• No results found

Met drie jaar naar basisschool?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Met drie jaar naar basisschool?"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

CCI SEMINAR | VERSLAG | SAMSON: MET 3 JAAR NAAR SCHOOL? | MAART 2015 1

Vergezicht of deltaplan,

mét advies van de buren

Op 20 maart 2015 belegde CCI een seminar naar aanleiding van de oproep van PvdA-leider Sam- som om kinderen met 3 jaar op school te laten beginnen. Drie sprekers reageerden op dit idee.

Keklik Yücel, Tweede Kamerlid PvdA, schetst het als eerste stap naar een toegankelijke basis- voorziening. Paul Leseman, hoogleraar orthopedagogiek, pleit op basis van onderzoek voor een geïntegreerde en universele voorziening voor kinderen van 1 tot 6 jaar. Jan Peeters, directeur van VBJK in België, adviseert een grondige verandering van ons systeem. | A

DDIE

R

OETMAN

CCI Seminar Samson: met 3 jaar naar school? | Een verslag

'Samen naar een vergezicht toe- werken' Keklik-Yücel De oproep van Samsom moet in per- spectief gezien worden, stelt Keklik Yü- cel (woordvoerder Emancipatie, Arbeid en zorg en Familierecht, Tweede Kamer, PvdA), namelijk een brede en toeganke- lijke basisvoorziening voor alle jonge kinderen. Die is ook hard nodig om later tweedeling in de samenleving te voorko- men, overigens Samsoms hoofdargument in zijn pleidooi. Een brede basisvoorzie- ning is nu nog een wenkend vergezicht, waar we op basis van argumenten sa- men naartoe kunnen werken. Uitgaande van een ouderschapsverlof van één jaar, begint de behoefte aan opvang vanaf 1 jaar. Vanaf 3 jaar naar school (nog liever:

2,5 jaar) is dan een eerste stap. Die kun- nen we echter alleen zetten als eerst de kwaliteit verder versterkt wordt en als de aansluiting met het basisonderwijs goed is uitgedacht. De schoolleeftijd vervroegen zou een stelselherziening betekenen, met als doel: jonge kinderen de ontwikkelingskansen bieden, die aan- sluiten bij hun latere functioneren in het onderwijs en de maatschappij.

Ontwikkeldoelen onderbouwen De PvdA wil de kinderopvang stoelen

op concrete pedagogische ontwikkeldoe- len, en daarbij zowel de expertise in het veld als wetenschappelijke inzichten te betrekken. Tussen 0 en 6 doorlopen kin- deren een cruciale fase, want dan leren ze vaardigheden aan, die ze later nodig hebben op school en arbeidsmarkt. De specifi eke neurowetenschappelijke en pedagogische inzichten hierover moeten volgens Yücel veel meer dan nu betrok- ken worden in het aanbod, en dat aan- bod moet meer gekoppeld worden aan de vaardigheden die nodig zijn. Daarom moeten we vier dingen goed doen:

• concrete pedagogische ontwikkel- doelen verbinden met 21e-eeuwse vaardigheden zoals eff ectief commu- niceren, samenwerken en problemen oplossen;

• jonge kinderen een ontwikkelrijke omgeving bieden, maar hen niet tes- ten op resultaten;

• investeren op scholing en bijscholing van leidsters en pedagogisch mede- werkers, gericht op de stimulering van ontwikkeling van het jonge kind;

• goed aansluiten bij de ontwikkel- en leerlijnen in het onderwijs.

Breed debat nodig over institutio- nele uitwerking

Lukt dit allemaal, dan is de stap te maken naar een basisvoorziening

vanaf 3 of 2,5 jaar. Hoe dit institutio- neel wordt uitgewerkt, vergt een breed debat met het veld, de branche, de ou- derorganisatie, de wetenschap en het onderwijs. Een voorziening binnen de school zou een eind maken aan het jojobeleid, maar anderzijds heeft het onderwijs te weinig expertise over de ontwikkeling van jonge kinderen, ter- wijl die in de kinderopvang juist is op- gebouwd. Yücel benadrukt dat we niet moeten denken aan klassen van dertig peuters, maar aan speelgroepen waar pedagogisch medewerkers het spelen stimuleren.

Politiek draagvlak verstevigen Er is nu geen politieke meerderheid voor een dergelijke stelselherziening.

Wel groeit het draagvlak hiervoor; ook D66 heeft zich uitgesproken voor leer- en ontwikkelrecht voor kinderen vanaf 2,5. Om dit draagvlak te vergroten moe- ten we laten zien wat een basisvoorzie- ning (op termijn) oplevert voor de sa- menleving. Belangrijk hierbij wordt het advies over de toekomst van de kin- deropvang, dat de SER zal uitbrengen.

Vervolgens is het spannend of het CPB erin slaagt om fi nancieel-economisch te verantwoorden dat we meer moeten investeren in de ontwikkeling van het jongste kind.

