• No results found

a Notitie

In het midden van de eeuw ontstaat in de correspondentie met Patria geleidelijk een vaste vorm van notitie van de assignatie. Heeren xvii zien het aantal pagoden, later de ducaten, ropijen en dukatonnen, dat de teller stort, de (Nederlandse) koers in stuivers per muntsoort wordt ver-meld, evenals het percentage rabat en tenslotte vinden wij het bedrag – in guldens – dat aan de ontvanger in Europa wordt uitgekeerd37. Een voorbeeld uit 1789 teneinde te illustreren in hoe-verre de assignatie kan worden gebruikt in het onderzoek naar de geldsbron van de teller38.

(gestort worden:) 991 33/80 ps. goede wigtige Nederlandsche zilveren gecartelde dukatons à taggentig stuivers ider door den opperkoopman en dessave de Ed. Cornelis de Cock en den koopman en secretaris van politie de Ed. Martinus Mekern om in het vaderlant naar af-trek van 10 10/39 [10,25%] pro centos rabat aan de Heeren Dekker en Van der Aa, kooplieden in wijnen tot Haarlem, gemagtigden ofte erven, weder uitgekeert en voldaan te werden met f 4.50039

Wij vinden de zender met zijn rang en functie, de ontvanger met beroep en woonplaats, soms zelfs zijn adres. Lastig is te beslissen waarom twee zenders in de transactie staan vermeld, lastig ook met zekerheid te besluiten of de twee (soms meer) ontvangers ‘in compagnie’ werken of dat het over twee individuele kooplieden gaat die elk hun deel – maar welk deel? – van de assigna-tie zullen opeisen. Hetzelfde geldt voor de zender. Wie van de twee beschikt over het meeste geld, werd de een als dekmantel voor de ander gebruikt of waren beide vaak hooggekwalifi-ceerde bedienden samen substituut voor een derde persoon? En gebruikte laatstgenoemde per-soon misschien een vertrouwd handelskantoor en twee gerespecteerde voc-functionarissen – tegen betaling, uiteraard – om van de bevolking afgeperste sommen geld als pensioenvoorzie-ning naar het lieve vaderland te sturen40? We zullen het waarschijnlijk nooit te weten komen en indien één specifiek geval – dat verborgen had moeten blijven – bij toeval toch opduikt, in hoeverre is die ontdekking bruikbaar voor de interpretatie van de overige gevallen?

37 Vanaf 1755 zijn over de Ceilonse assignaties ook de uitkerings-boeken aanwezig (een aantal banden uit de serie voc 7050-7063). Men ‘trekt’ op de Vergadering van Zeventienen die de verplichting van elk van de zes Kamers bepaalt: Amsterdam de helft, Middelburg een kwart, de overige Kamers een zestiende. In de boeken staat aangegeven op welke datum de assignatie werd uitbetaald. In de missieves van Ceilon ‘trekt’ de zender ook op de ontvanger, zodat het werkwoord twee lagen van betekenis schijnt te hebben, een vreemde zaak want er wordt getrokken op degene die in eerste in-stantie moet betalen.

38 Het voorbeeld werd samengesteld uit een paar assignaties uit hetzelfde jaar teneinde een aantal karakteristieke kenmerken samen te brengen. Met ‘pc’ wordt bedoelt ‘pieces’ of stuks, het woord is Portugees van origine.

39 In veelvoorkomende combinaties heb ik tot het teken ‘&’ besloten, wat een compagnonschap sug-gereert.

In het voorbeeld suggereert de bewoording van de assignatie dat beide dienaren op Ceilon voor een gelijkwaardig aandeel – degene met de hoogste functie staat altijd voorop – van de firma Dekker & Van der Aa te Haarlem handelsartikelen hebben ontvangen. Deze conclusie, juist of niet, moet noodgedwongen worden gevolgd. Toch dient men zich bewust te zijn dat het anders in elkaar kan zitten dan de assignatie suggereert. Talloos is het aantal vragen dat men zich kan stellen, definitieve antwoorden zijn in veel gevallen niet te verwachten. De combinatie van twee, drie, soms zelfs meer namen onder de titel zender of ontvanger, heeft consequenties voor de berekening van het totaalbedrag dat aan één naam moet worden toegekend. De keuze kon nauwelijks anders zijn: ieder eenzelfde part.

