• No results found

DE STAATSINRICHTING JEDERL NDSCH-INDIE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "DE STAATSINRICHTING JEDERL NDSCH-INDIE"

Copied!
476
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

WETTEN EN VERORDENINGEN

*J3mEPFE£îjm

DE STAATSINRICHTING JEDERL NDSCH-INDIE

sZ*e»T

:

^VÀN:

. MR. PH. K LE I NT J E S

aVJ

(2)

• • H M Hf

(3)
(4)
(5)

WETTEN EN VERORDENINGEN

BETREFFENDE

DE STAATSINRICHTING VAN

NEDERLANDSCH-INDIË

(6)
(7)

*i

WETTEN EN VERORDENINGEN

BETREFFENDE

DE STAATSINRICHTING VAN NEDERLANDSŒHNDIË

UITGEGEVEN ONDER TOEZICHT VAN

Prof. Mr. PH. KLEINTJES

TWEEDE DRUK

AMSTERDAM

DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ ƒ. H . DE BuSSy 1931

(8)
(9)

INHOUDSOPGAVE

I N H O U D S O P G A V E

I. INDISCHE STAATSREGELING.

Blz.

Wet op de staatsinrichting van Nederlandsch-Indië 1

II. VOLKSRAAD.

Volksraadpositieregeling 1926 65 Ordonnantie van 29 Juni 1931, Ind. S. 300, houdende tijdelijke vermindering

van eenige krachtens de Volksraadpositieregeling 1926 genoten inkomsten.. 72 Gouvernementsbesluit van U Januari 1927, Ind. S. 12, ter aanwijzing van de

ambten, die niet gelijktijdig met het Volksraadlidmaatschap kunnen worden

waargenomen 72 Gouvernementsbesluit van 19 April 1927, Ind. S. 125, ter bepaling dat het

ambt van lid van het Hoog Militair Gerechtshof kan worden waargenomen gelijktijdig met het lidmaatschap van het College van Gedelegeerden van

den Volksraad 73 Volksraad-kiesverordening 1926 74

Aanvullende Volksraadregelen 1926 95 Gedelegeerden-kiesverordening 1927 100 Gouvernementsbesluit van 17 December 1926, Ind. S. 544, betreffende de

plaatsing van het reglement van orde van den Volksraad en van het College

van Gedelegeerden in het Staatsblad van Ned.-Indië 106 Reglement van orde van den Volksraad en van het College van Gedelegeerden 106

III. NEDERLANDERSCHAP EN NEDERLANDSCH ONDERDAANSCHAP VAN DE BEVOLKING DER OVERZEESCHE GEWESTEN.

Wet op het Nederlanderschap en het Rijksingezetenschap 133

Wet op het Nederlandsch onderdaanschap 139

IV. DECENTRALISATIE.

Decentralisatiebesluit 14]

Locale raden-ordonnantie 149 Kiesordonnantie-Gemeenteraden j 85

Instellingsordonnantie van de gemeente Fort de Koek 202 Instellingsordonnantie van de onderafdeeling Ogan Ilir 204

Instellingsordonnantie van de Minahassa 207

V. BESTUURSHERVORMING.

Koninklijk besluit van 3 December 1925, Ind. S. 1926 No. 28, houdende regeling van enkele onderwerpen, verband houdende met de instelling van provinciën

en van daarbinnen gelegen zelfstandige gemeenschappen 210 Provincie-ordonnantie -, 213

(10)

Biz.

Instellingsordonnantie van de provincie West-Java 240

Java Provinciekiesordonnantie 250 Regentschapsordonnantie 260 Instellingsordonnantie van het regentschap Batavia 288

Regentschapskiesordonnantie 291 Stadsgemeenteordonnantie 300 Instellingsordonnantie van de stadsgemeente Batavia 335

VI. INLANDSCHE GEMEENTEN.

Inlandsche Gemeente-ordonnantie 336 Reglement op de verkiezing, de schorsing en het ontslag van de hoofden der

Inlandsche gemeenten op Java en Madoera 341 Inlandsche gemeente-ordonnantie voor de Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo 347

Inlandsche gemeente-ordonnantie voor de Mmahasa 35/

Margaordonnantie voor Benkoelen 367

VIL WATERSCHAPPEN.

Vorstenlandsche waterschapsordonnantie 372

VIII. LANDSCHAPPEN.

Zelfbestuursregelen 1927 383

IX. BINNENLANDSCH EN INLANDSCH BESTUUR.

Ordonnantie van 17 Februari 1858, Ind. S. 17, ter uitvoering van art. 72 van

het Regeeringsreglement, zooals zij later is gewijzigd 393 Gouvernementsbesluit van 17 Februari 1858, Ind. S. 18, houdende bepalingen

. ter verzekering van de regelmatige werking van bovenstaande ordonnantie,

zooals dit besluit later is gewijzigd 39o Ordonnantie van 30 Augustus 1867, Ind. S. 114, betreffende de instruktiën voor

de hoofden van gewestelijk bestuur, de regenten en de distriktshoofden op

Java en Madura 399 Ordonnantie van 31 December 1915, Ind. S. 747, betreffende de bevoegdheid

van de Hoofden van gewestelijk bestuur op de Buitenbezittingen tot vast- stelling van instructiën voor aan hen ondergeschikte inlandsche gezag-

voerende of besturende ambtenaren en hoofden 4Uo Besluit van den Resident van Bali en Lombok van 26 November 1930, Bijblad

12499, houdende een instructie voor de bestuurders van het gebied van de voormalige landschappen op Bali (residentie Bali en Lombok) 4 J) Ordonnantie van 27 September 1925, Ind. S. 507, bepalende de niet-toepasselijk-

heid van de instructie voor de Hoofden van gewestelijk bestuur op Java en Madoera op de Gouverneurs van provinciën en Hoofden van andere aan te

wijzen gewesten 411 Gouvernementsbesluit van 27 September 1925, Ind. S. 508, vaststellende een

instructie voor de Gouverneurs van Provinciën en Hoofden van andere aan

te wijzen gewesten ^IZ

(11)

INHOUDSOPGAVE

BI z.

Gouvernementsbesluit van 22 Juni 1928, Ind. S. 223, houdende toepasselijk- verklanng van de instructie voor de Gouverneurs van Provinciën en Hoofden yan andere aan te wijzen gewesten op de Gouverneurs van Soerakarta en

Jogjakarta ^ Gouvernementsbesluit van 27 Augustus 1931, Ind. S. 377, houdende een

instructie voor de residenten-afdeeiingshoofd in de provinciën West-, Midden-

en Uost-Java / i / Ordonnantie van 8 Mei 1926, Ind. S. 181, bepalende de niet-toepasselijkheid

van de instructie voor de regenten op Java en Madoera op de regenten in de op den voet van art. 119 der Indische Staatsregeling ingestelde gewesten

op Java en Madoera 419 Gouvernementsbesluit van 8 Mei 1926, Bijblad No. 11051, houdende een

instructie voor de Regenten in de op den voet van art. 119 der Indische

Staatsregeling ingestelde gewesten op Java en Madoera 420

X. AMBTENAREN.

Ordonnantie van 14 November 1930, Ind. S. 401, regelende de benoembaarheid

tot betrekkingen bij den burgerlijken dienst in Ned.-Indië 425

XI. COMPTABILITEIT.

Indische Comptabiliteitswet 427 Indische Bcdrijvenv/et AAQ

AANVULLING 4 5 7

De achter de artikelnummers van de Wet op de staatsinrichting van Ned.-Indië tusschen l J geplaatste cijfers duiden de overeenkomstige artikelen van het Regeerin«s- reglement aan.

Naast de geheel çf nagenoeg geheel nieuwe artikelen van de Indische Staatsregeling

staat in margme ,,1925 . a

AFKORTINGEN I. S. Indische Staatsregeling.

Rr. Regeeringsreglement.

Cw. Indische Comptabilitietswet.

S. Staatsblad.

Deze verzameling is bijgewerkt tot Ind. S. 1931 No. 378.

(12)
(13)

Indische Staatsregeling

WET

van 2 September 1854, Ind. S. 1855 n°. 2 (Ned. S. 1854 n°. 129),

zooals die wet is gewijzigd en aangevuld bij wetten van 9 April 1870, Ind. S. 55 (Ned. S. 71); 21 Juli 1870, Ind. S. 117 (Ned. S. 136); 7 Mei 1878, Ind. S. 183 (Ned. S. 40); 4 December 1881, Ind. S. 1882 n°.

87 (Ned. S. 1881 n°. 182); 19 Mei 1899, Ind. S. 202 (Ned. S. 121);

29 April 1901, Ind. S. 318 (Ned. S. 92); 23 Juli 1903, Ind. S. 329 (Ned. S. 219); 31 December 1906, Ind. S. 1907 n°. 204 en 205 (Ned.

S. 346 en 347); 14 Juni 1909, Ind. S. 432 (Ned. S. 177); 29 Juni 1912, Ind. S. 476 (Ned. S. 203); 5 Maart 1915, Ind. S. 310 (Ned. S. 128);

8 Mei 1915, Ind. S. 491 en 542 (Ned. S. 216 en 215); 9 Juli 1915, Ind. S. 683 (Ned. S. 326); 16 December 1916, Ind. S. 1917 n°. 114 (Ned. S. 1916 n°. 535); 23 Mei 1917. Ind. S. 538 (Ned. S. 418);

9 November 1917, Ind. S. 1918 n°. 554 (Ned. S. 1917 n°. 635); 15 De- cember 1917, Ind. S. 1918 n°. 8 (Ned. S. 1917 n°. 702); 23 Februari

1918, Ind. S. 482 (Ned. S. 119); 24 Juli 1918, Ind. S. 1919 n°. 49 (Ned. S. 1918 n°. 469); 25 Juli 1918, Ind. S. 639 en 794 (Ned. S.

