• No results found

a Bronnen en distributie op Ceilon

Die kennis over de contacten tussen handelshuis in Nederland en representant op Ceilon komt uit de National Archives in Kew Gardens, Londen61. Onder de naam Prize Papers vinden wij een onoverzienbare hoeveelheid correspondentie die in oorlogstijd door de Engelse marine werd buitgemaakt op vreemde schepen. Helaas valt voor de relatie Nederland – Ceilon slechts één interessant schip te noemen: de Held Woltemade die in 1782 op de uitreis naar Azië werd geno-men. Geen van de retourschepen vanuit Ceilon viel in deze periode in vijandelijke Engelse han-den. Wij missen daardoor de andere kant van het verhaal, maar de particuliere corresponden-tie aan boord van de Held Woltemade geeft niettemin een tamelijk volledig beeld van de contacten tussen de Compagniesdienaar in de Oost en de koopman op het westelijk halfrond. De inzichten dankzij de brieven in het archief in Londen verkregen, wekken op zich geen ver-bazing. De structuur van de handelscontacten had nauwelijks anders gekund, maar in de offi-ciële correspondentie komt men geen woord tegen over wat deze buitgemaakte particuliere briefwisseling in overvloed en gedetailleerd aan het licht brengt. Twee aspecten dienen te wor-den onderscheiwor-den: de relatie Ceilonse voc-dienaar – Nederlands handelshuis en de distribu-tie van de goederen op het eiland. Met het laatste – waarover alleen de Ceilonse officiële docu-menten enig licht kunnen werpen – wordt begonnen.

60 Zijn advertentie geeft waarschijnlijk een goede weerspiegeling van de commissies die in deze jaren hebben gegolden. Conradi moest immers concurreren met de traditionele vorm van particuliere handel via scheepsofficieren en via de ‘op vragt versonden’ goederen.

61 Roelof van Gelder, die de Prize Papers in 2005 op de Nederlandse prijzen nader onderzocht, was zo vriendelijk mij ter plekke wegwijs te maken.

De organisatie van de verkoop op Ceilon van de aangevoerde Europese handelswaren is het minst duidelijk. In de correspondentie met Batavia werd één verwijzing gevonden. Wanneer Reinier Boekenberg Fledderus, administrateur te Trincomalee, in juli 1766 overlijdt, blijkt een tekortkoming in kas van rds. 1.671. Fledderus staat als zuinig man bekend. De tekorten zijn te wijten aan een assignatie bestemd voor Gerrit Engel Holst en Arend Schokman te Colombo, die naast hun functie als onderkoopman belangrijke importeurs van Patriase goederen zijn. Beide dienaren zijn in Azië geboren. Helaas, zo wijst het onderzoek uit, waren na storting van de as-signatie in Trinco niet meer dan zes leggers drank uit de hoofdstad aangekomen, te weinig om de noodzakelijke gelden vóór het overlijden terug te verdienen, ‘dus scompenies penningen ze-kerlijk aangetast’62. Dit wijst op vooruitbetaling van de koopwaar en een ‘onderhandse lening’ ten koste van de Compagnie. Het kan ook wijzen op een (noodzakelijk?) voorzichtig manoeu-vreren van de importeurs in de hoofdstad van het eiland. De nalatenschap brengt rds. 1.089 op, te weinig om de Compagnie schadeloos te stellen en Holst en Schokman worden om opheldering verzocht.

De twee dagen in Kew doorgebracht konden een globale indruk geven van de rijkdommen ver-borgen in de bundels Prize Papers. Boeiend te lezen waren de persoonlijke brieven gewisseld tus-sen familieleden en vrienden levend op een onderlinge afstand van vele duizenden zeemijlen en een tijdspanne van minimaal anderhalf jaar. Ik geef een paar voorbeelden. De zoon van com-mandeur De Lij – student te Harderwijk – wenst zich niet te gedragen en zijn voogd verwittigt de hooggeplaatste vader. Gerrit Blaauw, werkzaam geweest op de Overwal, ziet na een tiental ja-ren zijn vrouw terug en bericht het weerzien aan zijn achtergebleven Ceilonse vrienden. Peter Sluijsken, hoofdadministrateur, ontvangt de ‘generale rekening voor de jongeheer G. H. Sluijs-ken’, zijn zoon. De verantwoording over het afgelopen jaar noemt een bedrag van f 1.416. Het be-treft een ‘sakgelt’ van 8 stuivers per week, uitgaven voor het opmaken van het haar, het ‘pensio-n’, flinke bedragen aan lesgeld etc. Voortdurend leest men over personen die in de officiële brief-wisseling en in het assignatie-verkeer worden genoemd en in feite bleke namen zijn gebleven, de

