• No results found

a Bronnen

Het onderzoek naar de commerciële betekenis van Ceilon voor de voc valt uiteen in twee peri-odes. De scheidslijn vormt het tijdvak 1760-1765, de jaren waarin de oorlog met Kandia de fi-nanciën volledig ontregelt. Eerder werd aangegeven dat het veelbewogen tijdvak 1765-1795, de eigenlijke periode van onderzoek, een vergelijkingsbasis vereist van een aantal meer even-wichtige decennia. De jaren 1700-1760 vormen bedoeld referentiekader. Het is een toevallige en complicerende bijkomstigheid dat een belangrijk gedeelte van de kwantitatieve bronnen waar-op dit hoofdstuk berust aan het einde van de jaren vijftig van de eeuw van inhoud en oorsprong verandert. Soms ten voordele van de onderzoeker, soms helaas ook niet. Na het boekjaar 1790/1791 ontbreken belangrijke financiële verslagen.

51 In Colombo ligt veel materiaal dat in Nederland niet beschikbaar is. De serie ‘duplicates and annexes’, al eerder genoemd, bestrijkt de periode 1741 tot 1795 met boeiende ‘toevalligheden’ (SLNA 1/1040-1/1137). Over de lijwaathandel SLNA 1/1107, alle ongepag.

De handige overzichten over langere periodes uit de particuliere archieven van bewindhebbers als Hope, Van der Oudermeulen, Nederburgh en anderen die zich intensief met voorstellen tot ‘redres’ van de noodlijdende Maatschappij bezighouden, bestrijken zelden of nooit de periode 1765-1795. Zij stoppen vrijwel alle om en nabij het jaar 1760. Hoewel deze eigentijdse onder-zoekers door hun relatie tot de voc dezelfde officiële bronnen konden raadplegen als ons thans ter beschikking staan, komt men soms wonderbaarlijke verschillen tegen tussen het cijferma-teriaal uit laatstgenoemde bron en dat uit de overzichten van de ‘heren van het redres’. Een sprekend voorbeeld53: Men mag aannemen dat het aantal geleverde balen kaneel van een zeker boekjaar op een bepaald schrijfkantoor werd genoteerd en in den vervolge gekopieerd. Men vraagt zich af hoe het in dat geval is te verklaren dat voor een aantal boekjaren beide bronnen – de officiële vanwege de voc en de particuliere vanwege de ‘heren van het redres’- exact de-zelfde hoeveelheden noemen, plotseling sterk uiteenlopen (verschillen die beslist niet op schrijffouten berusten) en dan weer kleine onderlinge afwijkingen vertonen. Dit verschijnsel treedt eveneens op bij financiële verslagen; voor een uitvoerig uitgewerkt voorbeeld het begin van hoofdstuk II, de boekhouding.

Van tijd tot tijd moet men beslissingen nemen en onduidelijkheden of onmogelijke deelvragen omzeilen. Te gedetailleerd mag een berekening niet worden. Men roept daarmee alleen maar kritiek op en overtuigt niet54. De vraagsteller moet eigenlijk altijd met een schuin oog naar de bronnen kijken en zich afvragen: wat is haalbaar, wat blijft binnen een aanvaardbare tijdsin-vestering, is de weg naar het antwoord niet al te simpel of niet al te ingewikkeld? De lezer, zelfs de mede-historicus, blijft tenslotte ook maar een consument. De genomen beslissingen worden zo nodig ter plekke, en niet op deze plaats dat wil zeggen vooraf, toegelicht.