478 en 477); 6 Juni 1919, Ind. S. 621 en 622 (Ned. S. 286 en 287);

6 Februari 1922, Ind. S. 216 (Ned. S. 51); 31 Maart 1922, Ind. S.

179 (Ned. S. 158); 23 Juni 1925, Ind. S. 415 en 416 (Ned. S. 234 en 235); 20 Maart 1929, Ind. S. 66 (Ned. S. 121); 24 April 1929, Ind. S. 221 (Ned. S. 195); en 24 April 1929, Ind. S. 285 (Ned. S. 194).

Wij WILLEM III, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:

AIzoo Wij in overweging genomen hebben, dat de tweede alinea van art. 59 der Grondwet *) bepaalt, dat de reglementen op het beleid

*) Grondwet van 1848.

(14)

der regering van de koloniën en bezittingen van het Rijk in andere werelddeelen, door de wet worden vastgesteld;

Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gehjk Wij goedvinden en verstaan bij deze, vast te stellen de

2

) na- volgende

2) Het woord „de" is bij de wet van 23 Juni 1925, Ind. S. 415 (Ned. S. 234) i de plaats gekomen van „het".

(15)

INDISCHE STAATSREGELING

3

WET OP DE STAATSINRICHTING VAN NEDERLANDSCH-INDIE *).

EERSTE HOOFDSTUK.

VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL EN DEN RAAD VAN NEDERLANDSCH-INDIE 2).

ART. 1. [1,37] 1. De uitoefening, in naam des Konings, van het bij het tweede lid van art. 60 der Grondwet aan den Gouverneur- Generaal opgedragen algemeen bestuur van Nederlandsen-Indië geschiedt overeenkomstig de in deze wet gestelde regelen en met inachtneming van 's Konings aanwijzingen.

3) Deze titel werd vastgesteld bij de wet van 23 Juni 1925, Ind. S. 415 (Ned S. 234).

De considerans dezer wet luidde:

„Alzoo Wij in overweging genomen hebben , dat het noodzakelijk is het Reglement op het beleid der Regeering van Nederlandsch-Indie' te herzien, ten einde de be- palingen daarvan in overeenstemming te brengen met de artikelen 1, 58, 60, 61 en 62 der Grondwet;" (a).

De tekst van de wet op de staatsinrichting van Nederlandsch-Indië is bekend- gemaakt bij Koninklijk besluit van 13 Juli 1925, Ind. S. 447 (Ned. S. 327) ingevolge de opdracht verstrekt in art. 3 der wet van 23 Juni 1925, Ind. S. 415 (Ned. S. 234) aldus luidende:

„De tekst der Wet op de staatsinrichting van Nederlandsch-Indië wordt door den Koning bekend gemaakt in eene doorloopend genummerde reeks van artikelen, met nummering voor zooveel noodig van de leden der artikelen, wijziging voor zooveel noodig van de aanhaling van artikelen en leden van artikelen, hetzij in deze wet, hetzij in andere wetten, en met inachtneming van de spelling, gevolgd in de van Regeenngswege uitgaande stukken."

De tekst van Ind. S. 1925 No. 447 is hier gevolgd.

In den vervolge wordt de wet van 23 Juni 1925, Ind. S. 415 (Ned. S. 234) aan- geduid als „de wet van 1925". In de noten zijn de wijzigingen, die het regeerings- reglement vóór 1925 heeft ondergaan, met enkele uitzonderingen weggelaten.

Art. 4 van de wet van 1925 luidde^ „Het tijdstip van de inwerkingtreding dezer wet wordt door den Koning bepaald."

Het Kon. besluit van 13 October 1925 Ind. S. 577 (Ned. S. 415) bepaalde:

„Art. 1. De wetten van 23 Juni 1925 (Nederlandsch Staatsblad Nos. 234, 235 en 236; Indisch Staatsblad Nos. 415, 416 en 417), onderscheidenlijk tot herziening van het Reglement op het beleid der Regeering van Nederlandsch-Indië, tot wijzi- ging van de artikelen 8, 58, 676, 67c en 71 van dat Reglement en tot nadere wijziging van de Indische Comptabiliteitswet, treden in werking met ingang van 1 Januari 1926.

Art. 2. Op dat tijdstip vervalt de bij het Koninklijk besluit van 5 Juni 1855, No. 65, goedgekeurde Instructie voor den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië, zooals zij sedert is gewijzigd en aangevuld."

2) Dit opschrift is bij de wet van 1925 in de plaats gekomen van de woorden:

„Van de zamenstelling van de Regering van Nederïandsch-Indie".

(a) Grondwet van 1922.

(16)

2. De Gouverneur-Generaal is wegens de uitoefening van zijn ambt verantwoordelijk aan den Koning. Hij verstrekt te dier zake aan den Minister van Koloniën alle verlangde inlichtingen.

3. Ieder, die zich in Nederlandsch-Indië bevindt, is verplicht den Gouverneur-Generaal te erkennen als des Konings vertegen- woordiger, en hem als zoodanig te eerbiedigen en te gehoorzamen

x

).

2. [2] 1. De Gouverneur-Generaal moet Nederlander zijn en den ouderdom van dertig jaren vervuld hebben.

2. Hij wordt door den Koning benoemd en ontslagen en mag zijne waardigheid niet nederleggen, noch Nederlandsch-Indië ver- laten, zonder machtiging van den Koning.

3. [3] 1. De Gouverneur-Generaal mag rechtstreeks noch zijde- lings deelhebber zijn in, noch borg zijn voor eenige onderneming, ten grondslag hebbende eene overeenkomst, om winst of voordeel aangegaan met Nederlandsch-Indië of met eenig deel daarvan.

2. Hij mag, behalve openbare schuldbrieven, geene schuldvorde- ringen ten laste van Nederlandsch-Indië bezitten.

3. Hij mag rechtstreeks noch zijdelings deel hebben in eenige concessie of onderneming van welken aard ook, in Nederlandsch-

Indië gevestigd of aldaar haar bedrijf uitoefenende, noch eigenaar of huurder van landerijen daar te lande zijn.

4. Het bij het eerste en het derde lid bepaalde blijft op hem van toepassing gedurende vijf jaren na zijn aftreden

3

).

4. [4] 1. De Koning kan aan den Gouverneur-Generaal toe- voegen eenen Luitenant-Gouverneur-Generaal, bestemd om hem voorloopig op te volgen, en om inmiddels zoodanig werkzaam te zijn, als door den Koning of door den Gouverneur-Generaal zal worden voorgeschreven.

1) Dit artikel is aldus nader vastgesteld bij de wet van 1925. Art. 1 Rr. luidde:

„De regering der koloniën en bezittingen van het Rijk in Azië, uitmakende het gebied van Nederlandsch-Indie, wordt in naam des Konings uitgeoefend door eenen Gou- verneur-Generaal, op den voet en onder de bepalingen van het tegenwoordig reglement. „ .

Ieder, die zich in Nederlandsch-Indie bevindt, is verphgt den Gouverneur-Generaal te erkennen als des Konings vertegenwoordiger, en hem als zoodanig te eerbiedigen

en te gehoorzamen." . . . Art. 37 Rr. luidde: „De Gouverneur-Generaal is, met opzigt tot de uitoefening

van zijne waardigheid, verantwoordelijk aan den Koning, onverminderd het regt tot vervolging, bij art. 159 der grondwet (a) aan de Tweede Kamer der Staten- Generaal toegekend."

(a) Grondwet van 1848.

s) De leden 3 en 4 zijn aldus nader vastgesteld bij de wet van 1925.

Lid 3 luidde te voren:

„Hij mag geen deel hebben, regtstreeks of zijdelings, in ondernemingen van handel en scheepvaart, in Nederlandsch-Indie gevestigd, noch aldaar eigenaar of huurder van landerijen zijn."

Lid 4 ontbrak in het Rr.

(17)

INDISCHE STAATSREGELING

5

2. Het bepaalde bij de eerste alinea van art. 2 en bij art. 3 is toe- passelijk op den Luitenant-Gouverneur-Generaal.

5. [5] 1. D e Gouverneur-Generaal legt in handen van den Koning, of op 's Konings machtiging in eene openbare vergadering van den Volksraad x) , den volgenden eed (verklaring en belofte) af:

„Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot Gouverneur-Generaal over Nederlandsch-Indië benoemd te worden 2) directelijk of indirectelijk, aan geene personen, hetzij m of buiten het bestuur, onder wat naam of voorwendsel ook, eenige giften of gaven beloofd of gegeven heb, noch beloven of geven zal.

„ I k zweer (beloof) dat ik, om iets in deze betrekking te doen of te laten, van niemand hoegenaamd eenige beloften of geschenken aannemen zal, directelijk of indirectelijk.

„Ik zweer (beloof) dat ik den Koning gehoorzaam en getrouw zal zijn.