Een analyse van de groep ontvangers leidt tot inzicht in het doel van de transactie; een onderzoek naar de zender kan ons op het spoor brengen van een mogelijke bron van de financiële middelen. In gevallen waar het uit Nederland aangevoerde handelsartikelen betreft, genereert het doel als het ware de bron. Wie assignaties verstuurt voor bedragen beduidend hoger dan salaris plus emolumenten, heeft vrijwel zeker vrije verdiensten boven zijn reguliere inkomsten. Een uitzondering geldt mogelijkerwijs voor gouverneur Van de Graaff die zich, volstrekt legaal, steeds aantrekkelijker neveninkomsten liet toebe-delen41.

b Verdeling en onderverdeling, bedragen en percentages

Niet alleen dienaren van de voc, ook buitenstaanders maken gebruik van de mogelijkheid geld per assignatie naar Europa te zenden. In de literatuur is aandacht besteed aan de over-boekingen van gelden naar Europa door Engelse compagniesfunctionarissen42. Via Colombo omzeilen laatstgenoemden, met Madras en andere Zuid-Indiase vestigingen als standplaats, de reglementen van de eigen werkgever43. Na de Engelse Oorlog huurt de voc Franse, Zwit-serse en Duitse regimenten om de verdediging van het gebied in Azië te versterken. De bevel-hebbers (en enkele officieren) van deze korpsen storten enorme bedragen, die hier niet nader worden geanalyseerd44. Gedurende 95 jaar (1700-1795) werd ruim twaalf miljoen (f 12.151.534 over 2.939 assignaties, om precies te zijn) in kas geteld. De hoogte van de afzonderlijke assig-naties varieert enorm en ligt tussen de f 10 en f 187.392, terwijl 20.000, in uitzonderlijke geval-len 30.000, voor Heeren xvii de bovengrens was. Allerlei ordeningen zijn te maken, een tien-tal volgt hieronder.

Ondanks de schijn van exactheid dient men de cijfers uit de tabellen en de daarop gebaseerde conclusies als een benadering van de werkelijkheid te zien. Afhankelijk van aannames en

ver-41 Over de bedienden vóór 1765/66 weet ik te weinig om aanwijzingen tot meer dan vermoedens uit te breiden. Van de Graaffs emolumenten zijn in die zin legaal dat het besluit in Rade van Ceilon werd genomen en niet door Batavia of Heeren xvii vernietigd. In hoofdstuk II kwam de gouver-neur al ter sprake in verband met de arecanoothandel. Ieder wist er dus van, maar de zelfverrijking van een topfunctionaris in een tijd van crisis staat weinig elegant. Dat de geschiedenis zich soms herhaalt moge uit dit voorbeeld blijken. Van de Graaff is als gouverneur een matige storter, enkele van zijn collega’s versturen vier maal zoveel.

42 Lequin, Personeel ... Compagnie, onder andere 154 en 155. 43 Gaastra, British Capital.

44 Handelshuizen in Middelburg zijn voor het regiment De Meuron de partners. Veel gaat ook naar de eigenaar van het regiment Pierre Frédéric de Meuron. Zie De Meuron, Régiment Meuron.

onderstellingen die niet zijn te bewijzen en die onmogelijk hier kunnen worden verantwoord. Dubbeltellingen waren niet altijd te vermijden. Wat rekenkundig klopt, doet dat soms alleen uit esthetisch oogpunt (tabel 43).