Wij beginnen met de periode 1700-1760, het referentiekader. Eerst het ‘commerciële belang’ van Ceilon, daarna het ‘financiële aspect’ en tenslotte de verrekening van beide of de ‘economi-sche betekenis’ van de vestiging. Het is waarschijnlijk niet overbodig de drie begrippen nog even kort voor de geest te brengen. Het ‘commerciële belang’ behandelt de (bruto)opbrengst van de Ceilonse producten op de veilingen in Nederland. Het ‘financiële aspect’ slaat op de uit-gaven en inkomsten op de vestiging in Azië volgens de gegevens op de Korte Vertoning van Staat. De ‘economische betekenis’ becijfert het uiteindelijke voordeel (nadelig was de uitkomst nooit) dat de voc overhoudt aan het gouvernement Ceilon. Niet alle zestig jaar werden bezien. Een goede, representatieve steekproef vormt het (eerder al gebruikte) aantal van zes periodes van elk vier jaar (gescheiden door steeds zeven jaar) dat als periode 1 tot en met 6 wordt aange-geven. Periode 1 bestrijkt de boekjaren 1701/1702 t/m 1704/1705 en periode 6 de boekjaren 1756/1757 t/m 1759/1760. Voor de jaartallen van de tussenliggende vierjarige periodes raadple-ge men de noot55. De eerste vier periodes vallen in de tijd dat de boeken in ‘licht’ of Indisch geld

53 Daartoe Hope 69 (een lijst van geleverde kaneel van 1658/59-1760/61) en de generale jaarverslagen van Colombo naar Batavia (gedateerd einde januari), die eveneens de leveranties noemen. Daar vindt men de overeenkomsten en ziet men de verschillen.

54 Steur, Herstel, berekent uitputtend veel, combineert daarbij op soms discutabele wijze verschillende bronnen teneinde langere reeksen in de tijd te kunnen opstellen. Eigenlijk zou hij ‘school’ hebben moeten maken, want met huidige dataprogramma’s is het cijfermateriaal uit de voc-archieven inte-ressanter te analyseren dan met een rekenmachientje.

55 Voor de volledigheid de periodes: 1e 1701/02 t/m 1704/05; 2e 1712/13 t/m 1715/16, 3e 1723/24 t/m 1726/27, 4e 1734/35 t/m 1737/38, 5e 1745/46 t/m 1748/49 en 6e 1756/57 t/m 1759/60.

worden gehouden, voor de twee laatste periodes geschiedt de verantwoording in het proble-matische en zogenaamde ‘zware’ geld. Het was niet al te lastig naast onze wijze van herbereke-ning van het Indische tot het ‘zware’ Nederlandse geld de opvattingen dienaangaande te stel-len van de voc, De Korte en Steur enerzijds en die van Jacobs anderzijds. Dit hoofdstuk gaat hier in de vorm van een appendix nader op in.

Commercieel belang Ceilon

Wij gaan thans na welke hoeveelheden kaneel, textiel, cardamom, peper en koffie tussen 1700 en 1760 van Ceilon naar Nederland worden verscheept, wat de factuurwaarde daarvan is en hoeveel deze producten bijdragen aan de totale opbrengsten op de veilingen in Patria. De opmerkingen over de factuurwaarde en de kostprijs van de producten voor de Compagnie hierboven uitvoerig gedaan, zijn een ‘pro memorie’; het onderstaande gaat uit van wat de bronnen meedelen. Voor de meeste producten zijn de zes periodes aangehouden, maar voor kaneel kunnen we, dankzij enkele seriële bronnen56, eenvoudig het hele tijdperk van zestig jaar bestrijken.

b Kaneel

Tussen 1700 en 1760 verscheept de voc vanaf Ceilon naar elders een moeilijk voorstelbare hoe-veelheid van 36.700.000 pond kaneel. Teruggerekend naar balen of fardelen van 80 pond elk, komt men tot 459.000 eenheden. Naar Nederland gaat 71,3% van het totaal, naar Batavia 27,3% en een aantal kantoren in India ontvangt de resterende 1,4%. De kaste der chalia’s schilt en le-vert in die periode 466.000 balen, zodat 98,5% van de ontvangen kaneel wordt geëxporteerd. De bijna 7.000 balen die op het eiland achterblijven zullen voor eigen gebruik, als geschenk aan bijvoorbeeld de sultan van de Maladiven en in de onbetekenende handel binnen het gouverne-ment zelf zijn gebruikt. Kaneelsmokkel is een halsmisdaad; er zijn geen aanwijzingen dat het misdrijf vaak voorkomt57. Over terechtstellingen ben ik in de jaren na 1765 geen opmerkingen tegengekomen. Gedurende zestig jaar verkoopt de voc op haar veilingen in Patria 339.000 ba-len. Het verlies of de spillagie mag men op 8% stellen en mogelijk wordt – het betreft een ge-voelsmatige schatting, bronnen zijn er niet voor – nog eens 2% van de kaneel door de vader-landse keurmeesters afgewezen, waarmee – van de kant van de verkoop op de veilingen bezien – de aanvoer op minimaal 377.000 balen moet liggen.