(2)

2 MAART 2015 | SAMSON: MET 3 JAAR NAAR SCHOOL? | VERSLAG | CCI SEMINAR

'Deltaplan voor kinderen van 0 tot 6' Paul Leseman

Onder de noemer Universeel en geïnte- greerd – ‘Yes we can do better’ – pleit Paul Leseman (hoogleraar Pedagogiek, Uni- versiteit Utrecht) voor een geïntegreerde voorziening van 0 tot 6 jaar. Hij noemt het voorstel ‘met 3 jaar naar school’ niet nuttig, omdat het niet past bij de onder- zoeksuitkomsten over vaardigheden die belangrijk zijn van 0 tot 3. Als we daar wel rekening mee houden, is een stelsel nodig vanaf 1 à 1,5 jaar. Dat moet van hoge kwaliteit zijn, zowel emotioneel als educatief. Ons split system – met veel hyperspecialisatie, zowel voorschools als in het onderwijssysteem – leidt tot tweedeling en wekt verbazing in het bui- tenland. Leseman vergelijkt het met een complexe delta. Nederland is echter heel goed in het maken van deltaplannen na rampen en dat talent zouden we moeten inzetten om een deltaplan te maken voor kinderen van 0 tot 6.

Vroeger beginnen levert meer op Het is volgens Leseman vreemd om een grens bij 3 jaar te trekken, want langlo-

pende onderzoeken naar het rendement van voorschoolse voorzieningen laten juist de noodzaak zien om vroeger te beginnen. Zo onderzocht OECD (aan de hand van PISA-uitkomsten) welke inves- teringen in voorschoolse opvang en edu- catie de meeste leerwinst opleverden op 15-jarige leeftijd. Die winst is het grootst als de voorschoolse voorziening een jaar langer wordt aangeboden en meer kinde- ren bereikt. Daarentegen had extra geld investeren per kind weinig aantoonbaar eff ect, evenmin als het verkleinen van de leidster/kindratio.

In EPPE-studie (Eff ective Provisio of Pre- school Education) werden de langeter- mijneff ecten van Engelse voorschoolse voorzieningen gemeten op 16-jarige leef- tijd (aan de voorsprong op taal en gelet- terdheid in maanden). Uit dat onderzoek blijkt dat de duur van de deelname en de kwaliteit ertoe doen. In EPPE werden ook de kosten en baten geschat van voor- schoolse voorzieningen. Daar komt uit dat niet alleen doelgroepprogramma’s, maar ook universele voorzieningen voor jonge kinderen op termijn veel (in geld uit te drukken opbrengsten) opleveren voor de samenleving.

Pre-COOL is het lopende Nederlandse on- derzoek naar de opbrengsten van voor- schoolse voorzieningen. Daaruit blijkt hoe sterk de selectieve-aandachtsfunctie zich ontwikkelt bij kinderen tussen 2 en 3 jaar. Daarna vlakt die ontwikkeling af, dus je boekt grote winst – én je verkleint de verschillen tussen kinderen met lage en hoge sociaal-econimische status (SES) – als je deze ontwikkeling in de cruciale leeftijd stimuleert. Juist voor jonge kin- deren met lage zelfregulatie helpt het als ze méér dagen naar een voorschoolse voorziening van emotionele kwaliteit gaan. Ze vertonen dan minder externa- liserend probleemgedrag en verwerven betere sociale competenties.

Kwaliteit en curriculum

De uitkomsten van Pre-COOL bieden ook concrete aanknopingspunten om de kwa- liteit van voorschoolse voorzieningen te sturen en verbeteren. De geobserveerde emotionele kwaliteit blijkt in kinderop- vang, peuterspeelzalen en kleutergroe- pen redelijk tot goed, maar de kwaliteit van de educatieve activiteiten blijft in al deze voorzieningen (sterk) achter. In Pre-COOL blijkt dat deze kwaliteit vooral bevorderd wordt door:

• het aanbieden van begeleide edu- catieve situaties, waarin de leidster meedoet en kinderen taal in een context aanbiedt (ruim aanbod van vrij onbegeleid spel heeft juist een negatief eff ect);

• continue teamprofessionalisering, waaronder samen refl ecteren op het werk; samen het curriculum vormge- ven; scholing on the job (belangrijker dan hbo-opleidingsniveau).

Daarentegen hangt de voorschoolse pro- ceskwaliteit weinig of niet samen met groepsgrootte, opleidingsniveau en een aanbod van vve-programma’s of aca- demische vaardigheden. Als een voor- schoolse voorziening zowel de emotio- nele als de educatieve kwaliteit volgens deze inzichten op orde heeft, dan ontwik- kelen kinderen tussen 2 en 3 razendsnel hun aandachtsfunctie en woordenschat.

De ontwikkeling van doelgroepkinderen wordt positief gestimuleerd als zij sa- men met niet-doelgroepkinderen in een groep zitten en onderling interactie heb-

Maatschappelijke trends

Leseman zet zijn betoog af tegen de volgende maatschappelijke trends:

• Naar een lerende economie – schoolse vaardigheden verbreden met 21e-eeuwse vaardigheden, zoals creativiteit, zelfregulatie, samen problemen oplossen, kritisch denken. Deze vaardigheden ontwik- kelen zich vroeg, dus moeten vroeg worden getraind.