Tabel 43 voc-bedienden, regimenten en Engelse Compagniesdienaren als storter van assignaties gemiddeld

1 voc-dienaren45 2.845 assignaties 11.069.914 (91,1%) 3.890

2 Regimenten: 90 assignaties 934.373 (7,7%)

De Meuron — 83 assignaties — 514.897 6.203

Württemberg — 4 assignaties — 369.970

Luxemburg — 3 assignaties — 49.506 (in livres)

3 Dienaren Engelse

compagnie46 4 assignaties 147.247 (1,2%) (in sterpagoden)47

__ _____ ___

2.939 assignaties 12.151.534 (100%)

Gedurende de laatste dertig jaar van de aanwezigheid van de voc op Ceilon (1765-1795) wordt meer dan acht miljoen (67,7% van het totaal van 12 miljoen) per assignatie naar Nederland ver-zonden. In de jaren 1756 tot 1765 verstuurt het eiland anderhalf miljoen (12,9%) en van 1700 tot 1755 ruim twee miljoen gulden (9,4%). Een enorme toename.

In geval van overschrijding van het toegestane totaalbedrag aan assignaties hanteert Colombo – althans zegt dat te doen – een volgorde van preferentie. Over een limiet wordt pas in 1765 ge-sproken. Voordien zou men van een evenwicht tussen behoefte (op het eiland gevoeld) en haal-baarheid (voor de voc in Nederland) kunnen spreken. Bij de selectie gaat men uit van deze volgorde: 1) onderhoud nooddruftige familieleden 2) weeskamer 3) repatriërende dienaren en scheepsofficieren 4) ‘aan geringe posten tot het ontbieden van kleenigheden in de

huijshou-45 Inclusief de binnen de sfeer van de Compagnie levende personen en instellingen, de vrijburgers, de weeskamer etc.

46 Colombo informeert Patria dat – hoewel tegen de orders – ‘wissels van vreemdelingen hier niet op naam komen te staan’; zou men dit toch willen dan komt ‘niets binnen’ (voc 3749, missieve Col – Patria, d.d. 12/11/1787, fol. 25).

47 De sterpagode wordt met 4 tot 5% opgeld tegen de Nagapatnamse of Tutucorijnse pagode inge-wisseld. De drie munten staan bij de Compagnie voor 83 stuiver Nederlands (of 101 stuiver Indisch) in de boeken. Het verschil tussen de Portonovose- en de sterpagode loopt in de praktijk op tot 15%. De voc maakt officieel geen onderscheid tussen de verschillende soorten pagodes. Pachtpennin-gen in Portonovosche pagoden gestort zijn echter aan 8% agio onderhevig (situatie vanaf 1765 tot de Engelse oorlog) en dit is een voorbeeld van – overigens zeer begrijpelijke – inconsequente mo-netaire politiek.

dinge’48. In de latere jaren van de eeuw deponeert de storter zijn geld veelvuldig bij de Com-pagnie tegen rente of tegen een andere gunst tot het daaropvolgende jaar. De eerste groep tel-lers – de voc dienaren (en hen die binnen de sfeer van de Compagnie) worden naar groep van preferentie bezien (tabel 44).

Tabel 44 Vier groepen van preferentie bij het storten van assignaties

1 naar familieleden 284 assignaties 1.003.669 (9,0%) gemiddeld 3.534

2 weesmeesteren/diakonen/

curator ad lites 69 ,, 533.711 (4,8%) ,, 7.735

3 repatriërende dienaren, 151 ,, 1.603.009 (14,5%) ,, 10.616

scheepsofficieren 409 ,, 2.012.635 (18,2%) ,, 4.920

__ _–___ ___ ___

tussentelling 913 assignaties 5.153.024 (46,5%) gemiddeld 5.644

4 het overblijvende, de ‘kleenigheden’ 1.932 assignaties 5.916.890 (53,5%) gemiddeld 3.062

__– ____– ___ –__

totaal 2.845 assignaties 11.069.914 (100%) gemiddeld 3.891

c De ‘kleenigheden’ en de scheepsofficieren

Het overblijvende bedrag van bijna zes miljoen gulden (de ‘geringe posten bestemd voor ... kleenigheden’) valt in twee subgroepen uiteen. Een bedrag van bijna vijf miljoen en één van iets meer dan een miljoen. De eerste subgroep kunnen wij direct in verband brengen met dui-delijk als zodanig op de assignatie genoemde kooplieden en/of handelshuizen. Wat verborgen ligt achter de voorgevel van het handelshuis, het zij herhaald, weten wij niet49. Het overschie-tende miljoen is wegens gebrek aan gegevens nergens onder te brengen, maar de context van de naam van de begunstigde suggereert in een aantal gevallen eenzelfde commerciële relatie. Vijf miljoen is dus een ondergrens voor de bedragen die met handelshuizen en dus waar-schijnlijk met handelsbetrekkingen te maken hebben.