Van de totaal verscheepte kwantiteit gaat 71,3% naar Nederland, dat wil zeggen slechts 327.000 fardelen. Men mist dus een aanvoer van 50.000 balen of 4 miljoen pond. We moeten daarom aannemen dat Ceilon ook via Batavia de Nederlandse veilingen van reukbast heeft voorzien.

56 Hope 69 (fol. 208-211) en Hope 95 (losliggend). De eerste bron noemt de hoeveelheden die geschild en geleverd werden, de tweede de geveilde kwantiteiten tussen 1693 en 1770.

57 Een ‘kwaad waar in veele jaren niets merkelijks vernomen heeft’ zo notuleert de Raad in 1777, maar zij wil dit wel ‘in geboorte smoren’ wanneer een mahadoerea (een hoofd van de chalia’s) met drie pin-go’s wordt betrapt. De man wordt tot 25 jaar aan de gemene werken veroordeeld. In de dertig jaar van 1765 tot 1795 raken een paar balen ‘zoek’ tussen Matare en Galle, hetzelfde gebeurt tussen Galle en Batavia. Twee maal wordt in een schip naar de Maladiven een flinke hoeveelheid kaneel gevonden (één maal zelfs 180 pond, dus meer dan twee balen) en in 1787 spreken de resoluties van een proces ‘op suspectie’ van smokkel, alle gevallen lijken met een sisser af te lopen; naar de reden waarvan men alleen kan gissen. De doodstraf werd in deze periode nimmer zelfs maar genoemd.

Batavia ‘eischt’ elk jaar tussen de 1.000 en 2.000 balen kaneel voor de handel met Manila en voor eigen gebruik. Tot diep in de jaren dertig exporteert Ceilon veel meer dan deze beperkte hoeveelheden naar Batavia en pas later valt de uitvoer terug op het niveau van wat de Manila-handel en eigen gebruik vereisen. Een bepaalde hoeveelheid kaneel maakt op deze wijze een wonderlijke omzwerving. Spanje koopt op de veilingen in de Republiek veel kaneel voor haar Zuid-Amerikaanse koloniën, met name Mexico. Van Ceilon naar Batavia, dan naar Nederland, vervolgens naar Spanje en vandaar naar Mexico. Een hele omzwerving! Via Manila heeft kaneel van dezelfde oogst Mexico vermoedelijk een paar jaar eerder bereikt. In de periode na 1765 zijn Spanje en Italië de grootste afnemers van kaneel58.

We komen nu tot de berekening van het aandeel van de kaneel in de totale bruto opbrengsten op de veilingen in de Republiek. Het heeft geen zin de verschepingen uit Ceilon naar Neder-land te gebruiken voor de tabel: er arriveert immers ook kaneel via Batavia59. Factuurprijzen noemen heeft evenmin nut, daar die bedragen geen relatie tot de werkelijke kosten hebben. Men ziet achtereenvolgens: het aantal verkochte ponden en de opbrengst in guldens (Neder-lands geld) van de kaneel, de totaalopbrengst van alle verhandelde goederen op de aucties in Nederland en het procentuele aandeel van de kaneel in de veilingopbrengsten. De getallen ver-tegenwoordigen het totaal van vier jaar. Er is uitgegaan van het Ceilonse boekjaar, hetgeen in-houdt dat het retour van 1701/1702 (het eerste jaar van de eerste vierjarige periode) correspon-deert met het boekjaar in Nederland dat, anders dan in Azië, op 31 mei 1704 wordt afgesloten (tabel 4)60.