„ I k zweer (beloof) dat ik de welvaart van Nederlandsch-Indië naar mijn vermogen bevorderen zal.

„ I k zweer (beloof) getrouwheid aan de Grondwet; dat ik de Wet op de staatsinrichting van Nederlandsch-Indië 3) en alle andere voor Nederlandsch-Indië geldende verordeningen, steeds zal onderhouden en doen onderhouden en dat ik mij in alles zal gedragen zooals een braaf en eerlijk Gouverneur-Generaal betaamt.

„Zoo waarlijk helpe mij God Almachtig!" („Dat verklaar en beloof ik ).

2. D e Gouverneur-Generaal aanvaardt zijne waardigheid in eene openbare vergadering van den Volksraad *).

6. [6]. D e Luitenant-Gouverneur-Generaal legt, in handen des Konings of van den Gouverneur-Generaal, den volgenden eed (ver- klaring en belofte) af:

„Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot Luitenant-Gouverneur-Generaal over Nederlandsch-Indië te worden benoemd, directelijk of indirectelijk, aan geene personen, hetzij in of buiten het bestuur, onder wat naam of voorwendsel ook, eenige giften of gaven beloofd of gegeven heb, noch beloven of geven zal.

„Ik zweer (beloof) dat ik, om iets in deze betrekking te doen of te laten, van niemand hoegenaamd eenige beloften of geschenken aannemen zal, directelijk of indirectelijk.

„Ik zweer (beloof) dat ik den Koning en den Gouverneur-Generaal, als des Konings vertegenwoordiger, gehoorzaam en getrouw zal zijn.

x) De woorden „openbare vergadering van den Volksraad" zijn bij de wet van 1925 in de plaats gekomen van „vergadering, zamengesteld overeenkomstig art. 15".

) In Ned. S. 1925 No. 327 staat tusschen „worden" en „directelijk" een komma.

3) De woorden „de Wet op de staatsinrichting van Nederlandsch-Indië" zijn bij de wet van 1925 in de plaats gekomen van „het Reglement op het beleid der regering van".

) Dit lid is toegevoegd bij de wet van 1925.

(18)

„Ik zweer (beloof) dat ik de welvaart van Nederlandsch-Indië naar mijn vermogen bevorderen zal.

„Ik zweer (beloof) dat ik mij met nauwgezetheid en ijver zal kwijten van alle verrichtingen, welke de Koning of de Gouverneur- Generaal mij zal opdragen; dat ik de Wet op de staatsinrichting van Nederlandsen-Indië

1

) en alle andere voor Nederlandsch-Indië geldende verordeningen getrouwelijk zal nakomen, en dat ik mij in alles gedragen zal zooals een braaf en eerlijk Luitenant-Gouverneur-Generaal betaamt.

„Zoo waarlijk heipe mij God Almachtig!" („Dat verklaar en beloof ik").

7. [7] 1. Er is een Raad van Nederlandsch-Indië, bestaande uit eenen vice-president en zes leden

2

).

2. Hij wordt bijgestaan door eenen secretaris.

3. De Gouverneur-Generaal kan het voorzitterschap van den Raad opdragen aan den Luitenant-Gouverneur-Generaal en kan het zelf bekleeden, zoo dikwijls hij dit noodig oordeelt. Zij hebben alleen eene raadgevende stem.

4. De Gouverneur-Generaal kan, in bijzondere gevallen, andere ambtenaren, alsmede officieren der zee- of landmacht, gelasten de vergaderingen van den Raad bij te wonen, tot het geven van monde- linge inlichtingen.

5. Het reglement van orde voor 's Raads vergaderingen wordt door den Koning vastgesteld. Het behelst de verplichting tot geheim- houding, in zoover het algemeen belang dit vordert.

8. 1. De hoofden der departementen van algemeen bestuur 1925 worden opgeroepen tot bijwoning van de vergaderingen van den Raad van Nederlandsch-Indië, voorgezeten door den Gouverneur- Generaal, tenzij deze om bijzondere redenen anders beslist.

2. Zij worden in de gelegenheid gesteld om deel te nemen aan de behandeling ter niet door den Gouverneur-Generaal voorgezeten vergadering van den Raad van voorstellen, behoorende tot den werk- kring van het departement, aan het hoofd waarvan zij staan, indien zij tijdig aan den vice-president den wensch daartoe kenbaar maken.

3. In beide gevallen hebben zij alleen eene raadgevende stem

3

).

9. [8] 1. De vice-president en de leden van den Raad van Neder- landsch-Indië moeten Nederlandsch onderdaan

4

) zijn en den ouder- dom van dertig jaren vervuld hebben.

x) De woorden „de Wet op de staatsinrichting van Nederlandsch-Indië" zijn bij de wet van 1925 in de plaats gekomen van „het Reglement op het beleid der rege-

n" ) Het woord „zes" is bij de wet van 24 April 1929, Ind. S. 285 (Ned. S. 194) in de plaats gekomen van „vier". Genoemde wet is in werking getreden op 1 Januari

1930 [Kon. besluit van 26 October 1929, Ind. S. 475 (Ned. S. 470)].

3) Art. 8 is ingelascht bij de wet van 1925.

4) De woorden „Nederlandsch onderdaan" zijn bij de wet van 23 Juni 1925 Ind. S. 416 (Ned. S. 235) in de plaats gekomen van „Nederlanders".

(19)

INDISCHE STAATSREGELING

7

2. Zij worden door den Koning benoemd en ontslagen. Zij bekleeden hun ambt niet langer dan vijf jaren en zijn niet dadelijk opnieuw benoembaar x) .

3. Bloedverwantschap of zwagerschap, tot den vierden graad ingesloten, mag niet bestaan tusschen den Gouverneur-Generaal, den Luitenant-Gouverneur-Generaal en den vice-president of leden van den Raad, noch tusschen den vice-president en de leden onderling.

4. Die na zijne benoeming in den verboden graad van zwagerschap geraakt, kan zijne bediening niet behouden zonder vergunning van den Koning.

5. D e zwagerschap houdt op door het overlijden der vrouw, die haar veroorzaakte.

10. [9] 1. D e vice-president en de leden van den Raad van Neder- landsen-Indië mogen, nevens hun ambt, geene andere bezoldigde betrekkingen in dienst van den Lande bekleeden.

2. Art. 3 is op hen van toepassing.

1 1 . [10] 1. T o t het vervullen eener opengevallene plaats in den Raad van Nederlandsch-Indië, wordt door den Gouverneur-Generaal, na overleg met den Raad, binnen dertig dagen, eene met redenen omkleede aanbeveling van minstens twee personen, aan den Minister van Koloniën gezonden.

2. Indien de belangen van 's Lands dienst dringend vorderen dat de opengevallene plaats inmiddels worde vervuld, draagt de Gouver- neur-Generaal aan een der aanbevolenen de waarneming op van het lidmaatschap van den Raad.

3 . Dusdanige tijdelijke waarneming heeft altijd plaats, wanneer bij gebreke daarvan het getal der dienstdoende leden van den Raad, de vice-president daaronder begrepen, minder dan drie zou bedragen.

12. [11] 1. D e vice-president en de leden van den Raad van Nederlandsch-Indië leggen, vóór de aanvaarding hunner bediening, in handen van den Koning of van den Gouverneur-Generaal, den volgenden eed (verklaring en belofte) af:

„Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot vice-president (lid) van den Raad van Nederlandsch-Indië benoemd te worden, directelijk of indirectelijk, aan geene personen, hetzij in of buiten het bestuur, onder wat naam of voorwendsel ook, eenige giften of gaven beloofd of gegeven heb, noch beloven of geven zal.

„Ik zweer (beloof) dat ik, om iets m deze betrekking te doen of te laten, van niemand hoegenaamd eenige beloften of geschenken aan- nemen zal, directelijk of indirectelijk.

„Ik zweer (beloof) getrouwheid aan den Koning, eerbied voor en

*) Dit lid is aldus nader vastgesteld bij de wet van 24 April 1929, Ind. S. 285 (Ned. S. 194). In werking getreden op 1 Januari 1930 [Kon. besluit van 26 October 1929, Ind. S. 475 (Ned. S. 470)]. Dit lid luidde te voren: „2. Zij worden door den Koning benoemd en ontslagen."

(20)

gehoorzaamheid aan den Gouverneur-Generaal, als des Konings vertegenwoordiger

„Ik zweer (beloof) dat ik, door mijne daden en raadgevingen, naar mijn vermogen zal medewerken tot bevordering van de welvaart van Nederlandsen- Indië.

„Ik zweer (beloof) dat ik de Wet op de staatsinrichting van Neder- landsen-Indië x) en alle andere voor Nederlandsch-Indië geldende verordeningen getrouwelijk zal nakomen, en dat ik mij in alles zal gedragen, zooals een braaf en eerlijk vice-president (lid) van den Raad van Nederlandsch-Indië betaamt.

„Zoo waarlijk helpe mij God Almachtig!" („Dat beloof en ver- klaar i k " ) .

2. Deze eed wordt mede door den waarnemenden vice-president en de waarnemende leden van den Raad van Nederlandsch-Indië afgelegd.

13. [12]. Wanneer, bij het openvallen van het ambt van vice- president van den Raad van Nederlandsch-Indië, de benoeming van den opvolger niet geschied, of in Nederlandsch-Indië niet bekend is, of de benoemde in de spoedige aanvaarding zijner waardigheid verhin- derd wordt, draagt de Gouverneur-Generaal de waarneming daarvan op aan het oudste lid in benoeming van den Raad.

