• No results found

a Factuurprijs

Teneinde het ‘economisch belang’ van Ceilon te berekenen dient men te beschikken over de in-koopprijs van de verzonden producten, de opbrengst op de veilingen en alle kosten verbonden aan verwerving, vervoer en verkoop. En hier doen zich allerlei, soms vrijwel onoplosbare pro-blemen voor. De boekhouding van de voc is duidelijk niet ingesteld op de vragen die de hui-dige tijd van belang acht en de historicus moet er dus maar het beste van zien te maken. Be-langrijk is aan te geven wat de beperkingen zijn van de gekozen uitgangspunten bij de berekening van de economische voordelen die de Compagnie op Ceilon behaalt.

De facturen die de lading naar Nederland begeleiden vermelden een prijs voor de verscheepte kaneel, textiel, peper, cardamom en koffie, alsmede de inkoopprijs van een vijftal minder be-langrijke artikelen. Die prijzen suggereren het bedrag te zijn op basis waarvan de Compagnie ‘als koopman’ winst of verlies kan berekenen. De factuur die Nederland ontvangt vermeldt ech-ter niet de werkelijke aankoopprijs van de producten en is voor de winstberekening in enkele gevallen zelfs niet meer dan een slag in de lucht. Men dient zich te realiseren dat voor de meeste naar Patria verscheepte producten geen sprake is van een vrijemarksituatie. Door haar machts-positie bepaalt de voc de inkoopprijs. Om deze machtsmachts-positie te verkrijgen sleept de

Compag-24 Differentiëren naar scheepstype is niet geprobeerd; alhoewel minder precies, is uitgegaan van het la-tere, grote type retourbodem. In de tabellen 13, 14 en 15 vindt men de hoeveelheden geëxporteerde handelsproducten. Op basis van de capaciteit van de Pallas en de Borsselen is tabel 2 ontstaan. Tabel 3 Gewicht en volume van het Ceilonse retour (1700-1760)24

1eperiode 691.633 pond, 46.218 kub.vt. 4eperiode 807.358 pond, 58.734 kub.vt.

2eperiode 974.249 pond, 71.335 kub.vt. 5eperiode 927.055 pond, 67.083 kub.vt.

3eperiode 1.005.357 pond, 70.470 kub.vt. 6eperiode 1.140.838 pond, 76.814 kub.vt.

1771/1772 657.979 (gecorrigeerd: 780.979) pond en 47.028 (gecorrigeerd: 57.428) kubieke voet voor de sche-pen Pallas en Borsselen. Gecorrigeerd werd naar de mindere hoeveelheid verscheepte kaneel.

nie in haar gevolg een stoet ambtenaren en soldaten mee die op haar ‘teren’. De kosten van het uitgebreide personeelsbestand dat de omstandigheden schept waaronder de inkoopprijs op een lager niveau uitkomt dan bij een vrijemarktsituatie valt te verwachten, worden niet op de factuur verdisconteerd. Bij alle producten die de Compagnie op Ceilon verwerft is daarom iets aan de hand met de prijs die de factuur vermeldt. Die factuurprijs behoort in sommige geval-len een hoger, in andere gevalgeval-len een veel hoger bedrag te vermelden dan Heeren Meesteren in Nederland onder ogen komt. Om dit nader toe te lichten verdelen wij de voornaamste produc-ten die Ceilon verstuurt in drie groepen.

b Textiel

De eerste groep artikelen bestaat uit lijwaten en garens die via tussenpersonen, de zogenaam-de Compagnies-koopliezogenaam-den, op zogenaam-de Overwal – ook wel zogenaam-de ‘Vijf Suijzogenaam-derresizogenaam-dentiën’ genoemd – worden aangekocht. Het Madurese lijwaat wordt trouwens van mindere kwaliteit geacht dan de Bengaalse en Coromandelse doeken25. Katoen is de grondstof voor het garen, voor de fraai ‘geschilderde’ doeken alsook voor de verschillende soorten ‘ordinaire’ lange lappen stof26. Grof of fijn, ongebleekt of juist in de bleek gelegd op het stenige Zuid-Indiase strand. Deze textiel-goederen staan op de factuur gespecificeerd naar prijs van aankoop en allerlei bijkomende kosten, zoals vervoer, renteverlies27, tollen en emballage. De prijs die de Compagnie voor het textiel betaalt, gaat in de richting van een vrijemarkt-prijs. De leveranciers zijn theoretisch vrij te verkopen aan wie zij wensen, maar in de praktijk speelt de aanwezigheid en het aanzien van de voc een beslissende rol. De Compagnie bemoeit zich in zekere mate met het productiepro-ces28.