De reden van de enorme toename van het aandeel van de kaneel in de opbrengsten op de vei-lingen ligt in een prijsstijging die plotseling begint met het drietal jaren 1751, 1752 en 1753. Schommelt de verkoopprijs vanaf 1700 rond de 50 stuiver het pond, in 1751 verkoopt de voc voor 571/2, het jaar daarop voor 781/8en in 1753 voor 12113/16stuiver het pond. Vanaf laatstge-noemd jaar behaalt men voortdurend prijzen tussen de 95 en 128 stuiver, met een gemiddelde van ongeveer 115. De hoeveelheden verhandelde kaneel nemen af na een piek tijdens de 3e, 4e en 5e periode, dat wil zeggen na ongeveer 1750. Men krijgt de indruk van een goed doordachte handelspolitiek met de componenten vraag, aanbod en prijs. De voc verkoopt de kaneel op haar eigen veilingen. De prijs op de Beurs van Amsterdam ligt gewoonlijk circa 10% hoger.

58 Tussen het aanstaande vertrek van een Spaanse vloot naar Vera Cruz en de bedrijvigheid in de kaneel-handel constateren Heeren xvii een verband. Over de contacten met Italië geen bijzonderheden. 59 Totaal verzonden: 458.696 pond. Naar Nederland 327.255, naar Batavia 125.399 en naar elders in Azië

6.042 pond. Opmerkelijk is dat tot het begin van de jaren dertig de hoeveelheden naar Batavia ver-scheept rond de helft uitmaken van die naar Nederland (6.000/7.000 pond gewoonlijk). Een tiental jaren in het begin van de eeuw ontvangt Batavia zelfs meer kaneel dan Patria. Na 1735 nemen de kwantiteiten bestemd voor de hoofdplaats af tot circa 1.000/1.200 pond per jaar (bron Hope 69). 60 Uit bijlagen 1 en 9 in De Korte zou men de gedachte kunnen opdoen dat het Aziatische retour 1701/02

correspondeert met het door hem aangeduide retour 1701/02. De datum van de ‘notulen i/z retouren’ toont duidelijk aan dat onmogelijk alle artikelen van het Ceilonse retour op dat tijdstip kunnen zijn ontvangen. Er is uitgegaan van de redenering dat tijdens het boekjaar 1701/02 al een gedeelte van het retour (kaneel, lijwaat) naar het vaderland wordt verscheept. Aankomst van dat gedeelte herfst 1702, geveild tot en met voorjaar 1703 en in de boekhouding die ultimo mei wordt afgesloten, verwerkt.

c Lijwaat

Het aandeel van de Overwalse lijwaten en het katoengaren in de opbrengsten op de veilingen is lastiger te bepalen. Terwijl wij bijna op de cent nauwkeurig (aangenomen dat de bronnen be-trouwbaar zijn) het aandeel van de kaneel kunnen berekenen, is de bijdrage van de katoenen stoffen en garens niet meer dan bij ruwe benadering te geven. Bij de kaneel konden wij uit gaan van de Nederlandse gegevens; bij de overige producten moeten wij een schatting maken op ba-sis van de Ceilonse bronnen. Wij weten dat de factuurwaarde van het lijwaat om en nabij de re-ële inkoopprijs vertegenwoordigt. Op de rendementen staat het winstpercentage per variëteit. Verkochte hoeveelheden worden helaas niet genoemd. We kunnen proberen een globaal winst-percentage vast te stellen teneinde dat op de gehele verscheepte partij textiel toe te passen. Een percentage van 60 lijkt ons verdedigbaar. In de tijd dat Van Angelbeek als Opperhoofd de Over-wal bestuurt, komt een enkele maal een winst voor van 100%. Bij 50% winst krijgen, vanaf 1772, de bedienden een premie hetgeen hen aardige extra-inkomsten oplevert. Tenslotte noemt een ‘Calculatie van het Product der Jaarlijksche Retouren’ uit 179562eveneens 60 als het te ver-wachten percentage voor het textiel. Hoewel de ramingen op de jaren na 1765 betrekking heb-ben, passen wij de 60%-norm, bij gebrek aan beter, ook toe op de verkopingen van de jaren 1700-1760.

