moeten bevatten (p. 7, 2013). Investeerder Blackrock geeft aan geen voorkeur te hebben of de toelichting met betrekking tot continuïteit een plek krijgt in de jaarrekening of de controleverklaring. Wel vindt de organisatie dat als deze niet in de jaarrekening is opgenomen, dat deze in ieder geval tot uiting moet komen in de controleverklaring (p. 5, 2013).

CFO’s zien alleen nadelen als het gaat om de nieuwe going concern paragraaf van de controleverklaring. De discussie gaat hier niet over de inhoud van de paragraaf, maar of deze er überhaupt moet komen. Volgens het Australian Institute of Company Directors (AICD) bestaat het gevaar dat een standaard paragraaf met betrekking tot going concern gebruikers ongevoelig maakt voor het grote belang van de continuïteitsveronderstelling. Een going concern paragraaf zou daarom alleen opgenomen moeten worden in het geval er materiële onzekerheid bestaat over de continuïteit (p. 4, 2013).

Het CFO Forum merkt daarnaast op dat het toelichten van de continuïteitsveronderstelling al verplicht is onder IFRS en dat gebruikers een uitspraak waarin partijen zeggen dat niemand het voortbestaan van de onderneming kan garanderen, kunnen interpreteren als onzekerheid met betrekking tot het voortbestaan van de onderneming (p. 5 – p. 6, 2013).

Gebruikers zijn het hiermee oneens. Standard Life Investments (SLI) vindt dat de uitspraak met betrekking tot het niet kunnen garanderen van de continuïteit duidelijk aangeeft dat er geen zekerheid wordt verstrekt op dit gebied (p. 2, 2013). De IMA gelooft een dergelijke uitspraak echter niet en denkt dat deze vooral bedoeld is om de aansprakelijkheid van accountants op dit gebied te verlagen (p. 5, 2013). De European Banking Authority (EBA) sluit zich bij dit standpunt aan en stelt dat dit soort uitspraken de verantwoordelijkheid van de accountant bagatelliseert (p. 4, 2013). Daarnaast is er volgens een aantal organisaties het probleem dat de huidige tekst te

standaard is. Deze bevat, zoals de European Securities and Markets Authority (ESMA) opmerkt, geen entiteit specifieke informatie.

6.2.3 Vergelijking tussen beroepsgroep en stakeholders

Verstrekkers van informatie trekken de verantwoordelijkheid voor de toelichting van de continuïteitsveronderstelling geheel naar zichzelf. Zij vragen de IAASB om deze zaak aan de IASB en FASB over te laten. Gebruikers zien vooral heil in een duale benadering van het probleem, waarbij de IAASB samenwerkt met de IASB en de FASB. Ook de reacties van de accountants wijzen op een duale oplossing. Zij hoeven in dat geval namelijk niet de door hun gevreesde gevoelige informatie te verstrekken in het geval van ‘close calls’ betreffende de continuïteit, maar kunnen verwijzen naar de toelichting van het management.

In hoeverre de verwachtingskloof verkleint op het gebied van continuïteit wordt, op basis van de reacties, mede afhankelijk van de nieuwe IASB en FASB initiatieven. Dit zal de accountant niet vrijwaren van enige verantwoordelijkheid. Een aantal gebruikersgroepen deelt namelijk de zorg dat de huidige tekst uit het voorstel van de IAASB vooral de verantwoordelijkheid van de accountant bagatelliseert.

Ondanks de initiatieven van de IASB en FASB blijft de nieuwe verklaring voorlopig onduidelijk als het gaat om de werkzaamheden die de accountant uitvoert met betrekking tot de continuïteitsveronderstelling. Ook wordt niet expliciet toegelicht welke waarde gehecht kan worden aan die werkzaamheden. Dit is wel van belang, aangezien uit de literatuur blijkt dat sommige gebruikers de verwachting hebben dat een accountant dezelfde analyse uitvoert als een financieel analist zou doen. Bovendien waart de nieuwe tekst volgens gebruikers de accountant niet vrij van verantwoordelijkheid. Een extra toelichting om dit deel van de verwachtingskloof te verkleinen is op zijn plaats.