• No results found

In Economische perspectieven van toekomstscenario’s (hoofdstuk 12) kwantificeert het PPO, in verkennende zin, de rendabiliteit van bestaande en alternatieve bedrijfsvormen. De berekeningen zijn op Tholen gericht, omdat hier de problemen wat betreft de zoetwatervoorziening voor de landbouw als urgent worden gezien. De economische berekeningen kunnen als verdiepingsslag worden beschouwd van onderzoek naar opbrengstdervingen (hoofdstuk 7 en 8) en als onderbouwing van enkele gidsmodellen (hoofdstuk 3). Er zijn bedrijfseconomische berekeningen uitgevoerd van diverse toekomstscenario’s voor akkerbouw en vollegrondsgroententeelt. Hiertoe zijn twee voor Tholen representatieve bedrijfsopzetten gedefinieerd die samen een beeld geven van de huidige situatie. Deze bedrijfsopzetten zijn overgenomen uit hoofdstuk 8. Voor analyse van toekomstscenario’s is een verband gelegd met gidsmodellen 2 en 3 (hoofdstuk 3).

Bij de analyse van het LEI is uitgegaan van bedrijfsvergroting en van alternatieve bedrijfsconfiguraties. Door het PPO is de rendabiliteit van bestaande bedrijfsvormen vergeleken met alternatieven, bij een bedrijfsgrootte van 30 en 90 ha. Naast de huidige bedrijfsvoering (het bestaande bouwplan zonder beregening) zijn drie scenario’s doorgerekend:

(1) beregening is mogelijk,

(2) als (1) maar met een hoog salderend gewas in het bouwplan, en (3) het huidige bouwplan aangevuld met verbreding.

Voor een bedrijf van 90 ha komen toekomstscenario’s (2) en (3) nagenoeg overeen met gidsmodel 3 respectievelijk 2. De bedrijfsopzet van 30 ha met akkerbouw- gewassen en akkerbouwmatige groenten biedt weinig perspectief op continuïteit. Het akkerbouwbedrijf van 90 ha biedt met de gekozen uitgangspunten in het uitgangsscenario al een redelijke rendabiliteit. Ten opzichte van het bedrijf met 30 ha lijkt schaalvergroting dus een onvermijdelijke optie voor verbetering van de rendabiliteit te zijn.

28 Alterra-rapport 1132 De mogelijkheid tot beregenen leidt bij de huidige bouwplannen slechts tot een

marginale toename van de gewasopbrengsten. Het effect op de rendabiliteit is bijna verwaarloosbaar. Anderzijds kunnen met beregening hoogsalderende gewassen geteeld worden, en dit kan leiden tot een behoorlijke toename van de rendabiliteit. De verhoging van de rendabiliteit door de mogelijkheid om te beregenen moet echter niet overschat worden. Voor een individuele teler kan het voordeel aanzienlijk zijn, maar als een hele regio nieuwe gewassen gaat telen ontstaat er grote druk op de bestaande markt. Daarom mag een ontwikkeling die voor een individueel bedrijf interessant lijkt niet klakkeloos worden vertaald in perspectieven voor een hele landbouwsector of het hele deelgebied.

De opname van een zorgtak (als vorm van verbreding) op een bedrijf doet jaarrond een behoorlijke aanslag op de arbeidsinzet, maar genereert tevens een verbetering van de bedrijfsrendabiliteit. Voor ondernemers die affiniteit hebben met de zorg voor medemensen kan dit een interessante neventak zijn. De aanleg van een landgoed op een deel van de eigen grond lijkt een rendabele activiteit te zijn. Wel is deze optie sterk afhankelijk van de mogelijkheden binnen het bestemmingsplan. Er wordt behalve bij de aanleg ervan slechts een beperkt beroep gedaan op de arbeidsinzet van de ondernemer.

Aandachtspunten

- Bedrijven kleiner dan 80 ha hebben in de toekomstige Delta nauwelijks overlevingskansen. Schaalvergroting is een onvermijdelijke optie voor verbetering van de rendabiliteit.

- Uit resultaten van economische bedrijfsmodellen naar rendementen van nieuwe bouwplannen komt soms een te rooskleurig beeld naar voren. Indien veel bedrijven dit bouwplan overnemen bestaat het gevaar dat de bestaande markt wordt ontregeld of zelfs ondermijnd. Een ontwikkeling die voor een individueel bedrijf interessant lijkt betekent niet automatisch nieuw perspectief voor een sector of het hele deelgebied.