• Participatiesamenleving – iedereen moet naar beste vermogen meedoen in de samenleving.

• Brede-talentontwikkeling – vroeg beginnen talenten te stimuleren.

Behalve traditionele, schoolse vaardigheden, ook artistieke, muzische, sportieve en technische talenten.

• Tweedeling in de samenleving – vroege verschillen worden niet of onvoldoende ongedaan gemaakt. Dit moet discussiepunt zijn bij een herontwerp van het stelsel.

• Vergrijzing en ontgroening – Er is meer steun nodig voor de combinatie werk en gezin. Daarom moeten we werken aan een hoogwaardige voorziening van 0/1 jaar tot 6 jaar. Deze discussie is niet wetenschappelijk, maar gaat over normen en waarden.

• Ontzorgen en normaliseren – inclusie versterken in de reguliere systemen. We moeten toe naar een inclusief systeem.

(3)

CCI SEMINAR | VERSLAG | SAMSON: MET 3 JAAR NAAR SCHOOL? | MAART 2015 3

ben, en ook door meer begeleide educa- tieve activiteiten aan te bieden.

Er is een curriculum nodig om de prak- tijk houvast te bieden vanuit deze onder- zoeksinzichten. Dat moet geen handlei- ding zijn, maar een globale beschrijving van wat we weten over de ontwikkeling van kinderen en de ontwikkelingstrajec- ten die ze doorlopen. Tussen 1 en 1,5 jaar moeten kinderen bijvoorbeeld veel lopen en kruipen, voor de ontwikkeling van hun motorisch apparaat en voor de cognitieve ontwikkeling. Zo kunnen we voor elk traject vastleggen wat nodig is voor de ontwikkeling van het kind.

Samenvattend: kinderen van 0 tot 6 jaar zijn gebaat bij

• universeel, inclusief en geïntegreerd systeem;

• vanaf 1 à 1,5 jaar (na uitgebreid ou- derschapsverlof);

• hoge kwaliteit, zowel emotioneel als educatief;

• kwaliteitsgestuurd, vanuit een glo- baal curriculum;

• inzet op professionaliteit teams en organisaties;

• integratie van de functies opvang, educatie en zorg.

'Vroeg naar de kleuterschool: de Belgische ervaringen'

Jan Peeters

Jan Peeters, directeur VBJK (Vernieu- wing in de Basisvoorzieningen voor Jonge Kinderen) vertelt dat in België alle kinderen vanaf 2,5 jaar naar de kleuter- school gaan: een enorm verschil met de Nederlandse situatie. Peeters verklaart dit vanuit het in België overwegend ka- tholiek georganiseerde systeem, dat van oudsher welwillender staat tegenover vrouwen die werken en het uitbesteden van de zorg voor kinderen. De kleuter- school heeft een lange traditie en er is een stevig draagvlak voor de instapleef- tijd vanaf 2,5 jaar. Belgische ouders be- schouwen dit laatste dan ook als een ver- worven recht.

In Gent lopen drie onderzoeken (nog in beginfase) naar kinderen die met 2,5 jaar naar de kleuterschool gaan. De eer- ste observaties wijzen op een probleem met het welbevinden van de kleintjes in

school. Dit geldt vooral voor allochtone kinderen die direct vanuit hun gezin naar school komen, zonder tussenstap op de kinderopvang.

Indrukwekkend bereik

Het bereik van de Belgische kleuter- school is indrukwekkend: 98 procent van alle kinderen vanaf 2,5 jaar gaat ernaartoe. De overige 2 procent wordt thuis bezocht door mensen van Kind en Gezin, die de ouders proberen te over- reden hun kind toch naar de kleuter- school te brengen. Deze voorziening is ook praktisch gratis: ouders krijgen een maximum factuur van 50 euro per jaar.

Voor zogenoemde indicatorkinderen voorziet de overheid in extra fi nanciële ondersteuning.

Problemen en uitdagingen Toch is het systeem in België niet ideaal voor jonge kinderen, gezien de volgende problemen en uitdagingen:

• De PISA-resultaten van allochtone kin- deren blijven achter:

Vlaanderen scoort vrij goed met leerlingen uit de middenklasse, maar tussen hen en allochtone kinderen zit een groot verschil.

• Het is lastig om peuters en kleuters precies te geven wat ze nodig hebben:

In Vlaanderen is de nieuwe opleiding

‘Pedagogie voor het jonge kind’ (on- derdeel van de opleiding tot kleuter- leerkracht) gericht op onder andere de ontwikkeling van het kind, care en oudercontact. In de praktijk is echter een segregerend eff ect zichtbaar: de kleuterleidster doet educatie en de kinderopvangleidster richt zich voor- al op de care. Educatie en care moet je echter niet splitsen, want een holisti- sche aanpak heeft een beter eff ect op kinderen.

• Problemen met het welzijn van de jongste kinderen:

De jongste kinderen ervaren bijvoor- beeld de grote speelplaats als enorm bedreigend. In 90 procent van de Vlaamse scholen zijn de groepen ver- deeld in groepen van 2-4 en van 4-6 jaar. