• No results found

Het reglement van orde, dat elke raad voor zijne vergaderingen vaststelt, treedt niet in werking dan na door den Gouverneur-Generaal

In document DE STAATSINRICHTING JEDERL NDSCH-INDIE (pagina 176-192)

de overige leden op den voet van de bepalingen, voor Europeesche burgerlijke landsdienaren geldende, met dien verstande dat zij, geen

41. Het reglement van orde, dat elke raad voor zijne vergaderingen vaststelt, treedt niet in werking dan na door den Gouverneur-Generaal

te zijn goedgekeurd

3

).

1) Aldus gewijzigd bij ordonnantie van 18 Maart 1908, Ind. S. 262.

2) Dit artikel is ingevoegd bij ordonnantie van 8 September 1917, Ind. S. 547.

3) Aldus gewijzigd bij ordonnantie van 18 Maart 1911, Ind. S. 237.

LOCALE RADEN-ORDONNANTIE 165

H O O F D S T U K V I . VAN DE BEVOEGDHEID DER RADEN.

§ 1. ALGEMEENE BEPALINGEN.

42. 1. Onverminderd het bepaalde in art. 68c, eerste lid, van het Reglement op het beleid der Regeering van Nederlandsen-Indië zijn de raden bevoegd de belangen van hun ressort voor te staan bij de Europeesche ambtenaren, die over dat gebied bestuur voeren. D e plaat-selijke raden zijn daartoe ook bevoegd bij raden, wier ressort het h u n n e omvat.

2. Wanneer aan voorstellen, krachtens het vorig lid gedaan, geen gevolg wordt gegeven, ontvangt de raad hiervan mededeeling, onder vermelding van de redenen.

42a. 1. Twee of meer raden kunnen voor hunne ressorten gemeen-schappelijke zaken, belangen, inrichtingen of werken regelen.

2. Deze regelingen, zoomede hare wijziging, opheffing of intrekking, eischen de goedkeuring van den Gouverneur-Generaal.

3 . Indien omtrent de opheffing of intrekking eener regeling tusschen de betrokken raden geene overeenstemming kan worden verkregen, staat de beslissing aan den Gouverneur-Generaal, den Raad van Nederlandsen-Indië gehoord 1).

4 3 . D e raden hebben het algemeen bestuur van de geldmiddelen en eigendommen van h u n ressort, met inachtneming van de in deze ordonnantie en in andere algemeene verordeningen ter zake vervatte voorschriften.

43a. 1. Indien met de uitvoering daarvan voor de gemeente een bedrag van ƒ 10.000.— of hooger is gemoeid, treden de beslissingen van den gemeenteraad dan wel van het college van burgemeester en wethouders, den burgemeester of den raadsvoorzitter krachtens opdracht van den raad betreffende het koopen, ruilen, vervreemden, bezwaren en in pand geven van onroerende zaken, van bewijzen van aandeel, van schuldbrieven of andere vorderingen, alsmede beslissingen tot het deelenemen aan naamlooze vennootschappen, niet in werking dan nadat daarop de goedkeuring is verkregen, indien het betreft een gemeente gelegen binnen een provincie waarvoor een college van gedeputeerden is ingesteld, van dit college en anders van den voor-zitter van den gewestelijken raad of, waar deze niet is ingesteld, van het Hoofd van gewestelijk bestuur 2) .

2. Van deze beslissing kan binnen vier weken in hooger beroep worden gekomen bij den Gouverneur-Generaal 3) .

*) Dit artikel werd ingevoegd bij ordonnantie van 18 Maart 1908, Ind. S. 262 en gewijzigd bij ordonnantie van 18 Maart 1911, Ina. S. 237.

2) Aldus gewijzigd bij ordonnantie van 23 Februari 1929, Ind. S. 24.

3) Dit artikel werd ingevoegd bij ordonnantie van_19 October 1922, Ind. S. 664 en gewijzigd bij ordonnantie van 23 December 1925, Ind. S. 659.

44. D e raden benoemen en ontslaan alle ambtenaren en bedienden van hun ressort wier benoeming niet aan anderen voorbehouden dan wel door de raden zelf aan anderen overgedragen is.

45. Zij beoordeelen en beslissen, of vanwege hun ressort een rechtsgeding zal worden gevoerd.

461 -).

47. 1. Zij kunnen commission hunner leden belasten met werk-zaamheden in het belang van de uitvoering hunner taak.