In de loop van de jaren zeventig begint Colombo Patria in te lichten over ‘toenemende compe-titie’, iets waaruit ‘niet dan zeer nadelige gevolgen voor de Maatschappij [zijn] te duchten’29. Met ‘nadelig’ kan nauwelijks iets anders zijn bedoeld dan duurder en/of schaarser ten gevolge van de concurrentie. De opmerkingen zijn volstrekt terecht, want politieke onrust op de Mal-labaar en op de kust (Coromandel) drijft in die jaren vreemde, vooral Engelse kooplieden – de

25 Een indruk van de bestellingen vanuit het vaderland: in 1778 ‘eischt’ Patria 18% van haar doeken uit Madura (de Overwal), 48% uit Bengalen, 26% uit Coromandel en 7% uit Soeratte. Dit zijn de gebruike-lijke percentages. De winstpercentages variëren.

26 De exotische patronen en kleuren van de lijwaten staan aan de basis van de Nederlandse klederdrach-ten. De ongebleekte en de gebleekte grove lijwaten, het ‘guinees’ bijvoorbeeld, worden bij de slaven-handel door de West Indische Compagnie op de kust van Guinea gebruikt. Het ‘witte gemeene goed’ gaat naar Brabant waar de lonen lager liggen dan in Holland. Het ‘fijne Commerijnse’ (Kaap Komme-rijn), vaak blauw geverfd, komt meestal terecht in Franfurt/Main. Voldeden de lijwaten niet aan de eisen die Nederland stelde (te kort, te weinig scheringdraden etc) dan bleven zij als 3e soort voor ver-koop op Ceilon achter onder de naam Madurese lijwaten.

27 Indien het goud te laat arriveert, leent de Compagnie op de Overwal tegen1/2% per maand. De betaal-de rente komt op betaal-de factuur.

28 De organisatie van de weefindustrie op de Overwal wordt nergens in de documenten vanaf 1765 be-schreven. Van Angelbeek inspecteert de touwen, maar meer wordt niet verteld. De voc omschrijft zeer gedetailleerd de eisen die zij aan de lijwaten stelt. Aantal draden, afmetingen, kwaliteit van de aflevering etc. Uit de jaren van de gouverneurs Versluijs en Van Imhoff zijn wel beschrijvingen van de lijwaatindustrie aanwezig, maar deze zijn door mij niet bestudeerd.

29 SLNA 1/1078, ongepag., extract Patriasche Generale Missieve d.d. 5/10/1767. De Patriase Generale Mis-sieve wordt ook wel ‘Promotiebrief’ genoemd.

zogenaamde country traders – in toenemende mate naar het Madurese Rijk. In dit koninkrijk heeft de voc een door contracten (1711 en 1712 worden genoemd) vastgelegde langjarige positie opgebouwd die haar het alleenrecht van de lijwaat inkoop op de Overwal verzekert. Politiek-militaire macht kan en mag zij daar echter niet uitoefenen. De zeggenschap over de doorvaart van de Engte of het Kanaal van Pambe, berustend op een overeenkomst uit 1759 met een ande-re inlandse vorst, de Theuver Heer van Rameswaram, kan noch durft zij daadwerkelijk af te dwingen, zeker niet ten opzichte van Engelse schepen. Het lijwaat wordt betaald met in de Munt van Tutucorijn geslagen gouden pagoden. Het edelmetaal daartoe benodigd komt direct uit Nederland. Zilver wordt in Bengalen en Soeratte gebruikt, nauwelijks op de Overwal of op de Coromandel30. De aankoop van het textiel vinden wij niet terug op de Korte Vertoning van Staat31, de uitgaven van de vestigingen op de Overwal die de levering min of meer zeker stelt, daarentegen wel. De reden voor het eerste is dat het aangevoerde en gemunte goud precies wegvalt (in theorie) tegen de aankoop. Colombo schrijft dat Patria, op grond van eerdere fac-tuurprijzen, eenvoudig kan uitrekenen wat haar bestellingen zullen kosten en hoeveel edel-metaal dus moet worden toegestuurd.

c Producten van gering belang

Een tweede groep handelswaar koopt de voc van de bevolking in. Deze producten zijn, in af-lopend volgorde van belang: peper, koffie en cardamom. Artikelen als bijenwas, kaneelolie, arak (sterke drank gedistilleerd uit het sap van de kokosbloem), sappan(verf)hout, tabak, en kaijer (touwwerk gedraaid van de vezel van de bast van de kokosnoot) zijn in zeer geringe hoe-veelheden bestemd voor de Europese markt. Zaden, voor de universiteit van Leiden, en een paar gedrukte Singalese psalmboeken, waarschijnlijk voor studiedoeleinden, behoren tot de curiosa. Na de Engelse Oorlog neemt de variëteit in artikelen toe, maar de hoeveelheden bewij-zen dat Europa geen of nauwelijks interesse heeft.