14. [13]. Wanneer ziekte of afwezendheid van den Gouverneur- Generaal eene voorziening noodzakelijk maakt, kan hij het dagelijksch beleid der zaken tijdelijk opdragen aan den Luitenant-Gouverneur- Generaal; bij ontstentenis van dezen, aan den vice-president, en deze niet aanwezend zijnde, aan het oudste lid in benoeming van den Raad van Nederlandsch-Indië; een en ander op zoodanigen voet, als de Gouverneur-Generaal zal noodig oordeelen.

15. [14]. Wanneer de waardigheid van Gouverneur-Generaal openvalt en de benoeming van den voorloopigen of definitieven op- volger niet geschied, of in Nederlandsch-Indië niet bekend is, gelijk mede wanneer de benoemde in de dadelijke aanvaarding wordt ver- hinderd, treedt de door den Koning benoemde vice-president van den Raad van Nederlandsch-Indië op als waarnemend Gouverneur- Generaal.

16. [15] 1. Wanneer, in het geval bij het voorgaand artikel voorzien, geen door den Koning benoemde vice-president van den Raad van Nederlandsch-Indië aanwezig is, wordt aan een der leden van den Raad de tijdelijke waarneming der waardigheid van Gouverneur-Ge- neraal opgedragen in eene vergadering, waartoe worden te zamen geroepen :

de ter plaatse aanwezige leden van den Raad;

2) De woorden „de Wet op de staatsinrichting van Nederlandsch-Indië" zijn bij de wet van 1925 in de plaats gekomen van „het Reglement op het beleid der regering van".

(21)

INDISCHE STAATSREGELING 9

de voorzitter van den Volksraad 1) ; de bevelhebber der zeemacht;

de bevelhebber der landmacht;

de president van het Hooggerechtshof;

de procureur-generaal bij het Hooggerechtshof;

de directeuren der departementen van algemeen bestuur en de president der Algemeene Rekenkamer.

2. D e vergadering wordt binnen tweemaal vierentwintig uren bijeengeroepen en voorgezeten door den oudste in benoeming van de aanwezige leden van den Raad.

3 . D e voorzitter en de leden der vergadering leggen den eed (belofte) af: „dat zij hunne stem zullen uitbrengen op het lid van

„den Raad van Nederlandsen-Indië, dien zij in gemoede het meest

„geschikt achten voor de tijdelijke waarneming der waardigheid van , .Gouverneur-Generaal ' '.

4. D e algemeene secretaris en de secretarissen van het Gouver- nement, 2) wonen de vergadering bij. Een hunner voert de pen, de overigen zijn stemopnemers.

5. D e benoeming geschiedt bij volstrekte meerderheid van stemmen, door middel van ongeteekende stembriefjes.

6. De stembriefjes worden, na door de medestemmenden in eene bus te zijn gestoken, door de stemopnemers overluid voor- gelezen.

7. Niet of niet behoorlijk ingevulde stembriefjes worden, tot bepaling der meerderheid, afgetrokken van het getal der aanwezige leden der vergadering.

8. Wanneer bij de eerste stemming geene volstrekte meerderheid is verkregen, wordt tot eene tweede vrije stemming overgegaan.

9. Indien ook bij deze stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft er eene derde stemming plaats over de twee personen, die bij de tweede de meeste stemmen op zich ver- eenigd hebben. Deze onthouden zich van verdere deelneming aan de stemming.

10. Wanneer bij de tweede stemming meer dan twee personen een gelijk aantal stemmen op zich vereenigen, wordt door voorafgaande stemming beslist, wie hunner niet zullen behooren tot het bij de vorige alinea bedoelde tweetal.

11. Bij het staken der stemmen is de oudste in benoeming de verkozene. Na den afloop der werkzaamheden, worden de stem- briefjes in tegenwoordigheid der leden verbrand.

12. Van de verrichtingen der vergadering wordt een nauwkeurig proces-verbaal in dubbel opgemaakt en door al de leden en de secre-

2) De woorden „de voorzitter van den Volksraad" zijn te dezer plaatse ingelascht bij de wet van 1925.

(22)

tarissen onderteekend. Een der dubbelen wordt gezonden aan den Minister van Koloniën.

17. [16]. Het bepaalde bij art. 16 x) is ook toepasselijk op het geval dat de door den Koning benoemde vice-president van den Raad van Nederlandsch-Indië, hoewel m Indië aanwezig, echter niet in staat is de waardigheid van waarnemenden Gouverneur-Generaal dadelijk te aanvaarden. Zoodra de verhindering ophoudt, treedt hij van rechts- wege op als waarnemend Gouverneur-Generaal.

18. [17] 1. Wanneer er vermoeden bestaat dat de Gouverneur- Generaal door krankzinnigheid buiten staat is zijne waardigheid te blijven uitoefenen, belegt degene die hem zou moeten vervangen, of, als deze niet bekend of afwezend is, de oudste in benoeming der aan- wezige leden van den Raad van Nederlandsch-Indië, eene vergadering van dien Raad, ten einde te onderzoeken, of er gronden aanwezig zijn, om het bestaande vermoeden als juist aan te nemen.

2. In die vergadering worden de ambtenaren, die dagelijks met den Gouverneur-Generaal in aanraking zijn, geroepen om inlichtingen te geven.

3. Zoo daartoe redenen bestaan, wordt vervolgens eene commissie benoemd, om den Raad te dienen van bericht omtrent den toestand van den Gouverneur-Generaal.

4. Die commissie bestaat uit het hoofd van den geneeskundigen dienst, den oudste in rang van de ter plaatse aanwezige officieren van gezondheid en den stadsgeneesheer te Batavia.

5. Zij is bevoegd om den gewonen geneesheer van den Gouverneur- Generaal in haar midden te roepen.

6. Bevestigt dit nader onderzoek het bestaande vermoeden, dan wordt de vergadering belegd, omschreven m art. 16 1).

7. Die vergadering roept als getuigen voor zich degenen, die over de zaak licht kunnen verspreiden, en beslist vervolgens bij meerderheid van stemmen of er redenen zijn om den Gouverneur-Generaal, onder

's Konings goedkeuring, te ontheffen van de uitoefening zijner waardigheid.

8. Wanneer de vergadering tot de ontheffing besluit, is de G o u - verneur-Generaal, uit kracht dier verklaring, van de uitoefening zijner waardigheid ontheven en wordt, naarmate der omstandigheden, in de voorloopige vervulling voorzien, overeenkomstig het bepaalde bij art. 15 of 16 2) .

9. Van elk gedeelte des onderzoeks worden nauwkeurige processen- verbaal in dubbel opgemaakt, en door al de leden en de secretarissen onderteekend.

1) Het cijfer „16" is in 1925 in de plaats gekomen van „15 .

2) De cijfers „15" en „16" zijn in 1925 in de plaats gekomen van „14 en „15".

(23)

INDISCHE STAATSREGELING

11

10. Een der dubbelen wordt gezonden aan den Minister van Koloniën.

19. [18] 1. Bloedverwantschap of zwagerschap, tot den vierden graad ingesloten, mag niet bestaan tusschen den Gouverneur-Generaal en de secretarissen van het Gouvernement, noch tusschen die secre- tarissen onderling.

2. Het bepaalde bij de twee laatste alinea's van art. 9 *) is hier toepasselijk.

20. [19]. Al wat in deze wet 2) omtrent den Gouverneur-Generaal is bepaald, is toepasselijk op hem, die de waardigheid tijdelijk uitoefent, met uitzondering van het vastgestelde bij art. 1 93) .

2 1 . [27] 1. D e Gouverneur-Generaal zorgt voor de uitvoering der algemeene verordeningen en vaardigt de daartoe noodige bevelen uit.

2. D e algemeene verordeningen zijn op die gedeelten van Neder- landsch-Indië, alwaar het recht van zelfbestuur aan de Inlandsche vorsten en volken is gelaten, slechts in zoover toepasselijk, als met dat recht bestaanbaar is.

22. [28] 1. D e Gouverneur-Generaal vraagt het advies van den Raad van Nederlandsen-Indië over alle zaken van algemeen of bijzonder belang, waar hij dit noodig oordeelt.

2. T o t die raadpleging is hij verplicht ten aanzien van:

a. alle instruction en reglementen, het algemeen of gewestelijk bestuur betreffende, op zijnen last ontworpen;

b. de toepassing van art. 34 van deze wet 4) en in het algemeen van elke regeling der staatkundige betrekkingen met Indische vorsten en volken;

c. de algemeene strekking der maatregelen door het burgerlijk gezag genomen of te nemen in geval van oorlog of opstand;

d. buitengewone maatregelen van gewichtigen aard;

e. benoemingen tot gewichtige ambten, aan te wijzen bij ordon- n a n t i e5) ;

*) Het cijfer „9" is in 1925 in de plaats gekomen van „8".

2) De woorden „deze wet" zijn bij de wet van 1925 in de plaats gekomen van

„dit reglement".

3) Het cijfer „19" is in 1925 in de plaats gekomen van „18 .