De ‘kleenigheden’ (die vijf miljoen gulden) nemen ruim veertig procent van alle transacties (12 miljoen) voor hun rekening. De groep ‘kleenigheden’ in de zin van handelscontacten blijft echter niet tot dit bedrag beperkt. Scheepsofficieren kopen en verkopen voor eigen rekening binnen de Oost, wat als een vorm van intra-Aziatische handel valt te beschouwen. Rijst en

48 voc 3199, missieve van Colombo naar Patria, d.d. 13/11/1767, fol. 10-46.

49 Slechts vier keer werd een handelshuis genoemd als ‘doorgeefluik’ naar een, meestal moeilijk be-reikbaar persoon. Te zenden ‘naar Hessenland’, ‘naar Düsseldorf’, ‘naar Pruisisch Holland’ luidt in die vier gevallen de opdracht aan de koopman. Het feit wordt dus vermeld, indien van toepassing. Later in dit hoofdstuk wordt verondersteld dat een vijftigtal handelshuizen de particuliere han-delscontacten tussen Nederland en de Oost domineren: hebben zij zich ‘bij hun leest’ gehouden of traden zij ook op als bankier/spaarbank?

scheepsbehoeften zijn de artikelen die de Compagnie (op Ceilon) van hen overneemt. De gezagvoerder en de scheepsofficieren gebruiken een zeker deel van het schip voor eigen han-delsactiviteiten onder de naam van ‘gepermitteerde lasten’50. Conradi, een belangrijk dienaar-handelaar, deelt mee dat veel schippers geld leenden van kooplieden te Amsterdam. Voor rds. 50 de last koopt gouverneur Falck in januari 1766 van schipper en officieren van de schepen

Damzicht en Lijmuiden de hun toegestane scheepsruimte. Vanaf 1767 zijn de schepelingen

vol-ledig vrij in arak en suiker te handelen, mits ‘betalende de tollen’. Vervoer van lijwaten naar Batavia in een Portugees schip – hetgeen dessave Billing kennelijk als verbod was ontgaan – zou tolheffing lastiger hebben gemaakt. Men kan zich voorstellen dat de officieren onver-saagd doende waren de grenzen van het toelaatbare af te tasten. Van de koop- en verkoop wordt duidelijk gezegd: ‘aan vreemden of aan ingezetenen’. Terwijl de Engelse country trader zorg draagt voor het eigen schip, onderhoudt de voc de vaartuigen waarmee haar dienaren extra inkomsten vergaren. Bovendien staat Batavia de kantoren in Azië expliciet toe alle gewenste scheepsvoorzieningen te verstrekken aan onder Nederlandse vlag varende particu-liere schepen51. De schepen waren in aanzienlijke hoeveelheden beschikbaar. De dienstrege-ling en de frequentie van de voc scheepvaart binnen Azië zal door deze vrijheden ongetwij-feld zijn aangepast aan de particuliere behoeften. Colombo spreekt in die jaren terecht van een ‘aanmoediging van de vrije vaart’. Na 1760, zo zou men (iets gechargeerd) kunnen zeggen viste de voc op haar eigen wijze de handschoen op die door Engelse, Franse en overige coun-try-traders in de Aziatische wateren was geworpen. De voortdurende veranderingen in de ver-ordeningen terzake in de jaren vijftig, zestig en zeventig zou men als het zoeken naar een nieuw evenwicht kunnen beschouwen in de relatie Compagnie, dienaar en – verlokkende – omstandigheden.