2. Zij kunnen, op voordracht van hunnen voorzitter, het dagehjksch bestuur van bepaalde takken van dienst of van bepaalde inrichtingen opdragen aan één hunner leden, dan wel aan commission, van welke steeds één hunner leden, door hen aan te wijzen, voorzitter moet zijn;

een en ander volgens door hen vast te stellen regelen.

3. Elke commissie en elk raadslid, met het m het tweede lid be-doeld bestuur belast, dient den raad en 's raads voorzitter van bericht en raad over de tot hunnen werkkring behoorende zaken 2) .

§ 2. V A N LOCALE VERORDENINGEN.

48. 1. Elke raad oefent voor zijn ressort de bij art. 72 van het Reglement op het beleid der Regeering van Nederlandsen-Indië aan het hoofd van gewestelijk bestuur toegekende bevoegdheid tot het maken van reglementen en keuren van politie uit.

2. Voor zoover niet bij algemeene verordening anders is of wordt bepaald, blijven de reglementen en keuren van politie, door het hoofd van gewestelijk bestuur vastgesteld, in 's raads ressort van kracht, totdat zij voor dat ressort bij verordening van den raad worden in-getrokken of door andere vervangen. De raad is bevoegd deze regle-menten en keuren voor zijn ressort bij verordening te wijzigen en aan te vullen 3) .

49. 1. De raden zijn bevoegd om, met inachtneming van de bepa-lingen van dit artikel, voor hun ressort verordeningen vast te stellen betreffende de heffing van belastingen ter versterking der eigen mid-delen van dat ressort.

2. Kohieren, registers, leggers of staten der belastingen, worden door 's raads voorzitter, al dan niet voorgelicht door commissiën door den raad te benoemen, opgemaakt en door den raad vastgesteld.

3. D e raad kan zijn voorzitter bevoegd verklaren om schrijf- en rekenfouten, bij de vaststelling der kohieren, registers, leggers of staten begaan, te herstellen, echter na de uitreiking van het aanslagbiljet niet ten nadeele van den belastingschuldige.

*) Dit artikel vervie! bij ordonnantie van 18 Maart 1911, Ind. S. 237.

2) Aan dit artikel zijn lid 2 en 3 toegevoegd bij ordonnantie van 18 Maart 1908, Ind. S. 262.

3) Aldus gewijzigd bij ordonnantie van 18 Maart 1908, Ind. S. 262.

LOCALE RADEN-ORDONNANTIE 167

4. De uit te reiken aanslagbiljetten behelzen een uittreksel uit het kohier, voor zooveel dit den aangeslagene betreft, en vermelden den dag der uitreiking; voor Inlanders alles in de landstaal.

5. Belastingschuldigen wordt gedurende drie maanden na de uit-reiking van het aanslagbiljet gelegenheid gegeven tot het inbrengen van bezwaren tegen den aanslag bij den raad.

6. Van 's raads beslissing bestaat beroep op een door den Directeur van Financiën aan te wijzen. autoriteit of commissie, die met den aanslag geen bemoeienis heeft gehad.

7. De verplichting tot het betalen van den aanslag wordt door het indienen van verzoeken tot ontheffing van belasting wegens het o p -houden van belastingplichtigheid als anderszins, dan wel bezwaren, en door het instellen van beroep, niet opgeschort. Heeft de belasting-schuldige vóór de eindbeslissing zijn aanslag geheel of gedeeltelijk betaald, dan wordt hem het te veel betaalde zoo spoedig mogelijk terug-gegeven.

8. Ingeval van heffing van opcenten op de hoofdsom eener lands-belasting, geschieden de vaststelling van de bedragen der verschuldigde opcenten en de wijziging van die bedragen, overeenkomstig de betrek-kelijke locale verordeningen, door dezelfde autoriteit, aan wie een en ander wat de hoofdsommen betreft is opgedragen, behoudens dat ten aanzien van reeds vastgestelde kohieren der verponding, ingeval van heffing van opcenten op de hoofdsom dier belastingen of wijziging in het getal opcenten in den loop van het belastingtijdvak, de bedragen der verschuldigde opcenten in het kohier worden opgenomen en vastge-steld door het Hoofd van gewestelijk bestuur ter plaatse waar het kohier bij 's Landskas berust of, indien te dier plaatse geen Hoofd van gewestelijk bestuur is gevestigd, door het Hoofd van plaatselijk bestuur.