Prize Papers geven een aantal van hen een gezicht. Familie- en handelsrelaties blijken niet zelden

met elkaar verweven, zodat de correspondent na een eerste opzetje vervolgens ‘ter zake komt’. b Incongruenties

De correspondentie per Held Woltemade maakt vooralsnog niet duidelijk waar het financiële en bedrijfsmatige accent ligt bij de particuliere handelscontacten tussen Nederland en Ceilon. Werd gehandeld met het geld van kooplieden in Patria of met dat van voc-dienaren in Colom-bo (of elders op het eiland)? Of bestaat een gelijkwaardige relatie tussen beide partijen, te ver-gelijken met die tussen handelshuizen onderling in Europa? Of komen beide vormen even-wichtig verdeeld voor? Geheel aan de vrije markt werden de contacten overigens niet overgelaten. Onder het Octrooi van 1777 (lopend tot december 1796) valt een interessante, nieu-we bepaling op. Het is ‘de fabrieken der Hollandsche steden Haarlem en Amsterdam [voortaan toegestaan] in de Bataviase, Bengaalse en Ceilonse schepen van de Kamer Amsterdam voor ei-gen reekening en risico tot 10 kisten per schip [aan allerlei goederen] te verzenden’. En dit ‘te-gen assignaties bij de verkoop in Indien’63.

62 voc 3172, fol. 766. Het betreft het generaal jaarverslag over 1765/66 d.d. 26/1/1767.

63 SLNA 1/1101, ongepag., Bekendmaking Batavia 18/2/1778. Het Octrooi is de overeenkomst tussen voc en Staten Generaal inzake de verlenging van het monopolie.

In de doorgenomen correspondentie komt men de woorden ‘op uw verzoek toegezonden’ (of andere met dezelfde strekking) niet tegen; mogelijk wist een ieder wat in de tropen welkom was en is het onjuist een betekenis aan die omissie te verbinden64. Het handelshuis in Neder-land houdt rekening-courant met de dienaar en stuurt een afschrift naar Colombo. Zo heeft Gerrit Engel Holst met Oosterhout (Johannes?, Reinier?, de laatste naam komt op Ceilon voor als ‘assistent’) en glaskoopman Jan Hendrik Fogh een lopende rekening. Zij beschikken per au-gustus 1780 over zijn soldijrekening uit 1777 van f 720 (ofwel de volledige onderkoopmansga-ge van een jaar), de andere post op de creditzijde is een kwitantie van de secretaris van de wees-kamer in Colombo ter waarde van f 291. Aan de debetzijde worden onder andere de schipper Swerus Vrolijk (een wissel van f 600) en twee kistjes tabak per schieman van de Held Woltemade (f 291) genoemd. Oosterhout en Fogh zullen niet de enige huizen zijn met wie Holst contact heeft en naast Holst zijn tientallen andere namen van dienaren te noemen. Hopelijk duiken méér rekeningen-courant op uit de Prize Papers, waardoor netwerken van handelsrelaties vallen te reconstrueren, niet alleen voor Ceilon, maar voor het gehele voc-gebied in Azië.

De referenties aan door voc-dienaren verzonden assignaties in de correspondentie per Held

Woltemade stellen ons vooralsnog voor een raadsel. Slechts in één geval bestaat

overeenstem-ming tussen de bedragen genoemd in de officiële correspondentie naar Nederland en die in de privé-briefwisseling. Martinus Mekern verzendt op 8/1/80 een bedrag van f 1.200; dezelfde som vermeldt ook zijn broer, de geadresseerde Willem Mekern in een brief gedateerd Gorkum 3/12/80. Een ander bedrag, gericht aan het handelshuis Noël, wordt als ontvangen voor f 2.000 vermeldt, maar is niet terug te vinden. Bedragen van f 3.045 (8/1/80) en f 2.215 (25/1/79) zijn in die tijd de enige sommen gelds die Mekern aan Noël overmaakt. Voorbeelden van lager ver-zonden, maar (mysterieuserwijze) hoger ontvangen bedragen, komen ook voor. Pfeijl ontvangt f 1.262 per assignatie van Jan Reintous en Cornelis de Cock, maar beide dienaren versturen een assignatie groot f 1.13265. Dat rabat, koers van uitkering of allerlei onkosten een rol spelen bij genoemde incongruenties is in deze gevallen uitgesloten.