Cardamom, peper en koffie behoren op de factuur te staan voor de vergoeding die Patria Colom-bo voorschrijft aan de leverancier te betalen, maar – vreemd genoeg – de prijs op de factuur fluc-tueert steeds rond het vastgestelde bedrag32. De drie producten zijn het inkoop- en verkoopmo-nopolie van de Compagnie. Vaak verzoekt Colombo, maar meestal tevergeefs, een hogere prijs te mogen aanbieden. Rechtvaardigheid, stimulans en verantwoordelijkheid zijn de argumenten. Een fraaie apologie uit 1777 illustreert dit drietal vanzelfsprekendheden. Colombo vertelt in een

30 De voc mag ook fanums slaan in haar Munt te Tutucorijn. Dit geld circuleert onder hen die binnen de sfeer van de Compagnie werken en leven en is aldaar ‘onontbeerlijk voor den gemeenene man’. De pagode is evenwel de standpenning.

31 Misschien nodig nog even te herhalen dat op de Korte Vertoning van de Staat links de uitgaven en rechts de inkomsten van het eiland staan vermeld. Hetgeen van buiten het eiland komt staat niet op de Staat. Die gegevens vinden wij op de grootboekbladzijde gewijd aan de vestiging. Zie verder hoofdstuk II.

32 Hoewel de inkoopprijs voor de drie producten vastligt (4 stuivers Indisch voor peper en cardamom en 2 stuivers voor koffie), komen bij narekening van de prijzen op de facturen soms onverklaarbare schommelingen voor, zowel naar beneden, meestal echter naar boven, ten opzichte van de door Batavia en Patria vastgestelde inkoopprijs. Na 1766 beweegt de factuurprijs van peper zich tussen 16,7 en 21,7 cent, die van koffie tussen 8,2 en 12,6 cent en van cardamom tussen 16,8 en 20,3 cent het pond. Patria noch Batavia stellen vragen over deze afwijkingen van 20 tot 30% tussen het laagste en het hoogste bedrag. Op de enkele rendementen die bewaard zijn gebleven komen kleinere afwijkingen voor. Spelen transportkosten op het eiland wellicht een rol?

brief aan Batavia vele signalen te hebben ontvangen dat een verhoging met één stuiver Indisch het pond tot een veel groter aanbod van peper zou leiden. Prompte en eerlijke betaling van de le-verancier zou zelfs al een enorme stimulans zijn. Een bepaalde vorm van vergoeding voor de toch veel belangrijker kaneel liep in 1785 al zes jaar achter! En als soeverein heeft de Compagnie de plicht voor de welvaart van zijn bevolking te zorgen33. Een ander voorbeeld: ingeval de oogst mislukt, levert de Maatschappij om niet zaadkoorn aan de behoeftigen. Het strijdt tegen de waardigheid van de Compagnie om hiervoor geld te vragen, zo legt de Raad haar superieuren uit. Aan de andere kant passen verboden waar het welzijn van de onderdanen wordt bedreigd. Drank in de korles (districten) te brengen strijdt tegen de ‘constituties’, weet de soeverein.

De inkoopprijs van de drie producten wordt door Patria en Batavia34evenwel bepaald volgens één, puur commercieel criterium: de behoeften van de Europese markt. Voor de eventuele noodzaak van verschillende prijzen op haar verspreide vestigingen is geen begrip. Soms beoor-deelt de Compagnie de bijdrage van Ceilon daarom als een onwelgevallige ‘concurrentie’, soms als een welkome aanvulling op de leveranties van elders. Arak, het enige exportproduct op Cei-lon waar de Compagnie geen bemoeienis mee heeft, valt zelfs ten offer aan deze starre econo-mische politiek. Particulieren hebben met geleend geld tuinen ontwikkeld en zien hun in-vesteringen in één klap vervliegen als Batavia haar eigen arak bevoordeelt. Ceilon is al een ‘neeringloos’ land en dit is het enige product waarop de bevolking nog wat weet te verdienen. Een smeekschrift, ondersteund door de Raad van Ceilon, vermurwt Batavia maar ten dele. Pe-per betrekt de voc in veel grotere hoeveelheden van de Mallabaar en de Archipel en koffie is – na het wegvallen van Mocha – bij uitstek een Javaans product. Cardamom komt eveneens van de Mallabaar en van Java. Ceilon is voor de drie artikelen van ondergeschikt belang. In het be-gin van de eeuw werden peper en koffie zeer gestimuleerd als bevolkingsproduct, maar gaan-deweg ebde de belangstelling voor deze Ceilonse inbreng weg.