De overboekingen vanwege schepelingen (twee miljoen) hebben vrijwel zeker voor een gedeel-te met de intra-Aziatische handelsactivigedeel-teigedeel-ten gedeel-te maken, daarnaast moegedeel-ten de goederen die door hen op persoonlijke titel meegenomen werden uit de Republiek niet worden vergeten. Het aandeel van de ‘kleenigheden’ en daarmee van het gedeelte van de assignaties die als het ware buiten Ceilon hun geldsbron hebben, neemt daarmee toe tot ver boven de vijftig procent. Adressant van de scheepsofficier is niet zelden de echtgenote in Nederland. In 15% van de

ge-50 Reglement van 18/6/1734, vele malen nadien geamplificeerd, tenslotte avertissement van 1/2/1760 (gevonden in SLNA 1/1059, ongepag.). Uitdrukkelijk wordt gesproken over ‘in Indien varende’. Een schip van 150 voeten permitteert de schipper 8 lasten, de overige officieren 10 en, hoogst interes-sant, de equipagemeesters in Batavia 6 lasten, terwijl de autoriteiten van het kantoor waarheen het schip na Batavia heen reist 2 lasten of pakken wordt gegund. Dit soort bepalingen wijst op perma-nente handelscontacten, op bestellingen over en weer, op grote regelmaat. Al deze privileges waren uiteraard ook voor de hoogst biedende beschikbaar.

51 Zie: advertentie Batavia d.d. 22/9/67 en de reglementen van 8/5/1764, 3/12/1771, 13/5/1774 en van 6/10/1778. In 1792 trekt de Compagnie zich geheel terug uit de Indische handel, o.a. in lijwaten, in de westerkwartieren. (19/6/1792 besluit Raad van Indië). Nierstrasz, Reguleren, komt tot hetzelfde soort conclusies op basis van de particuliere handel vanaf de Coromandel, met het accent op de pe-riode van vóór 1760. De auteur onderscheidt twee ontwikkelingslijnen. De eerste, beginnend met Jan Pietersz. Coen, die tegen de superieuren uit het land van het mare librum in, de particuliere vaart in grote mate wilde vrijgeven. Pijl (gouverneur op Ceilon circa 1685), Van Imhoff, Mossel en opvolgers spelen hierbij een belangrijke rol. Een tweede lijn is de opkomende country-trade die ten-slotte de verhoudingen in Azië blijvend zal veranderen. Alle verboden en preken tegen het kwaad van die particuliere negotie liepen tegen de natuurlijke ontwikkeling in.

vallen is zij de enig-begunstigde en in 10% wordt zij genoemd in combinatie met een handels-huis. In een kwart van de gevallen betrekken scheepsofficieren daarmee hun vrouw in de han-delsactiviteiten. Het valt op dat de scheepsbemanning die assignaten naar Nederland ver-stuurt, dit geheel alleen doet, op drie uitzonderingen na. De bedragen die zij versturen behoren tot de hoogste gemiddelden (tabel 44).

De artikelen aangevoerd uit Nederland worden door de dienaar op eigen risico besteld of in consignatie ontvangen voor een handelshuis. Na verkoop volgt vereffening per assignatie. Daartoe gerechtigde opvarenden stellen voor transport hun gepermitteerde ‘kisten en kassen’ in Nederland ter beschikking. Op het moment dat Heeren xvii begin jaren negentig expliciet voorschrijven de assignatie voor de helft in goud en/of zilver te storten – terwijl de betalingen tussen Compagnie en onderdanen en tussen laatstgenoemden onderling op Ceilon uitsluitend in koper- en papiergeld geschiedt – komt de handel met het vaderland op een veel lager niveau te staan. Er worden nog steeds assignaties door voc-dienaren verstuurd, maar in de latere ja-ren overheersen de transacties van de regimenten. Een poging van oud-onderkoopman Conra-di toestemming te verkrijgen om (particuliere) lijwaten de rol van assignatie te laten spelen, mislukt. Ter verklaring deelt Conradi mee dat de order half goud/zilver en half papier/koper hem een verlies van 37% oplevert. In de zes, zeven jaar (1785-1792) dat de tussenpersoon op Cei-lon zijn principaal in Nederland met – naar nauwelijks anders mogelijk is , zoals boven be-toogd – ‘koperen’ en ‘papieren’ assignaties betaalt, keert de voc in Nederland uit in volwaardig zilver- en goudgeld. Enorme bedragen – volstrekt legaal, want door Colombo op deze wijze ge-accepteerd – moeten aldus zijn verdiend op kosten van de Compagie. Het is namelijk niet voor te stellen dat de goederen uit Nederland aangevoerd en op Ceilon met kredietbrieven betaald, zonder agio werden verkocht. Dit agio kwam terecht bij de commissionair of representant van de Nederlandse handelsfirma, zolang hij de assignaties in brieven van krediet kon betalen. Al-le handelswaar van buiten het eiland onderging een flinke prijsverhoging na invoering van de kredietbrieven.