Het aantal doeken dat per vierjarige periode naar Nederland wordt verstuurd is bekend. Ge-durende de eerste drie periodes zijn dat circa 250.000 pc (pieces, een Portugese term) jaarlijks. Dit aantal halveert tijdens de vierde en vijfde periode, dus vanaf het midden van de jaren der-tig. De handel trekt weer aan tot 180.000 doeken aan het einde van de jaren vijftig, dat wil zeg-gen in de zesde periode. De sterke daling van de jaren dertig lijkt te maken te hebben met een kwaliteitsprobleem. Het Overwalse katoengaren verschijnt pas in de 2e periode. De

hoeveel-61 Bron voor de eerste en tweede kolom Hope 69; voor de derde kolom bijlage 9 uit De Korte. 62 voc 4770, te vinden onder No 20, Litt. B.

Tabel 4 Kaneel: verscheping naar Nederland, opbrengst en procentueel aandeel (1700-1760)61

periode geveild in ponden opbrengst opbrengst alle ver- aandeel kaneel handelde goederen 1e 1.110.000 2.813.593 55.844.654 5,0% 2e 1.475.000 3.809.000 64.842.582 5,9% 3e 1.971.000 5.009.075 79.585.455 6,3% 4e 2.250.000 5.346.000 66.958.921 8,0% 5e 2.000.000 5.316.562 69.857.441 7,6% 6e 1.750.000 9.874.375 74.886.349 13,2%

heid daarvan verdubbelt in de derde periode en blijft dan constant op circa 70.000 tot 80.000 pond per vier jaar. Het lijwaat voor Nederland komt voornamelijk van de Overwal, maar ook Jaffna (met katoen uit het koninkrijk Kandia) levert van tijd tot tijd een bijdrage aan het totaal, echter met niet meer dan enkele procenten. Het katoengaren is meegerekend in het bedrag aan verscheept en verkocht textiel.

De bedragen op tabel 5 vertegenwoordigen het totaal van de vier jaar waaruit elk van de zes pe-riodes bestaat. Achtereenvolgens vindt men: de factuurwaarde, aangegeven door het woord ‘verscheping’, gevolgd door de omrekening naar Nederlands geld, het aantal stuks en ponden, de verkoopprijs, dat wil zeggen de naar Nederlands geld omgerekende factuurprijs met een op-slag van 60% als winstpercentage. Daarna ziet men het totaalbedrag der verhandelde goederen op de veilingen in Nederland en het aandeel van de textiel in de totale opbrengsten. De totale veilingopbrengsten zijn uiteraard en om dezelfde reden, dezelfde als op tabel 4. De pieces noe-men de aantallen doeken van zeer uiteenlopende grootte. Omdat ‘guinees’ en ‘salmpoeries’ ver-re overheersen in een onderling vrij constante verhouding, geven de aantallen enige indicatie (tabel 5).

Tabel 5 Overwals textiel: verscheping naar Nederland, opbrengst en procentueel aandeel (1700-1760) periode verscheping lijwaat garen opbrengst totale veiling- aandeel

‘Indisch’ ‘Nederlands’ pieces ponden ‘Nederlands’ opbrengsten in %

1e 1.440.316 1.152.252 240.980 geen 1.843.604 55.844.654 3,3% 2e 1.245.421 996.336 258.884 42.800 1.594.138 64.842.584 2,5% 3e 1.725.244 1.380.660 266.406 69.900 2.209.057 79.585.455 2,8% 4e 1.173.048 938.438 148.340 79.500 1.501.501 66.958.921 2,2% 5e 821.142 797.443 107.960 93.000 1.275.908 69.857.441 1,8% 6e 1.261.071 1.133.640 176.617 78.200 1.813.824 74.886.349 2,4%

Het is thans de eerste maal dat cijfermateriaal uit de drie verschillende ‘geld periodes’ – Indisch ‘licht’ en Indisch ‘zwaar’ (of Nederlands!) en Nederlands – naar elkaar moeten worden omgere-kend. Met dien verstande dat pas in 1768/1769 een nieuwe aanpassing plaats vindt, maar met de effecten van die tweede evaluatie moet men nu al rekening houden. Aan het einde van dit hoofdstuk wordt uitvoerig op de methodes ingegaan. Thans volstaat een vergelijking van de percentages uit tabel 5 volgens de drie manieren. Het eerste percentage (A) is volgens mijn sug-gestie (ontwikkeld einde dit hoofdstuk), het tweede (B) volgt de voc boekhouding (en wordt overgenomen door De Korte en Steur) en het derde percentage (C) vertegenwoordigt de me-thode die Jacobs heeft voorgesteld (tabel 6). Zie de appendix aan het einde van dit hoofdstuk.