Na de Vierde Engelse Oorlog wendden Heeren xvii zich desperaat tot Ceilon en verwachten van het ene op het andere jaar exorbitante leveranties van genoemde drie producten. Batavia ver-wacht één à anderhalf miljoen pond koffie, terwijl de grootste leverantie ooit 300.000 pond heeft bedragen. Gouverneur Van de Graaff (1785-1794) reageert niettemin adequaat. Hij stelt enorme oppervlaktes grond ter beschikking onder de van oudtijds bestaande voorwaarde een bepaald gedeelte (één-derde) met handelsgewassen – waaronder kaneel – te beplanten. De gou-verneur kan tot landuitgiftes overgaan, omdat in deze jaren de kwetsbare woeste gronden niet meer behoeven te worden beschermd. Sinds 1775 wordt kaneel in steeds toenemende mate uit ‘gezuiverde’ tuinen of uit plantages geschild. Ceilon dankt de eerste stappen naar een inheem-se plantage-economie aan de wens van Heeren xvii en de reactie daarop van de ambitieuze, hardwerkende, maar hoogst eigenzinnige Van de Graaff. In hoofdstuk II en III komen wij hier-op terug. Te begrijpen is dat de resultaten van Van de Graaffs economische politiek tijd nodig hadden om tot rijping te komen, tijd die er niet meer was. Zijn claim al veel te hebben bereikt is onhoudbaar, ondanks de fraaie memorie van overgave35.

33 voc 3484, miss. Colombo – Batavia d.d. 2/1/1777, ongepag.

34 Hoewel Batavia in 1780 zegt dat een prijsverhoging van cardamom best valt te dragen, maar ‘wij mo-gen niet beslissen’.

35 In mijn doctoraalscriptie komt het optreden van deze gouverneur meer in het bijzonder ter sprake. Zie: Van den Belt, Memorie Van de Graaff.

Cardamom vindt in Europa minder aftrek dan peper en koffie. Het product wordt onder ande-re in de bier- en likeurindustrie gebruikt. De winstpercentages lopen vanaf 1785 soms op tot 1.500%. Terwijl de inkoopprijs op 4 stuiver Indisch staat, doet het kruid op de veilingen ge-woonlijk 80 stuivers Nederlands het pond. Pas in 1792 accordeert Patria een verdubbeling van de inkoopprijs. Cardamom tiert slecht in de laaggelegen voc-gebieden en de bevolking koopt het product in van de onderdanen van de Koning36. Wat de voc voor peper en koffie betaalt, ligt zelfs ver beneden de marktprijs op Ceilon, gezien de veelvuldige opmerkingen – vooral na de Engelse Oorlog – over mors- of sluikhandel. Batavia waarschuwt dat de (verplicht te leveren) overwichten bij de administrateurs direct moeten worden ingekocht om smokkel te voorko-men. In 1787 schrijft Colombo dat zij nog steeds 2 stuiver het pond mag aanbieden, terwijl de producent eenvoudig het drievoudige kan ontvangen. Koffie schijnt na 1785 onder andere via de Kaap naar de Verenigde Staten te worden gesmokkeld. In 1791 mag de inkoopprijs naar 3 stuivers Indisch stijgen, een plotselinge en onvermijdelijke beslissing, want niemand wil de Compagnie meer leveren. Peper – de legale, zowel als de illegale – speelt een belangrijke rol in de intra-Aziatische handel tussen Ceilon en Zuid-India. Wie smokkelwaar aanbrengt krijgt in 1793 een premie van 30 stuiver het ‘gearresteerde’ pond37.