9. Opcenten op 's Lands belastingen worden, tegelijk met deze, door 's Lands ambtenaren geïnd en vóór het einde van elke maand, volgende op die waarin zij zijn ontvangen, aan het ressort van den raad uitgekeerd. Het ressort draagt zijn evenredig deel in de ontheffin-gen, verminderinontheffin-gen, afschrijvingen en kwijtscheldingen op de hoofd-som toegestaan. Indien het Land voor de inning der belasting collecte-loon uitkeert, wordt dat collectecollecte-loon mede berekend over de opcenten en voorzoover het op de inning van die opcenten betrekking heeft, ten laste gebracht van het locaal ressort. Bovendien betaalt het ressort aan het Land als vergoeding voor het innen twee ten honderd van het bedrag der opcenten. Ingeval van gerechtelijke invordering wordt niet tot uitbetaling van opcenten overgegaan, vóórdat uit de opbrengst der executie de kosten daarvan en de hoofdsom zijn betaald.

9a. D e termijnen, waarbinnen de hoofdsom vorderbaar is, de verschijndagen van die termijnen, zoomede de voorschriften voor de gevallen van niet tijdige betaling van de hoofdsom gelden mede ten aanzien van de opcenten, die op de hoofdsom worden geheven.

9b. Opcenten op de hoofdsom eener landsbelastmg zoomede boeten wegens niet tijdige betaling van die opcenten kunnen op dezelfde goederen worden verhaald, als waarop de hoofdsom verhaalbaar is.

Voor de vorderingen op den belastingschuldige tot betaling van die opcenten en boeten bestaat gelijke bevoorrechting boven andere schul-den als voor de vorderingen tot betaling van de hoofdsom en de boeten wegens niet tijdige betaling daarvan.

9c. Het is aan een ieder verboden hetgeen hem uit hoofde van zijn lidmaatschap eener commissie van aanslag of van voorlichting, of zijn hetzij tegenwoordig, hetzij vroeger ambt, nopens aanslag m eene b e -lasting naar het inkomen, inkomsten, vermogen, uitkeeringen of uit-deelingen, bedrijf, beroep, waardigheid, bediening of betrekking of werkzaamheden van anderen gebleken of medegedeeld is, verder bekend te maken dan voor de uitoefening van zijn lidmaatschap, ambt of betrekking in dienst van het locaal ressort gevorderd wordt.

9d. Die geheimhouding behoeft echter niet in acht te worden genomen tegenover hen, die gehouden zijn om te adviseeren of te beslissen omtrent doleantiën tegen den aanslag m de locale belasting naar het inkomen.

9e. Hij, die opzettelijk de bij lid 9c opgelegde geheimhouding schendt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste twaalfhonderd gulden.

9/. Geen vervolging wordt ingesteld dan op klacht van hem ten aanzien van wie de geheimhouding is geschonden.

10x).

11. D e heffing van belastingen mag met worden v e r p a c h t2) . 5 0 .3) .

5 1 . 1. D e verordeningen der raden treden met m de regeling van huishoudelijke belangen van binnen hun ressort gelegen ressorten van raden. Doen zij dit, dan zijn zij verbindend totdat artikel 15 van het Decentralisatiebesluit is toegepast.

2. D e verordeningen der raden houden geen bepalingen in omtrent punten, waaromtrent is voorzien bij eene in hun ressort toepasselijke verordening van een raad, wiens ressort het hunne omvat.

3 . Van de verordeningen der raden houden de bepalingen, in wier onderwerp wordt voorzien door eene in h u n ressort toepasselijke ver-ordening van een raad, wiens ressort het hunne omvat, van rechtswege op te gelden op het oogenblik dat de laatstbedoelde verordening begint te werken.

x) Het tiende lid van dit artikel verviel bij ordonnantie van 18 Maart 1911, Ind. S. 237.

2) Dit artikel is gewijzigd bij ordonnanties van 18 Maart 1908, Ind. S. 262, 24 December 1908, Ind. S. 701, 28 Januari 1910. Ind. S. 82, 16 December 1910, Ind. S. 655, 18 Maart 1911, Ind. S. 237, 6 November 1916, Ind. S. 673, 19 October 1922, Ind. S. 664 en 5 April 1923, Ind. S. 151.

3) Dit art. werd ingetrokken bij ordonnantie van 12 Mei 1910, Ind. S. 309.

LOCALE RADEN-ORDONNANTIE

169

4. Het bepaalde in lid 2 en 3 van dit artikel is mede van toepassing op in verordeningen van raden voorkomende bepalingen, in wier onderwerp is voorzien bij eene in bun ressort toepasselijke verordening

van een provincialen raad 1) . •

52. 1. Het formulier der locale verordeningen is als volgt:

„ D e (naam van den raad),

„Stelt vast de volgende verordening:

(titel der verordening).

(inhoud der verordening).

(dagteekening).

„ D e voorzitter van den (naam van den raad), ..

(handteekenmg).

2. Het formulier der verordeningen, overeenkomstig artikel 42a door twee of meer locale raden gemeenschappelijk vastgesteld, is als v o l g t :

„ D e (namen van de raden), .

„Stellen gemeenschappelijk vast de volgende verordening:

(titel der verordening).

(inhoud der verordening).

(dagteekening).

„ D e voorzitters van (namen van de raden),

(handteekeningen) ").

5 3 . 1. D e afkondiging der locale verordeningen geschiedt door hare plaatsing in de Javasche Courant. Hiervoor zorgt 's raads voorzitter, behoudens het bepaalde bij de artt. 55, 56 en 57

2. D e verordeningen worden door hare afkondiging verbindend, wanneer geen ander tijdstip is bepaald, op Java en Madoera op den

dertigsten dag en in de gewesten daarbuiten op den honderdsten dag na dien der dagteekening van de Javasche Courant, waarin de afkon-diging heeft plaats gehad.

3 . 's Raads voorzitter zorgt dat de afgekondigde verordeningen tijdig, op door den raad te bepalen wijze, plaatselijk worden bekend

fyp m 3 Pi K I

4. Indien 's raads ressort dat van een of meer andere raden omvat of wel binnen het ressort van een of meer andere raden is gelegen, doet 's raads voorzitter van elke afgekondigde verordening onverwijld een afschrift aan dien raad of aan elk van die raden

t o e k o m e n3) . . ,.

54. D e straffen die de raden in hun verordeningen tegen overtredin-gen daarvan kunnen bedreiovertredin-gen zijn: hechtenis van ten hoogste drie

!) Aldus gewijzigd bij ordonnanties van 18 Maart 1908, Ind. S. 262 en 23 Decem-ber 1925, Ind. S. 659. ( n m 4 i n n o , , c „ , ,

2) Aldus gewijzigd bij ordonnantie van 18 Maart 1908, Ind. b . Ibl

3) Aan dit artikel werd het vierde lid toegevoegd bij ordonnante van 18 Maart IWÖ, Ind. S. 262.

maanden of geldboete van ten hoogste honderd gulden, met of zonder verbeurdverklaring van bepaalde voorwerpen 1)(

55. 1. Locale verordeningen, welke strafbepalingen inhouden, worden vóór hare afkondiging den Adviseur voor de decentralisatie ter beoordeeling gezonden.

2. Zoo de Adviseur voor de decentralisatie tegen de strafbepalingen en de daarmede rechtstreeks verband houdende voorschriften geen bedenkingen heeft en de verordening niet valt in de termen van het eerste lid van artikel 56, doet hij de verordening in de Javasche Courant plaatsen met het volgend, door hem onderteekend onderschrift: „Gezien en doorgezonden ter afkondiging".

3. Maakt de Adviseur bedenkingen, dan kan de raad de beslissing inroepen van den Gouverneur-Generaal, die ter zake den Raad van Nederlandsen-Indië hoort.

4. Ingeval de verordening valt in de termen van het eerste lid van artikel 56, zendt de Adviseur haar, eventueel met de mededeeling zijner bedenkingen, aan den G o u v e r n e u r - G e n e r a a l2) .

56. 1. Locale verordeningen, die niet in werking mogen treden dan na door den Gouverneur-Generaal, den Raad van Nederlandsch-Indië gehoord, te zijn goedgekeurd, worden niet afgekondigd voordat de goedkeuring is verleend.

2. Zij worden, zoodra dit laatste geschied is, van Regeeringswege in de Javasche Courant geplaatst met het volgend, door een der gounements-secretanssen onderteekend onderschrift: „Bovenstaande ver-ordening is door den Gouverneur-Generaal, den Raad van

Neder-landsen-Indië gehoord, goedgekeurd bij besluit van n o . . " . 57. 1. Locale verordeningen, die krachtens het derde lid van art. 19

bij den Gouverneur-Generaal zijn voorgebracht, worden, zoo de Gouverneur-Generaal geen termen vindt tot schorsing of vernietiging, van Regeeringswege in de Javasche Courant geplaatst.

2. Evenzoo wordt gehandeld met locale verordeningen, ten aanzien waarvan krachtens het derde lid van art. 55 ten gunste van den raad wordt beslist.

58. 1. Elke raad verklaart ten minste eenmaal in de vijf jaren, tengevolge van eene algemeene herziening, welke der door hem vast-gestelde verordeningen en der binnen zijn ressort van kracht zijnde, door het Hoofd van gewestelijk bestuur vastgestelde reglementen en keuren van politie, tegen wier overtreding straf is bedreigd, nog zullen gelden.

2. Dit geschiedt bij eene verordening, vermeldende de titels der geldende verordeningen en reglementen en keuren van politie, zoomede den datum van de Javasche Courant, waarin zij zijn geplaatst, dan wel,

x) Aldus gewijzigd bij art. 24 van het Kon. besluit van 4 Mei 1917, Ind. S. 497.

2) Aldus gewijzigd bij ordonnanties van 18 Maart 1908, ïnd. S. 262, 28 Maart 1924, Ind. S. 141, en 26 Mei 1925, Ind. S. 238.

LOCALE RADEN-ORDONNANTIE

171

bij gedeeltelijke handhaving dier regelingen, de bepalingen, die nog zullen gelden.

3 . In het eerste lid van dit artikel wordt tot het ressort van een raad niet gerekend het binnen dat ressort gelegen ressort van een anderen localen raad ]) .

5 92) . H O O F D S T U K V I I .

VAN HET BEHEER EN DE VERANTWOORDING DER LOCALE GELDMIDDELEN.

§ 1. ALGEMEENE BEPALINGEN.

60. Aan de raden behoort, met betrekking tot het beheer der eigen geldmiddelen van h u n ressort, alle bevoegdheid die niet bij algemeene verordening aan de Regeering voorbehouden of aan anderen o p -gedragen is.

6 1 . 1. Elke raad wijst twee zijner leden aan, die met zijnen voor-zitter uitmaken de commissie voor de financiën.

2. D e taak en de werkwijze dezer commissie worden, voor zoover zij niet bij algemeene verordening zijn bepaald, door den raad geregeld.

62. 1. D e Gouverneur-Generaal kan ten behoeve der locale geld-middelen het ontvangen, bewaren, betalen of afleveren van gelden, geldswaarden en goederen opdragen aan landsdienaren, die ten aanzien van de algemeene geldmiddelen van Nederlandsch-Indië met

soortgelijke werkzaamheden belast zijn. , , 2. Deze landsdienaren administreeren de locale geldmiddelen

onder de leiding van den voorzitter van dén betrokken raad en met inachtneming van de voorschriften, welke daaromtrent door den Gouverneur-Generaal of door den raad worden gegeven

3 . Zij zorgen, dat de administratie der locale geldmiddelen geheel gescheiden blijft van de landsadministratie.

6 3 . 1. D e Gouverneur-Generaal kan ten aanzien van het beheer der locale geldmiddelen zoodanige administratieve voorschriften geven,

als H e m noodig voorkomen. T I L 2. Door den raad vastgestelde regelingen nopens genoemd beheer

houden op van kracht te zijn, wanneer het onderwerp, daarbij geregeld, nader door den Gouverneur-Generaal wordt geregeld.

§ 2. V A N DE BEGROOTING.

64. 1. D e begrooting wordt voor de uitgaven in afdeelingen en artikelen en voor de ontvangsten in onderdeden gesplitst.

x) Aldus gewijzigd bij ordonnantie van 28 Januari 1910, Ind. S. 82

2) Dit artikel is ingetrokken bij art. 5 van de ordonnantie van 24 Maart TOI, Ind. S. 125, die regels inhoudt tot opheffing van belemmeringen, welke bij de uitvoering van werken van openbaar belang mochten voortspruiten uit bepalingen van besluiten van openbare lichamen.

l a . Indien onderscheid wordt gemaakt tusschen gewonen en buitengewonen dienst, wordt de begrooting zoowel voor de uitgaven als voor de ontvangsten daartoe bovendien in twee hoofdstukken verdeeld.

2. Onder de gewone uitgaven wordt een post voor onvoorziene uitgaven uitgetrokken.

3 . Bij de begrooting wordt bepaald:

a. welke artikelen mogen worden aangevuld door overschrijving van den post voor onvoorziene uitgaven;

b. van welke artikelen, buiten den post voor onvoorziene uitgaven, overschrijving geoorloofd is, met aanwijzing tevens van de posten, welke door de overschrijving mogen worden verhoogd.

4. Alle overschrijvingen worden bevolen door den raad bij met redenen omkleede besluiten, waarvan afschrift wordt gezonden aan de autoriteit, v/ier goedkeuiring op de begrooting vereischt wordt volgens art. 18, tweede lid, van het Decentralisatie-besluit1).

65. 1. D e in art. 18, tweede lid, van het Decentralisatie-besluit bedoelde begrooting wordt, wanneer zij om te werken de goedkeuring van den Gouverneur-Generaal behoeft, minstens drie maanden en anders minstens twee maanden voor den aanvang van het jaar, waar-voor zij dienen moet, vastgesteld en onmiddellijk daarop ter goed-keuring aangeboden.

2 .2) .

66. 1. 's Raads voorzitter maakt, zoodra hij van de goedkeuring eener begrooting of begrootingswijziging kennis krijgt, de goedgekeurde begrooting of begrootingswijziging op door den Raad te bepalen wijze plaatselijk bekend, waardoor zij verbindend worden.

2. Is de goedgekeurde begrooting nog niet plaatselijk bekend gemaakt op 1 Januari van het jaar, waarvoor zij moet dienen, dan strekt, totdat de begrooting verbindend wordt, die van het vorig jaar tot grondslag van het beheer voor het alsdan aangevangen dienstjaar 3) .

67. 1. Vermenging van uitgaven en ontvangsten is verboden.

2. Behoudens het bepaalde bij het eerste lid der artikelen 81 en 87 moeten derhalve alle uitgaven ten laste en alle ontvangsten ten bate van de begrooting gebracht worden.

68. 1. Het dienstjaar loopt van 1 Januari tot en met 31 December.

2. De dienst blijft open:

tot en met ultimo Februari van het jaar, volgende op het dienstjaar, om de werken, transporten en leveringen of gedeelten daarvan te vol-brengen, welke volgens overeengekomen voorwaarden in het dienstjaar zouden plaats hebben, doch volgens verklaring van 's raads voorzitter

1) Aldus gewijzigd bij ordonnantie van 13 Mei 1923, Ind. S. 236.

2) Dit tweede lid is komen te vervallen bij ordonnantie van 28 Januari 1910, Ind. S. 82.

3) Aldus gewijzigd bij ordonnantie van 28 Januari 1910, Ind. S. 82.

LOCALE RADEN-ORDONNANTIE

173

door buitengewone omstandigheden, in die verklaring te vermelden, niet voor het eind van het dienstjaar zijn volbracht;

tot en met ultimo Juni van het jaar, volgende op het dienstjaar, om alles ten einde te brengen wat het verevenen en betaalbaarstellen van de uitgaven en het bewerkstelligen van de ontvangsten betreft.

§ 3 . V A N DE UITGAVEN.

69. 1. D e voorzitter van een raad is bevoegd tot handelingen, welke uitgaven tengevolge hebben binnen de grenzen der begrooting.

2. T o t handelingen, welke den post voor onvoorziene uitgaven bezwaren, zoomede tot handelingen, welke uitgaven tengevolge hebben boven een door den raad te bepalen bedrag, gaat de voorzitter niet over dan krachtens beslissing van den raad.

3 . D e raad kan echter, wanneer hij geen gemeenteraad is, zoo noodig zijn voorzitter machtigen om, zonder zijne beslissing in te roepen, tot handelingen als in het vorig lid bedoeld over te gaan, onder voorwaarde dat de beide raadsleden, die met den voorzitter de commissie voor de financiën uitmaken, m die handelingen toestemmen.

4. Eene machtiging, als in het vorig lid vermeld, treedt niet in

4. Eene machtiging, als in het vorig lid vermeld, treedt niet in

In document DE STAATSINRICHTING JEDERL NDSCH-INDIE (pagina 176-192)