Tabel 6 Overwals textiel: bijdrage aan de opbrengst in Nederland, drie berekeningen (1700-1760)

A B C A B C A B C

1e 3,3 2,7 3,3 3e 2,8 2,3 2,8 5e 1,8 1,5 1,5

2e 2,3 1,9 2,3 4e 2,3 1,9 2,3 6e 2,4 2,2 2,2

Gezien de geringe verschillen is het zinloos deze tijdrovende drie berekeningswijzen overal door te voeren en met elkaar te vergelijken. Toch is het niet zonder belang zich voor ogen te houden dat een getal, behalve onbetrouwbaar, ook discutabel kan zijn. De onuitputtelijke bron van informatie die de voc archieven in dit opzicht vormen, verdient die aandacht. De context zal moeten beslissen of het de moeite waard is de daartoe nodige tijd te investeren.

d Cardamom, peper en koffie

De in het begin van de eeuw vrijwel te verwaarlozen handelsproducten cardamom, peper en kof-fie bereiken in de vijfde en zesde periode, dankzij exceptioneel grote verschepingen vergeleken met de voorgaande decennia, een aandeel van boven de 0,1% in de veilingopbrengsten. Alle in-spanningen uit het begin van de eeuw om de bevolking voor de aanplant van koffie en peper te interesseren, leverde dus in relatie tot de veilingen in Nederland niets op. Het aantal ponden dat de schepen naar Nederland vervoeren is bekend. Het verlies, de spillagie, wordt geschat op circa 10% bij elk van de drie producten. De prijzen van peper en koffie op de veilingen staan niet naar origine gespecificeerd in de bron die wij hier gebruiken63. Op de Beurs van Amsterdam64lijkt de Ceilonse koffie minder gewild dan de Javaanse, gezien het prijsverschil tussen beide. De hoe-veelheden geven het totaal van vier jaar. Alle geld is Nederlands en betreft guldens (tabel 7). e Samenvatting bijdrage drie groepen van producten

De drie groepen van exportproducten samengevoegd geven het volgende resultaat. Kaneel, lij-waten, cardamom, peper en koffie maken in het begin van de eeuw 8,3% uit van de totale in-komsten op de veilingen in Nederland. Zestig jaar later is het aandeel van de Ceilonse handels-artikelen 16,4%. Een zesde deel van de inkomsten van de voc zijn verbonden met het bezit van het gouvernement Ceilon. Percentages, gevolgd door absolute bedragen, dus van de totalen van de tabellen 4, 5 en 7 (tabel 8).

De achterliggende reden van het toenemende economische belang van het eiland is simpel: een enorme stijging van de verkoopprijs van het monopolieproduct kaneel sinds het begin van de jaren vijftig. De aanvoer van lijwaten blijft op hetzelfde niveau en de producten van gering be-lang, zoals peper, koffie en cardamom, spelen nauwelijks een rol op de veilingen in Patria. Een

63 voc 4593 en 4594 geven de verkochte hoeveelheden en de opbrengsten van peper, koffie en carda-mom naar origine ongespecificeerd. De facturen die Colombo met de retourschepen naar Nederland verzendt, zijn gebruikt om een indruk te verkrijgen van de kwantiteiten die Ceilon bijdraagt aan de veilingopbrengsten van de drie producten.

64 De voc verkoopt de handelswaar op haar veilingen en vanuit haar pakhuizen. Op de Beurs verkopen kooplieden de eerdere aankopen bij de Compagnie door en (meestal) en détail.

monopolie lijkt voordeel op te leveren. In het volgende gedeelte komt aan de orde hoeveel de handhaving van dat monopolie de voc kost.

Financieel belang Ceilon

f Verlies of winst volgens de Korte Vertoning van Staat

De Korte Vertoning van Staat vertoont de jaarlijkse inkomsten en uitgaven van het gouverne-ment Ceilon naar een aantal hoofdposten gespecificeerd. Door een verandering van opzet van