4) De woorden „deze wet" zijn bij de wet van 1925 in de plaats gekomen van

„dit reglement". Het cijfer „34" is in 1925 in de plaats gekomen van „44 .

s) Bij ordonnantie van 24 April 1927, Ind. S. 133 werd ter uitvoering van art. 22 lid 2 onder e bepaald:

„ART. 1. Aan te wijzen als gewichtige ambten, bij welker vervulling de Gouver- neur-Generaal verplicht is tot raadpleging van den Raad van Nederlandsch-Indië, de ambten van:

1. Directeur van een departement van algemeen burgerlijk bestuur;

2. Procureur-Generaal en Advocaat-Generaal bij het Hooggerechtshof van Neder- landsch-Indië;

3. Vice-President of lid van het Hooggerechtshof van Nederlandsch-Indië;

4. President van een der Raden van Justitie op Java;

(24)

ƒ. de voorstellen, welke bij den Volksraad aanhangig worden gemaakt, en gewichtige mededeelingen, welke aan den Volksraad worden gedaan;

g. de voorstellen, door den Volksraad aan den Gouverneur- Generaal gedaan;

h. de vaststelling van ordonnanties, als bedoeld in het eerste lid van art. 90;

i. de ontwerpen van regeeringsverordeningen x) .

3 . D e Gouverneur-Generaal alleen beslist en geeft van zijn besluit kennis aan den Raad.

4. Wanneer de Raad van Nederlandsen-Indië door den Gouverneur- Generaal is gehoord, wordt daarvan melding gemaakt m den aanhef der besluiten.

2 3 . [30] 1. Wanneer de Gouverneur-Generaal in de gevallen, waarin overeenstemming wordt gevorderd, zich niet vereenigt met het advies van den Raad van Nederlandsch-Indië, wordt de uitspraak des Konings door hem ingeroepen.

2. D e Gouverneur-Generaal kan, zonder die uitspraak af te wachten, de door hem noodig gekeurde maatregelen op eigen gezag en verantwoordelijkheid nemen, wanneer hij oordeelt, dat langer verwijl de veiligheid of de rust van Nederlandsch-Indië of andere gewichtige algemeene belangen zou m gevaar brengen.

3 . Alvorens die maatregelen worden genomen, deelen de Gouver- neur-Generaal, de vice-president en de leden van den Raad elkander schriftelijk hunne gevoelens mede. Het onderwerp wordt daarna opnieuw aan eene beraadslaging in den Raad, onder het voorzitterschap van den Gouverneur-Generaal, onderworpen. D e Gouverneur- Generaal stemt in dit geval mede en heeft, bij staking, eene beslissende stem.

5. Hoofd van gewestelijk bestuur;

6. Hoofdinspecteur, hoofd van den dienst van Scheepvaart;

7. Hoofdinspecteur der Staatsspoor- en tramwegen;

8. Hoofd van den Post-, telegraaf- en telefoondienst;

9. Hoofd van den dienst van den Mijnbouw;

10. Hoofd van den dienst der Volksgezondheid;

11. Hoofd van de Afdeehng Bestuurszaken der Buitengewesten van het departe- ment van Binnenlandsch Bestuur;

12. Hoofdinspecteur van Financiën;

13. Regeeringsgemachtigde voor algemeene zaken bij den Volksraad;

14. Adviseur voor Inlandsche Zaken;

15. Resident-afdeelingshoofd in hervormd gebied;

16. Burgemeester van Batavia, Semarang, Soerabaja of Bandoeng;

17. Regent op Java en Madoera.

ART. 2. Deze ordonnantie treedt in werking met ingang van den dag na dien van hare afkondiging." (uitgegeven 6 Mei 1927).

*) De letters e tot en met i zijn bij de wet van 1925 in de plaats gekomen van

„e. benoemingen tot gewigtige ambten, ter aanwijzing van den Koning.

ƒ. de in artikel 131 genoemde onderwerpen".

(25)

INDISCHE STAATSREGELING

13

4. T e r deelneming aan deze beraadslaging worden de leden van den Raad opgeroepen, die ingevolge art. 26 *) afwezend zijn, en zich op de eilanden Java en Madoera bevinden. Zij zijn gehouden onver- wijld aan die oproeping te voldoen.

24. [34]. Alle landsdienaren2) zijn verplicht aan den Raad van Nederlandsen-Indië, op zijne aanvrage, inlichtingen te geven omtrent de feiten, waarvan 3) kennis vereischt wordt voor de adviezen, door den Gouverneur-Generaal van den Raad gevraagd.

25. [35] 1. D e Raad van Nederlandsch-Indië heeft het recht aan den Gouverneur-Generaal voorstellen te doen.

2. Wanneer de Gouverneur-Generaal, na onderzoek, vermeent een voorstel van den Raad buiten gevolg te moeten laten, geeft hij daarvan, met opgave zijner bezwaren, kennis aan den Minister van Koloniën.

3 . Hij brengt tevens zijn besluit ter kennis van den Raad.

26. [36]. D e Gouverneur-Generaal kan aan de leden van den Raad van Nederlandsch-Indië bijzondere commissiën opdragen en hen met zendingen in Nederlandsch-Indië belasten, mits, behalve den vice-president, twee leden ter hoofdplaats aanwezig blijven.

27. [38]. Met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren, met of zonder ontzetting van het recht om te kiezen en van verkiesbaarheid bij krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezingen, wordt gestraft de Gouverneur-Generaal:

a. die uitvoering geeft aan algemeene maatregelen van bestuur, aan andere Koninklijke besluiten of aan Koninklijke beschikkingen 4) , wetende dat deze niet van de vereischte mede-onderteekening van

€en der hoofden van de rnmistenëele departementen zijn voorzien;

b. die uitvoering geeft aan algemeene maatregelen van bestuur, aan andere Koninklijke besluiten of aan Koninklijke beschikkingen 4) , waarvan hem de uitvoering niet is opgedragen door den Minister van Koloniën;

c. die opzettelijk nalaat uitvoering te geven aan voorschriften van deze w e t5) en van andere algemeene verordeningen, alsmede aan Koninklijke besluiten of beschikkingen en aan verdragen en andere overeenkomsten6), voor zoover die uitvoering door den Minister van Koloniën aan hem is opgedragen;

1) Het cijfer ,,26" is in 1925 in de plaats gekomen van „36 '.

2) 3) De woorden ,,Alle landsdienaren" en „waarvan" zijn bij de wet van 1925 in de plaats gekomen van onderscheidenlijk „Alle kollegien en landsdienaren, geene uitgezonderd" en „wier".

4) De woorden „algemeene maatregelen van bestuur, aan andere Koninklijke besluiten of aan Koninklijke beschikkingen" zijn bij de wet van 1925 in de plaats gekomen van „Koninklijke besluiten of Koninklijke beschikkingen".

5) De woorden „deze wet" zijn bij de wet van 1925 in de plaats gekomen van

„dit reglement".

6) De woorden „en andere overeenkomsten" zijn ingelascht bij de wet van 1925.

(26)

d. die beschikkingen neemt of bevelen geeft, waardoor hij wist

of weten moest, dat bepalingen van deze wet

1

), van andere voor Nederlandsen-Indië verbindende wetten of algemeene verordeningen, of van gesloten verdragen en andere overeenkomsten

2

) worden ge- schonden.

28. [39]. Met hechtenis van ten hoogste zes maanden wordt gestraft de Gouverneur-Generaal aan wiens grove schuld te wijten is dat de in het vorige artikel

3

), onder c, omschreven uitvoering wordt nagelaten.

29. [39a]. De feiten omschreven in de artt. 27 en 28

4

) zijn mis- drijven.

30. [40]. In geval van vervolging, hetzij naar aanleiding van art. 165

5

) der Grondwet, hetzij ter zake van andere misdrijven of overtredingen, legt de Gouverneur-Generaal, op ontvangen bevel vanwege den Koning, zijne waardigheid neder m handen van den daartoe door den Koning of door deze wet

6

) aangewezen opvolger.

31. [41]. De Gouverneur-Generaal is opperbevelhebber van de m Nederlandsch-Indië aanwezige zeemacht, behoudens hare admini- stratieve betrekkingen tot het departement van marine. Hij beschikt over de schepen en vaartuigen en derzelver manschap m overeenstem- ming met de door den Koning gegeven voorschriften, zooals hij meest oorbaar acht voor de belangen van Nederlandsch-Indië.

32. [42]. 1. De Gouverneur-Generaal is opperbevelhebber van de in Nederlandsch-Indië aanwezige landmacht.

2. De bevelhebber der landmacht wordt door den Koning be- noemd. Wanneer bij het openvallen van de plaats van den bevelhebber de benoeming van zijn opvolger niet geschied of in Nederlandsch- Indië niet bekend is, of wanneer de benoemde in de spoedige aan- vaarding zijner betrekking verhinderd wordt, voorziet de Gouverneur- Generaal m de tijdelijke waarneming.

3. De officieren worden door den Gouverneur-Generaal benoemd.

4. Op den voet, bij algemeenen maatregel van bestuur te bepalen, worden de rangen van opperofficier verleend door den Koning; alle overige bevorderingen van de officieren geschieden door den Gouver- neur-Generaal, op den voet, bij ordonnantie te bepalen.

5. De opperofficieren worden ontslagen door den Koning, alle

x) De woorden „deze wet" zijn bij de wet van 1925 in de plaats gekomen van „dit reglement".

2) De woorden „en andere overeenkomsten" zijn mgelascht bij de wet van 1925.