d Familierelaties

Over de vier bij de preferentie onderscheiden partijen in het assignatie-verkeer zijn nog enke-le opmerkingen te maken. Eerst de groep familieenke-leden (tabel 44). Voorbeelden komen vooral uit de latere jaren van de eeuw (na 1765). In ruim zestig procent van de gevallen betreffen stor-tingen naar familieleden kleine bedragen (van 100 tot 1.500 gulden doorgaans), die slechts een-malig plaatsvinden. Vrijwel niemand van deze zenders repatrieert en wij kunnen denken aan een laatste uiting van familiesentiment. De overige transfers binnen deze groep, een kleine der-tig over bijna honderd jaar, onderscheiden zich duidelijk naar hoogte en frequentie. Hier lijkt sprake te zijn van een reservering/investering voor de oude dag. Aldus kunnen wij de stortin-gen zien van Martinus Mekern (13 maal, over een periode van 11 jaar, voor een totaalbedrag van f 49.128), Gerrit Blaauw (aan zijn echtgenote – veilig ondergebracht ten huize van professor Smit, leraar der mennonieten te Amsterdam – 16 maal, over 19 jaar, totaal f 18.889) en Cornelis Dionysius Kraijenhoff (14 maal, over elf jaar, totaal f 84.000).

Genoemde drie personen hebben hoge posities en zijn vrijwel zeker in de handel betrokken. De eerste twee brengen lange tijd door op de Overwal. Onduidelijk ligt het bij de overboekingen door Christiaan Drijhaupt, onderkoopman, aan apotheker Baden die voogd is over zijn zoon (18 maal, over 19 jaar, totaal f 56.144). Educatie52wordt enkele malen als motief genoemd, maar Drijhaupt handelt op Ceilon en Baden zou in Nederland tussenpersoon kunnen zijn. Pieter Quint ontvangt van (zijn oom, zijn vader?) de predikant Willem Jurriaan Ondaatje tussen 1769 en 1777 over acht transacties in totaal f 13.36353. De erfgenaam van de op Ceilon overleden gou-verneur Van Eck, ambtsjonker in Gelderland, krijgt f 114.893 gulden toegezonden. Neef Van Eck zal de eerder gestorte bedragen (f 68.953 gulden) waarschijnlijk ook zijn toegevallen. Van Eck vergaarde zijn grote vermogen op de kust Coromandel. De groep is uit te breiden met an-dere namen; op enkele personen wordt later dieper ingegaan.

Bij de repatriërende dienaren met hoge bedragen vinden wij Christiaan Rose met f 150.345 en (opnieuw) Gerrit Blaauw met f 17.051, daarnaast twee equipagemeesters met 56.000 en 21.600 gulden en een drietal militairen met bedragen rond de f 20.000. Vóór 1760 is het veel gebrui-kelijker dat terugkerende dienaren hoge bedragen meenemen, onder hen relatief veel predi-kanten die in ’s Heeren Tuijn54kennelijk goed hebben geoogst. Weesmeesteren hebben het na 1765 vijfmaal minder druk dan tevoren. Dat zij die laatste periode vrijwel steeds naar gespe-cificeerde personen overmaken en niet, zoals voordien, naar een andere weeskamer, weet ik niet te duiden. Resteert groep vier, de handelsbetrekkingen ofwel de ‘kleenigheden ten gerieve van de huishouding’. Wij gaan er van uit dat ‘er staat wat er staat’ en dat de wijn-koopman dus werkelijk wijn, de glaswijn-koopman glas en de juwelier juwelen heeft geleverd en