De bevolking wordt niet tot de cultuur van peper en koffie geprest – zoals met laatstgenoemd product op Java in die tijd wel gebeurt. De intermediaire laag van inlandse hoofden toont te weinig interesse in beide producten, in tegenstelling tot de voordelen die zij voor zichzelf zag bij de aanplant van kaneel. Tot het moment dat de aanleg van kaneelplantages een succes wordt, waren kaneel en peper elkaars concurrent. Om kaneel alle kans te geven, verwaarloosde men de peper. Peper wordt niet geëmballeerd, maar tussen de balen kaneel in het scheepsruim gestort teneinde vocht te absorberen. Peper en koffie groeien in de tuinen van de bevolking, het eerste product is inheems, het tweede van buiten het eiland afkomstig. Van alle drie producten probeert de Compagnie plantages aan te leggen. Gedurende de eerste helft van de eeuw met meer, in het laatste kwart met minder gevolg. Op de Korte Vertoning van Staat (zie de paragraaf ‘boekhouding’) vinden wij de kosten van inkoop van de cardamom de koffie en de peper terug. Peper speelt, zoals gezegd, een belangrijke rol in de intra-Aziatische handel. De hoeveelheden die de Compagnie aan allerlei groepen handelaars verkoopt zijn te vinden op het Rendement van Verkochte Koopmanschappen. Het hoofdstuk over de boekhouding gaat nader in op deze rendementen die de handelswinsten van de voc op Ceilon specificeren.

d Kaneel

Tenslotte de kaneel. Kaneel wordt in herendienst aan de soeverein geleverd – eerst zijn dat de inheemse koningen, later de Portugezen en vervolgens de voc – door een speciale dienstkaste, de chalia’s of sjaliassen. Bij de verdrijving van de Portugezen (circa 1650) biedt de voc de

ko-36 De bevolking van een bepaalde korle in de dessavonie van Matare, grenzend aan het koninkrijk, heeft van ouds de verplichting cardamom te leveren. De eigen oogst is onvoldoende en met door de Com-pagnie voorgeschoten contanten trekken zij de grens over om bij de Kandiaanse inwoners de specerij op te kopen. Aldus voldoet zij aan haar verplichting.

37 Peper werd in Galle tussen rijen soldaten door naar het retourschip gebracht en rond Colombo voer-den de lascorijn-wachtposten hun eigen ‘strijd’ tegen de morshandel in peper, koffie en in arecano-ten. Het zal de ‘getrouwe wachters’ aan aardige neveninkomsten hebben geholpen (situatie van na 1785)!

ning van Kandia alle nodige assistentie. Beide partijen komen overeen de door de Compagnie gemaakte kosten in kaneel te vereffenen. Na afloop van de strijd neemt de oppermachtige voc de rol van Portugal over en valt de verplichte leverantie in het nieuw verworven gebied de Com-pagnie ten deel, hetgeen uiteraard de onderliggende reden voor de ‘vriendendienst’ was ge-weest. Om ook in ‘skonings landt’ te kunnen schillen – er groeit te weinig in de pas veroverde gebieden – dient de gouverneur ieder jaar opnieuw tijdens een (rijk gedocumenteerde) hofreis toestemming te vragen. Geschenken en erkenning van de koning als soeverein over de door de Compagnie bestuurde kustgebieden zijn daarvoor een noodzakelijke voorwaarde. Na 1766 is de voc de gelijke van de koning38. In de boekhouding houdt Batavia lange tijd de fictie in stand dat de koning nog steeds een – overigens geleidelijk dalende – schuld aan de Compagnie heeft. Kaneel is voor de bevolking nooit een commercieel artikel geweest, zoals – hoe gering de ver-goeding soms ook was – peper, koffie en cardamom dat waren. Gouverneur Van de Graaff doet aan het einde van zijn periode pogingen het systeem te veranderen. Hij verdeelt de kaneel-plantages onder de bevolking, schillers zowel als particulieren en dezen ontvangen voor elk ge-leverde pond een vaste prijs. Zijn ingrijpende plannen komen niet tot wasdom, maar zijn niet-temin opmerkelijk.

Officieel blijft de factuurwaarde van de kaneel gedurende de gehele achttiende eeuw gelijk, hoewel ook in dit geval een onverklaarbare fluctuerende prijs op de factuur valt waar te nemen39. De kosten van emballage staan expliciet vermeld. Het factuurbedrag weerspiegelt uiteraard beide evaluaties, die van ‘licht’ naar ‘zwaar’ en van ‘zwaar’ naar Nederlands geld. Op de Korte Vertoning van Staat vinden wij een post ‘winst op den kanneel’. Op deze post worden de bedragen die Ceilon voor levering van kaneel aan Nederland (6 stuiver per pond of f 24 Indisch de baal van 80 pond) als winst mag opvoeren. Het is overigens onjuist te veronderstellen dat de kaneelschillers zonder voordelen blijven voor hun uitputtende en gevaarlijke (ziektes, wilde dieren) arbeid in de bossen. Zij ontvangen grond voor de teelt van rijst en tuinproducten in ruil voor hun maandenlange inspanningen en in de periode waar deze studie zich op richt, vele andere voorrechten, zoals het monopolie op de zouthandel. Dit