3) De woorden „het vorige artikel" zijn bij de v/et van 1925 in de plaats gekomen van „artikel 38".

) De cijfers „27 en 28 zijn m 1925 in de plaats gekomen van „38 en 39".

°) Het cijfer „165 ' is in 1925 m de plaats gekomen van „159".

6) De woorden „deze wet" zijn bij de wet van 1925 in de plaats gekomen van

„dit reglement".

(27)

INDISCHE STAATSREGELING 15

overige officieren door den Gouverneur-Generaal, een en ander op den voet, bi] ordonnantie, en, voor zoover de opperofficieren betreft, bi] algemeenen maatregel van bestuur te bepalen 1) .

6. D e regelen omtrent het toekennen van pensioenen en gage- menten worden bij ordonnantie 2) gesteld.

3 3 . [43] 1. T e r handhaving van de uit- of inwendige veiligheid kan door of vanwege den Gouverneur-Generaal elk gedeelte van N e d e r - landsch-Indië m staat van oorlog of m staat van beleg worden verklaard.

M e t inachtneming van het bepaalde bij art. 91 worden bij algemeene verordening de wijze, waarop, en de gevallen, waarin zulks kan ge- schieden, bepaald en de gevolgen geregeld.

2. B I J die regeling kunnen bepalingen van algemeene verordeningen worden aangewezen, die, tengevolge van de verklaring in staat van oorlog of beleg, geheel of gedeeltelijk buiten werking treden 3) .

34. [44] 1. D e Gouverneur-Generaal sluit verdragen met Indische vorsten en volken 4) .

2. Van den inhoud dier verdragen wordt door den Koning m e d e - deeling gedaan aan de beide Kamers der Staten-Generaal, zoodra Hij oordeelt dat het belang en de zekerheid van het Rijk en van N e d e r - l a n d s c h - I n d i ë zulks toelaten.

*) Lid 3, 4 en 5 zijn bij de wet van 1925 in de plaats gesteld van lid 3, 4 en 5 van art. 42 Rr., aldus luidende:

„3- De officieren worden door den Koning of door den Gouverneur-Generaal benoemd, al naar gelang hij, die aldus benoemd wordt, verblijf houdt buiten dan wel binnen Nederlandsch-Indië.

4. Op den voet, bij algemeene verordening te bepalen, worden de rangen van opperofficier verleend door den Koning en geschieden alle overige bevorderingen van de officieren door den Gouverneur-Generaal.

5. De opperofficieren en alle buiten Nederlandsch-Indië vertoevende officieren worden ontslagen door den Koning, alle overige officieren door den Gouverneur- Generaal, een en ander op den voet bij algemeene verordening te bepalen".

2) Het woord „ordonnantie" werd bij de wet van 1925 in de plaats gesteld van

„algemeene verordening".

3) Dit artikel is bij de wet van 1925 in de plaats gekomen van art. 43 Rr., luidende:

„In geval van oorlog of opstand, neemt de Gouverneur-Generaal de maatregelen, die hij in het belang van het Rijk en van Nederlandsch-Indie noodzakelijk acht, ook de zoodanige waartoe anders 's Konings magtiging vereischt wordt.

Bepaaldelijk heeft hij alsdan de magt om Nederlandsch-Indie, geheel of gedeeltelijk, in staat van oorlog of beleg te verklaren, wetten en bepalingen van dit reglement te schorsen en autoriteiten tijdelijk op te heffen.

De Gouverneur-Generaal kan in bezittingen buiten Java en Madura de burgerlijke of militaire gezaghebbers magtigen tot het nemen van voorloopige maatregelen van den bij dit artikel bedoelden aard".

4) Lid 1 is bij de wet van 1925 in de plaats gekomen van lid 1 van art. 44 Rr., luidende:

„De Gouverneur-Generaal verklaart oorlog aan en maakt vrede en andere ver- dragen met Indische vorsten en volken, alles met inachtneming van de bevelen des Konings".

(28)

3 . Gelijke mededeeling geschiedt alsdan door den Gouverneur- Generaal aan den Volksraad 1) .

35. [45] 1. Aan personen, niet in Nederlandsen-Indië geboren, die gevaarlijk worden geacht voor de openbare rust en orde, kan het verblijf aldaar door den Gouverneur-Generaal, in overeenstemming met den Raad van Nederlandsch-Indië, worden ontzegd.

2. Het daartoe strekkend besluit wordt, wanneer het Nederlanders geldt, met redenen omkleed.

3. Het besluit bepaalt een redelijken tijd, die den betrokken persoon gelaten wordt voor het orde stellen op zijne zaken.

4. De Gouverneur-Generaal kan, bij een door hem onderteekend bevel, gelasten dat de betrokken persoon, in afwachting van eene gelegenheid tot verwijdering, in hechtenis worde genomen.

5. Het besluit tot verwijdering en het bevel tot inhechtenisneming worden aan den betrokken persoon bij gerechtelijke akte beteekend.

6. De Gouverneur-Generaal brengt het besluit tot verwijdering, met de verdere stukken, onverwijld ter kennis van den Minister van Koloniën.

7. Van het besluit tot verwijdering geschiedt mededeeling aan den Volksraad e n2) wordt, wanneer het Nederlanders geldt, door den Koning kennis gegeven aan de Staten-Generaal.

36. [46] 1. Aan personen, niet in Nederlandsch-Indië geboren, kan door den Gouverneur-Generaal, in overeenstemming met den Raad van Nederlandsch-Indië, in het belang der openbare rust en o r d e3) het verblijf in bepaalde gedeelten van Nederlandsch-Indië worden ontzegd.

2. Wanneer de maatregel iemand betreft, niet tot de Inlanders behoorende, wordt het besluit met de verdere stukken onverwijld gebracht ter kennis van den Minister van Koloniën.

3 . Van den maatregel geschiedt mededeeling aan den Volksraad en 4) wordt, wanneer het Nederlanders geldt, door den Koning kennis gegeven aan de Staten-Generaal.

37. [47] 1. D e Gouverneur-Generaal kan, in overeenstemming met den Raad van Nederlandsch-Indië, aan personen binnen Neder- landsch-Indië geboren, in het belang der openbare rust en orde, eene bepaalde plaats aldaar tot verblijf aanwijzen, of het verblijf in bepaalde gedeelten van Nederlandsch-Indië ontzeggen.

2. De Gouverneur-Generaal kan, bij een door hem onderteekend

1) Lid 3 is bij de wet van 1925 toegevoegd. _

2) De woorden „geschiedt mededeeling aan den Volksraad en zijn bij de wet

van 1925 ingelascht. (

3) In Ned. S. 1925 No. 327 staat tusschen „orde" en „het een komma.

4) De woorden „geschiedt mededeeling aan den Volksraad en" zijn bij de wet van 1925 ingelascht.

(29)

INDISCHE STAATSREGELING

17

bevel, gelasten dat de betrokken persoon, in afwachting van eene gelegenheid tot verwijdering, in hechtenis worde genomen.

3. Het besluit tot verwijdering en het bevel tot inhechtenisneming worden aan den betrokken persoon bij gerechtelijke akte beteekend.

4. Wanneer de in dit artikel bedoelde maatregelen iemand betreffen, niet tot de Inlanders behoorende, wordt gehandeld overeenkomstig het voorlaatste lid van het voorgaande artikel.

5. De bepaling, vervat in het laatste lid van het voorgaande artikel, is mede toepasselijk

1

).

38. [48]. In de gevallen bedoeld in de artt. 35, 36 en 37 ') wordt door den Gouverneur-Generaal niet beslist dan nadat de betrokken persoon in zijne verdediging gehoord, of daartoe behoorlijk opgeroepen is. Van het verhoor wordt proces-verbaal opgemaakt.

39 [49] 1. Met inachtneming van de regelen, bij ordonnantie gesteld, en behoudens de uitzonderingen bij deze wet en andere wetten bepaald, worden de ambtenaren benoemd en ontslagen door den Gouverneur-Generaal.

2. De Gouverneur-Generaal kan zijne in het eerste lid van dit artikel bedoelde bevoegdheid aan anderen overdragen.

3. De regelen omtrent het toekennen van pensioenen worden bij

ordonnantie gesteld

3

). ,

40. [50]. De Gouverneur-Generaal regelt het bedrag der bezol- digingen en soldijen, voor zoover het niet door den Koning vast-

gesteld IS

4

). l - l l

41. [51] 1. Het bezoldigen der ambtenaren geschiedt naar het beginsel, dat, behalve de toe te leggen jaarwedde, geene andere dan de uitdrukkelijk toegestane voordeden uit het ambt mogen worden getrokken.

*) Lid 5 is bij de wet van 1925 in de plaats gekomen van lid 5 van art. 47 Rr., luidende: .. , . ,

„De bepaling, vervat in het laatste lid yan het voorgaande artikel, is mede toe- passelijk wanneer het Nederlanders geldt."

3) De cijfers „35, 36 en 37" zijn in 1925 in de plaats gekomen van „45, 46 en 47 .

3) Dit artikel is bij de wet van 1925 in de plaats gekomen van art. 49 Kr., luidende: „Met inachtneming van de regelen, bij algemeene verordening gesteld, en behoudens de uitzonderingen bij dit reglement en andere wetten bepaald, worden de ambtenaren benoemd en ontslagen door den Gouverneur-Generaal.