1.4 Algemene conclusies

1. Generieke, sociaal-economische ontwikkelingen als deel van de EU-regelgeving en overige effecten van de globalisering hebben in het grootste deel van de Delta een grotere invloed op de perspectieven van de land- en tuinbouw dan effecten van verzilting door natuurlijke oorzaken en menselijk ingrijpen. Bedrijven zijn ook nu al bezig om zich aan te passen aan de geleidelijk veranderende randvoorwaarden waaronder zij moeten opereren (onderzoek LEI).

2. Er zijn in de toekomst zeker kansen voor specialisatie in hoogproductieve, hoogintensieve landbouw waar Nederland sterk in is en naar verwachting ook zal blijven. Te denken valt aan de bollensector, boomkwekerij, pootaardappelen en glastuinbouw, maar ook de melkveehouderij. Wel moet dan de vraag worden gesteld in hoeverre wij dan in de Delta op duurzame wijze aan landgebruik doen (onderzoek LEI).

3. De land- en tuinbouw zou kunnen inspelen op de verwachte verdere stijging van energieprijzen, waardoor alternatieve energiebronnen lucratief kunnen worden (zoals energieteelt, vergisting van mest e.d.), zulks in nieuwe samenwerkings- verbanden van diverse typen bedrijven (onderzoek LEI).

4. In de zomerperiode zal zoetwater door afnemende zomerneerslagen en rivier- afvoeren op de lange termijn wellicht schaarser worden dan nu. Zeespiegel- stijging en klimaatverandering hebben echter naar verwachting een minder groot effect op verzilting dan doorgaans wordt aangenomen. De effecten van zeespiegelstijging vallen mee, ofwel omdat een gebied al brak/zout is, of omdat waterschappen dit compenseren en er geen aanwijzingen zijn dat dit binnen afzienbare tijd niet meer mogelijk zal zijn. Grote delen van de Delta zijn al sinds mensenheugenis verzilt, en deze verzilting wordt op vele locaties door waterbeheerders met succes bestreden (onderzoek Alterra).

5. De zoetwatersituatie voor de landbouw zal in de Delta de komende periode het sterkst veranderen in de regio rond het Volkerak-Zoommeer. Dit gebeurt met name in de directe omgeving van de Eendracht, St Philipsland en Tholen, tenminste als hier verzilting zal worden geherintroduceerd. Elders is sprake van geleidelijke veranderingen ten gevolge van klimaatverandering. De effecten zijn voorspelbaar gering zoals zoutindringing langs kustregio’s. Andere effecten wellicht niet, maar daarover is op dit moment nog weinig bekend, zoals voor de zoetwatervoorraden onder kreekruggen, effecten van hevige neerslaggebeurt- enissen en gevolgen van verminderde zomerafvoeren van rivieren (onderzoek Alterra).

6. Zoetwater is op veel plaatsen in de Delta een schaars artikel. Beschouwen we de Delta echter in groter verband, dan moet worden vastgesteld dat de hoeveel- heden zoet grondwater waarover anno 2005 kan worden beschikt, toereikend zijn om de beregeningsbehoeftige gewassen die aangewezen zijn op ‘echt zoetwater’ hiermee daadwerkelijk te voorzien.

7. Uit nieuw modelonderzoek blijkt dat sommige, veelverbouwde akkerbouw- gewassen minder gevoelig zijn voor brakwater dan doorgaans wordt verondersteld.

8. Gewasschade door verzilting is aanzienlijk minder erg dan schade door verdroging. Daarom is, onder extreem droge omstandigheden, beregening met brakwater soms een goed idee (onderzoek PPO).

9. Het is in meerdere gevallen moeilijk gebleken een goed beeld te krijgen van de efficiency van het waterverbruik op perceelsniveau, zeker als zoetwater in voldoende mate beschikbaar is. Het beter in beeld hebben van de waterbalans betekent overigens niet dat het zoetwatertekort verleden tijd is (onderzoek Alterra).

30 Alterra-rapport 1132 10. In de Delta wordt van de mogelijkheden om te beregenen weinig gebruik

gemaakt. Op meerdere locaties in de Delta is grondwater beschikbaar voor beregening. Het areaal waar dit het geval is overtreft zelfs de behoefte. Resultaten van onderzoek in dit rapport bevestigen overigens nog eens dat beregenen niet altijd lucratief is (onderzoek PPO en Alterra).