c Scheepsruimte

Het handelshuis in Nederland zorgt voor de verscheping van de artikelen naar Ceilon. Men ‘koopt’ daartoe de gepermitteerde ‘recognitie cassen en pijpen’ van die leden van de beman-ning die tot verscheping van goederen naar de Oost zijn gerechtigd. Hendrik Paauw, in com-pagnie met Nikolaas Lenormand en Jakob Armenault, schrijft over een volumineuze bezen-ding naar Colombo (totale kosten f 3.203, het bedrag stemt aardig overeen met de gemiddelden uit tabel 44) die over vijf schepelingen wordt verdeeld. De kasten en kisten zijn duur aan het einde van het jaar 1780 en omdat er slechts één schip naar Colombo vaart, kunnen enige arti-kelen niet worden verscheept. Twee vaten boter, 200 pond ijzer en 61/2ton (tonnen zal zijn be-doeld) gerookt spek blijven in Nederland achter. Op een voorgedrukt stuk staat de

overeen-64 Men komt van alles tegen. Voorbeelden van culinaire huisvlijt als ‘opregte champignons in zuur’, ‘potten van selij van albessen en bramboosen’, eigen bereide koek. Maar ook drie portretten van de erfstadhouder en drie van mevrouw de prinses, een blikken doos met een Engelse ‘citter en zes hol-le snaren’, veel bier, wijn en jenever, textiel, tabak, en zelfs koffie. Blik wordt genoemd als veilige wijze van verpakking, o.a. voor textiel.

65 HCA 30/317, losse, niet nader omschreven bundels, vergeleken met voc 3515, fol. 267-277 b e.v. en voc 3543, fol. 7-33.

komst met de scheepsofficier: ‘... ik bekenne ontvangen te hebben ... en bij mijn arrivement aan Willem Adriaan Berghuijs cum suis te overhandigen ... zonder daarvoor iets te genieten, alzoo ik voor mijn vertrek door ... ten volle tot mijn genoegen ben voldaan. Ik verbind mij met per-soon en goederen, present of later ...’. De contracten zijn duidelijk en laten weinig te wensen over.

Niet alleen goederen, ook contant geld – bedragen van f 2.223 en f 667 door de opperstuurman van de Held Woltemade te overhandigen aan dezelfde Berghuijs (een Aziaat, overigens) – berei-ken op deze wijze het eiland. De kosten van verscheping: vracht en overige kosten zoals assu-rantie (8% inclusief commissie naar Ceilon) en provisies/commissies voor de intermediair (5%) beslaan een aanzienlijk deel van bovengenoemd bedrag van f 3.203. Een percentage voor vrachtkosten is uit het tot nu toe bestudeerde deel van de correspondentie niet te becijferen. Gouverneur Falck betaalt voor verscheping, eveneens verdeeld over vijf officieren-beman-ningsleden, een bedrag van f 398 op een totaal van f 1.760 factuurwaarde Een andere dienaar voor ‘overvoer en provisie’ f 184 op f 270 aan bottels wijn en weer iemand anders f 16 op een hal-ve pijp roskammer bier, gefactureerd voor f 2266. Hoe zou het zitten met de winstmarges, vraagt men zich af.

De assignaties uit Batavia, Bengalen, de Kaap, Ceilon en de Mallabaar lijken voortdurend de-zelfde groep van handelshuizen te begunstigen67. De kooplieden Vinkenra, Van Eijndhoven, Mounier, Dijken & Mulder, Paauw, Nak, Noël, Das & Cramer en vele, vele anderen, zo ver-trouwd in het verkeer tussen Ceilon en Nederland, komt men ook veelvuldig tegen in relatie tot de vier overige, zojuist genoemde kantoren. Er moet dus een vrij omvangrijke groep van handelshuizen – een vijftigtal? – in voornamelijk Amsterdam en Middelburg zijn geweest die zich intensief met Azië bezighield. Een Asian interest68die mogelijk onafhankelijk, mogelijk parallel aan de bestellingen door de Compagnie, voorziet in de behoeftes van de Europese en geassimileerde inheemse bevolking in de Oost. De door Gawronski genoemde handelshuizen en kooplieden duiden daar overigens niet op. Voor Ceilon is de firma Jakobus van Eijndhoven & zonen, kooplieden te Amsterdam, de belangrijkste partner in het particuliere handelscon-tact. Duidelijk blijkt een band van trouw in de relatie met het handelshuis, een loyaliteit die zich vaak over meer dan één generatie (aan beide zijden van beide oceanen) uitstrekt en min-stens één maal per twee jaar wordt hernieuwd (tabel 45, 46 en 47).