Het ontslag aan ambtenaren, die met verlof of wegens redenen van dienst buiten Nederlandsch-Indië vertoeven, wordt door den Koning verleend.

De Gouverneur-Generaal kan met machtiging des Komngs zijne m het eerste lid van dit artikel bedoelde bevoegdheid aan anderen overdragen.

De regelen omtrent het toekennen van pensioenen worden bij algemeene ver- ordening gesteld". sn D

4) Dit artikel is bij de wet van 1925 in de plaats gekomen van art. 5U Kr., luidende :, ,De Gouverneur-Generaal regelt het bedrag der bezoldigingen en soldijen, voor zoover het niet door den Koning vastgesteld is. Bezoldigingen en soldijen bij Konink- lijke besluiten bepaald, of begrepen in eene goedgekeurde begrooting, kunnen door den Gouverneur-Generaal, zonder magtiging des Komngs, met worden verhoogd .

(30)

2. Die voordeden worden door den ambtenaar alleen genoten, wanneer het genot daarvan hem bij zijne benoeming uitdrukkelijk is vergund.

3 . Spillagiën of overwichten worden nimmer beschouwd als voor- d e d e n aan de ambten verbonden, maar slechts als middelen om ver- liezen, buiten de schuld der ambtenaren ontstaan, te vergoeden.

4. Het bepaalde brj art. 3 van deze wet kan bij ordonnantie, geheel of gedeeltelijk, op ambtenaren worden toepasselijk g e m a a k t1) .

42. [52] 1. D e Gouverneur-Generaal heeft, na gehoord advies van het Hooggerechtshof, het recht van gratie van straffen, door rech- terlijke vonnissen in Nederlandsch-Indië opgelegd, zoolang de veroor- deelden zich aldaar ophouden.

2. Wanneer een zoodanig vonnis de doodstraf oplegt, zal het niet worden ten uitvoer gelegd dan nadat de Gouverneur-Generaal, volgens daaromtrent bij ordonnantie 2) te stellen regels, in de gelegenheid is geweest gratie te verleenen.

3 . Voor zooveel Inlandsche vorsten en hoofden betreft, heeft hij ook, in overeenstemming met den Raad van Nederlandsch-Indië, het recht van amnestie en abolitie.

43. [53] 1. De Gouverneur-Generaal heeft de macht om dispen- satiën te verleenen, in de gevallen, bij de algemeene verordeningen omschreven; voor zooveel rechtszaken betreft, na gehoord advies van het Hooggerechtshof.

2. De Gouverneur-Generaal kan ook, in overeenstemming met den Raad van Nederlandsch-Indië, dispensatie verleenen van eene bepaalde regeeringsverordening, in de gevallen, daarbij niet ver- meld 3) .

44. [54]. D e regelen nopens het verleenen van zeebrieven en scheepspassen m Nederlandsch-Indië worden voor zooveel noodig bij algemeenen maatregel van bestuur, en overigens bij ordonnantie, vastgesteld 4) .

*) In lid 4 zijn de woorden „deze wet" en „ordonnantie" bij de wet van 1925 in de plaats gekomen van onderscheidenlijk „dit reglement" en „algemeene ver- ordening".

2) Het woord „ordonnantie" werd bij de wet van 1925 in de plaats gesteld van

„algemeene verordening".

) Lid 2 is bij de wet van 1925 in de plaats gekomen van lid 2 van art. 53 Rr., luidende:

„De Gouverneur-Generaal kan ook, in overeenstemming met den Raad van Nederlandsch-Indie, en na gehoord advies van het Hooggeregtshof, dispensatie ver- leenen van eene bepaalde ordonnantie, in de gevallen, daarbij niet vermeld."

*) Dit artikel is bij de wet van 1925 in de plaats gekomen van art. 54 Rr., luidende:

„De Gouverneur-Generaal verleent, m naam des Konmgs, zeebrieven aan schepen en vaartuigen, op de Europesche wijze getuigd. Vaartuigen op de inlandsche wijze getuigd, worden van jaarpassen voorzien; een en ander overeenkomstig reeds vastge- stelde of nader vast te stellen algemeene verordeningen."

(31)

INDISCHE STAATSREGELING i 9

45. [55] 1. D e bescherming der Inlandsche bevolking tegen wille- keur, van wien ook, is een der gewichtigste plichten van den Gouverneur- Generaal.

2. Hij zorgt, dat de besturende ambtenaren de daaromtrent b e - staande of nader uit te vaardigen verordeningen stiptelijk nakomen, en dat den Inlanders overal gelegenheid gegeven worde om vrijelijk klachten in te leveren.

46. [57]. In elk gewest worden de aard en duur der persoonlijke diensten, waartoe de inboorlingen verplicht zijn, de gevallen, waarin, en de wijze en voorwaarden, waarop zij kunnen worden gevorderd, bij ordonnantie *) geregeld, in overeenstemming met de bestaande gebruiken, instellingen en behoeften.

2. D e ordonnanties, die persoonlijke diensten betreffen, worden in elk gewest om de vijf jaren herzien, met het doel om daarin traps- gewijze de verminderingen te brengen, bestaanbaar met het algemeen belang 2) .

3 . In het verslag, bedoeld bij het derde 3) lid van art. 60 der G r o n d - wet, wordt jaarlijks opgave gedaan van den staat, waarin zich de voor- geschreven regeling der hier bedoelde diensten bevindt.

47. [58]. Behoudens het bepaalde in de artt. 125, 128 en 1864), zorgt de Gouverneur-Generaal dat in Nederlandsen-Indië geen b e - lastingen geheven worden dan die bij algemeene verordeningen zijn bepaald.

48. [59] 1. D e Gouverneur-Generaal zorgt, dat overal, waar de landrente geheven wordt, volgens den gemeentelijken of dorpsaanslag, daarmede voorloopig worde voortgegaan.

2. D e grondslagen voor den aanslag in de landrente worden bij ordonnantie 5) vastgesteld.

3 . In het verslag, bedoeld bij het derde 6) lid van art. 60 der G r o n d - wet, wordt jaarlijks opgave gedaan van de maatregelen, naar aanleiding van dit artikel genomen.

49. [60] 1. D e Gouverneur-Generaal zorgt, dat aan nuttige be- drijven geene noodelooze belemmeringen in den weg gelegd worden of blijven.

*) De woorden „bij ordonnantie" werden bij de wet van 1925 in de plaats gesteld van „door den Gouverneur-Generaal .

2) Lid 2 werd bij de wet van 1925 in de plaats gesteld van lid 2 van art. 57 Rr., luidende:

„De verordeningen, die persoonlijke diensten betreffen, worden in elk gewest, om de vijf jaren, door den Gouverneur-Generaal herzien, met het doel om daarin trapsgewijze de verminderingen te brengen, bestaanbaar met het algemeen belang^

3) Het woord „derde" werd bij de wet van 1925 in de plaats gesteld van „eerste .

4) De cijfers „125, 128 en 186" werden in 1925 in de plaats gesteld van „68c en 145". , . ,

5) Het woord „ordonnantie" werd bij de wet van 1925 in de plaats gesteld van

„algemeene verordening . „

6) Het woord „derde" werd bij de wet van 1925 in de plaats gesteld van „eerste .

(32)

2. Behoudens verkregen rechten worden op de markten (pasars) geene belastingen geheven.

50. [61]. De Gouverneur-Generaal vestigt zijne bijzondere aan- dacht op de bosschen van djati-hout. Hij zorgt, dat de rechten van eigendom van den Lande op alle dusdanige bosschen, niet bij verkoop of op eenige andere wijze aan bijzondere personen afgestaan, worden gehandhaafd; en dat het in stand houden of uitbreiden dier bosschen en de houtkap in dezelven door doeltreffende maatregelen worden geregeld.

51. [62] 1. De Gouverneur-Generaal mag geene gronden ver- koopen.

2. In dit verbod zijn niet begrepen kleine stukken gronds, bestemd tot uitbreiding van steden en dorpen en tot het oprichten van inrichtin- gen van nijverheid.

3. De Gouverneur-Generaal kan gronden uitgeven in huur, volgens regels bij ordonnantie *) te stellen. Onder die gronden worden niet begrepen de zoodanige, door de Inlanders ontgonnen, of als gemeene weide, of uit eenigen anderen hoofde tot de dorpen of dessa s behoorende.

4. Volgens regels, bij ordonnantie

1

) te stellen, worden gronden afgestaan in erfpacht voor niet langer dan vijfenzeventig jaren.

5. De Gouverneur-Generaal zorgt, dat geenerlei afstand van grond inbreuk make op de rechten der Inlandsche bevolking.

6. Over gronden, door Inlanders voor eigen gebruik ontgonnen, of als gemeene weide of uit eenigen anderen hoofde tot de dorpen behoorende, wordt door den Gouverneur-Generaal niet beschikt dan ten algemeenen nutte, op den voet van art. 133

2

) en ten behoeve van de op hoog gezag ingevoerde cultures volgens de daarop betrekkelijke verordeningen, tegen behoorlijke schadeloosstelling.

7. Grond, door Inlanders in erfelijk individueel gebruik bezeten, wordt, op aanvraag van den rechtmatigen bezitter, aan dezen in eigen- dom afgestaan onder de noodige beperkingen, bij ordonnantie

x

) te stellen en in den eigendomsbrief uit te drukken, ten aanzien van de verplichtingen jegens den lande en de gemeente en van de bevoegdheid tot verkoop aan niet-Inlanders.