11. De teelt van zilte groenten vormt qua schaalgrootte waaralsnog geen alternatief voor de huidige akkerbouw- en groentegewassen. Teelttechnisch gezien is er voldoende kennis aanwezig om de teelt in de Delta succesvol uit te voeren. In Nederland is één professionele teler actief. De Nederlandse productie bestaat echter grotendeels uit wilde pluk en het grootste deel van de zilte groenten wordt geïmporteerd. Wanneer men met deze teelt aan de slag wil, is het belangrijk om de productie vooralsnog beperkt te houden. Bij geringe overproductie kan het rendement van de teelt kelderen en kunnen aanzienlijke verliezen optreden. De enige optie op perspectief is aanzienlijke stimulering van de vraag door de bekendheid van zilte groenten bij consumenten te vergroten, met name buiten de Delta (onderzoek PPO).

1.5 Slotopmerkingen

1. Veranderingen in klimaat en sociaal-economische zin zijn voortdurend en sluipend aan de gang, zij het dat de veranderingen de laatste decennia steeds sneller verlopen. Het is van belang een discussie over zoet/zout in dit perspectief te voeren.

2. Elders in Nederland, bijvoorbeeld op Texel, hebben agrariërs inmiddels veel ervaring opgedaan in het boeren met waterschaarste. De indruk bestaat dat deze ‘Waddenkennis’ in de Delta niet echt ingang vindt. De landbouwsector heeft daar klaarblijkelijk geen behoefte aan.

3. De situatie in het zoete Volkerak-Zoommeer wordt grotendeels veroorzaakt door aanvoer van nutriënten uit de landbouw in westelijk Noord-Brabant. In dit verband rijst de vraag in hoeverre de sector verantwoord(elijk) omspringt met de eigen bronnen. Een duurzame oplossing door bronaanpak kan op de korte termijn wellicht niet worden bereikt maar is op de lange termijn misschien wel mogelijk. Dit zou in de brede discussie aan de orde moeten worden gesteld. 4. In de Delta wordt het uitgangspunt ‘Water als Ordenend Principe’, gegeven de

relatie tussen het type agrarisch bedrijf en de vestigingslocatie (lees: de terreinhoogte), helaas in nog onvoldoende mate toegepast.

5. Waterdeskundigen zijn van mening dat bij doorspoeling en wateraanvoer in een aantal gegevallen water wordt verspild. Deze mening wordt door water- beheerders niet onderschreven: waterbeheerders onderstrepen dat het werkelijke probleem erin bestaat dat conservering van zoetwater in nieuw te creëren berging in de Delta zeer kostbaar is. Mede hierom stroomt veel zoetwater nood- gedwongen, ongebruikt weg.

6. Er is in de Delta sprake van een paradox: (1) De zoetwatersituatie in de traditionele, ‘Zeeuwse’ landbouw (i.c. zonder wateraanvoer) is bekend. Technisch hebben we die benoemd en de mensen weten er mee om te gaan, ze hebben

nooit anders gedaan: (2) Er staat de landbouw die afhankelijk is van structurele aanvoer van zoetwater het nodige te wachten. Wij moeten anticiperen op de nu al veranderende en de toekomstige economische en sociaal-economische randvoor- waarden, en de mogelijke effecten van de klimaatverandering.

7. Enkele veelbelovende bedrijfsvormen in een toekomstige Delta zullen in toenemende mate hoge eisen stellen aan de beschikbaarheid van zoetwater. De levering hiervan zal in een langzaam verder verziltende Delta in toenemende mate op cruciale momenten wellicht niet gegarandeerd kunnen worden. Vraag en aanbod van water zullen divergeren.

8. Het is de vraag of het in termen van duurzaamheid wel wenselijk is om in een zilte omgeving hoogsalderende gewassen te telen indien hiervoor zoetwater van elders moet worden aangevoerd.

9. Het ligt voor de hand om te onderzoeken in hoeverre de grootschalige aanwezigheid van zout- en brakwater in de Delta kan worden ingezet bij innovatieve teelten van bijvoorbeeld algen, vis- en eiwitproductie in de vorm van visvoer en dergelijke. Ook hier is sprake van een hoge toegevoegde waarde. Er zijn inmiddels in dit verband voldoende suggesties gedaan. Het komt er nu op aan hier daadwerkelijk iets mee te ondernemen.