8. Verhuur of ingebruikgeving van grond door Inlanders aan niet-Inlanders geschiedt volgens regels, bij ordonnantie *) te bepalen.

52. [63]. Op de eilanden van den Oost-Indischen Archipel worden geene nieuwe gouvernements-vestigingen daargesteld zonder mach- tiging des Konings.

1) Het woord „ordonnantie" werd bij de wet van 1925 in de plaats gesteld van

„algemeene verordening .

2) Het cijfer „133" is in 1925 in de plaats gekomen van „77".

(33)

INDISCHE STAATSREGELING

21

TWEEDE H O O F D S T U K

x

) .

VAN DEN VOLKSRAAD 2).

53. [131, 132]. Er is een Volksraad, bestaande uit een lid, tevens voorzitter, en zestig leden.

54. [132]. De Koning benoemt het lid, tevens voorzitter, voor het tijdperk, bedoeld in het eerste lid van art. 60, en bij tusschentijdsche benoeming voor den verderen duur van dat tijdperk. De bezoldiging en het pensioen, aan het voorzittersambt verbonden, worden door den Koning vastgesteld.

x) Het is niet duidelijk, in hoever Overgangsbepaling III van de wet van 1925 de oude op den Volksraad betrekking hebbende bepalingen van het reg. reglement van 1 Januari 1926 tot 16 Mei 1927 in stand had gehouden. In verband met Over- gangsbepaling IV van de wet van 1925 moet men aannemen, dat de nieuwe artikelen, voor zoover ze de s a m e n s t e l l i n g van den Volksraad betroffen, niet, overigens wèl op 1 Januari 1926 zijn gaan werken. De toen nog niet in werking getreden artikelen zijn 16 Mei 1927 gaan werken.

2) In het Rr. vormden deze woorden het opschrift van het tiende hoofdstuk. Bij de wet van 1925 heeft het tweede hoofdstuk dezen titel gekregen, terwijl bij dezelfde wet de artt. 53—80 werden vastgesteld.

Het tiende hoofdstuk van het reg. reglement, vastgesteld bij de wet van 16 De- cember 1916, Ind. S. 1917 No. 114 (Ned. S. 1916 No. 535), gewijzigd ten aanzien van de artt. 131, 132 en 135 bij de wet van 6 Februari 1922, Ind. S. 216 (Ned. S. 51), luidde:

„ T I E N D E H O O F D S T U K .

VAN DEN VOLKSRAAD.

ART. 131. Er is een Volksraad.

De Gouverneur-Generaal raadpleegt den Volksraad over alle zoodanige onder- werpen als waarover hij het oordeel van den Volksraad wenscht te vernemen.

Hij is tot die raadpleging verplicht ten aanzien van:

a. de begrooting en het slot der rekening van Nederlandsch-Indië;

b. de bestemming van het voordeelig en de dekking van het nadeelig slot der onder a bedoelde rekening;

c. het aangaan van geldleeningen ten laste van en het waarborgen van geldleemngen door Nederlandsch-Indië krachtens besluit van den Gouverneur-Generaal, waaronder niet is begrepen de uitgifte van schatkistbiljetten of schatkistpromessen en verpanding of beleening van producten van ondernemingen van het Land;

d. de ontwerpen van algemeene verordeningen, welke aan de ingezetenen persoon- lijke militaire lasten opleggen, zoomede de ontwerpen van algemeene ver- ordeningen, voortvloeiende uit de artikelen 67a, 67Ä, 67c en uit artikel 132, vijfde lid, van dit Reglement;

e. zoodanige andere onderwerpen, als door den Koning bij algemeene verordening worden aangewezen.

Van de raadpleging van den Volksraad wordt melding gemaakt in den aanhef der besluiten.

Indien de Volksraad is geraadpleegd over eene ordonnantie, wordt de derde zin van het formulier van afkondiging, bedoeld bij artikel 33, gelezen:_

„Den Raad van Nederlandsen-îndië en den Volksraad gehoord;''.

De Volksraad kan de belangen van Nederlandsch-Indië en zijne ingezetenen voorstaan bij den Koning, bij de Staten-Generaal en bij den Gouverneur-Generaal.

(34)

55. [132, 133] 1. Lid van den Volksraad kunnen alleen zijn ingezetenen van Nederlandsen-Indië, die:

a. den ouderdom van vijf en twintig jaren hebben vervuld;

b. den staat van Nederlandsen onderdaan bezitten;

c. niet krachtens onherroepelijke rechterlijke uitspraak de be- schikking of het beheer over hunne goederen missen, dan wel in staat van faillissement verkeeren;

d. niet bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak:

ART. 132. De Volksraad bestaat uit ten minste 39 leden.

De Koning benoemt het lid, tevens voorzitter; de aan het voorzittersambt ver- bonden bezoldiging wordt door den Koning vastgesteld.

Van de overige leden wordt ten hoogste de helft benoemd door den Gouverneur- Generaal na raadpleging van den Raad van Nederlandsch-Indië, die aanbevehngen doet van ten minste twee personen voor elke te vervullen plaats.

De door den Gouverneur-Generaal benoemde leden behooren voor ten minste een vierde deel tot de inlanders; voor het overige deel tot de Europeanen en de vreemde oosterlingen.

De andere leden worden verkozen op de wijze, bij algemeene verordening te regelen.

De volgens het vorig lid van dit artikel verkozen leden behooren voor ten minste de helft tot de inlanders, voor het overige deel tot de Europeanen en de vreemde oosterlingen.

De Volksraad benoemt zijn secretaris. Deze is geen lid van den Volksraad.

ART. 133. Lid van den Volksraad kunnen alleen zijn mannelijke ingezetenen van Nederlandsch-Indië, die

a. den ouderdom van vijf en twintig jaren hebben vervuld;

b. den staat van Nederlandsch onderdaan bezitten;

c. geene gevangenisstraf of een zwaardere straf dan wel dwangarbeid hebben onder- gaan, met uitzondering van vrijheidsstraf ter vervanging van geldboete of wegens overtreding van politie;

d. niet bij rechterlijke uitspraak de beschikking of het beheer over hunne goederen hebben verloren of van de verkiesbaarheid zijn ontzet;

e. met op met-eervolle wijze uit 's Lands dienst zijn ontslagen.

ART. 134. Een lid van den Volksraad kan niet te gelijk zijn vice-president of lid van den Raad van Nederlandsch-Indië, hoofd van een departement van algemeen bestuur of voorzitter of lid der Algemeene Rekenkamer.

ART. 135. De nadere bepaling van het aantal der in het derde, het vierde en het zesde lid van artikel 132 bedoelde leden geschiedt bij algemeene verordening.

ART. 136. De leden van den Volksraad stemmen zonder last van of ruggespraak met hen, door wie zij zijn benoemd of verkozen.

Zij leggen vóór het aanvaarden hunner bediening als lid van den Volksraad in handen van den Gouverneur-Generaal of in de vergadering van den Volksraad in handen van den voorzitter, daartoe door den Gouverneur-Generaal gemachtigd, den volgenden eed (verklaring en belofte) af:

„Ik zweer (verklaar), dat ik, om tot lid (tevens voorzitter) van den Volksraad benoemd (verkozen) te worden, middellijk noch onmiddellijk onder welken naam of voorwendsel ook, aan iemand, wie hij ook zij, iets heb gegeven of beloofd of geven zal".

„Ik zweer (beloof) dat ik, om iets in deze bediening te doen of te laten, van niemand hoegenaamd eenige beloften of geschenken zal aannemen, middellijk noch onmiddellijk".

„Ik zweer (beloof) trouw aan den Koning en dat ik het Reglement op het beleid der Regeering van Nederlandsch-Indië steeds zal helpen onderhouden en het welzijn der kolonie naar mijn vermogen zal voorstaan".

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

geval van opstand of ge\'aar voor opstand, alsmede in geval van gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde en rust, neemt de Gouverneur·Generaal de

Voor de bedenking, dat deskundig inzicht en politieke overtuiging in vele gevallen niet volkomen te scheiden zijn, achtte men geén redelijkn grond aanwezig,

Daar zij besloten hadden zich terug te trekken uit de WOS is besproken op welke wijze we als gemeente de verbinding kunnen houden met de vrijwilligers die betrokken zijn bij

Op 17 december 2018 heeft de gemeenteraad ingestemd met de nieuwe statuten van de Stichting Openbaar Primair Onderwijs Albrandswaard (OPO).. Daarmee is de stichting overgestapt

Er is meer aandacht voor de patiënten achter de ziekte en hun rechten zijn formeel vastgelegd, waardoor pati- enten meer invloed kunnen hebben op de behandeling.. Uit onderzoek

Een voorziening binnen de school zou een eind maken aan het jojobeleid, maar anderzijds heeft het onderwijs te weinig expertise over de ontwikkeling van jonge kinderen, ter-

Met dit besluit wordt de samenstelling van het Forum Standaardisatie gewijzigd door een aantal nieuwe leden aan te stellen en een nieuwe voorzit- ter, mevrouw Larissa Zegveld,

Ons land is het enige ter wereld waar euthanasie mogelijk is voor alle minderjarigen, weliswaar onder strikte voorwaarden. In Nederland kan het vanaf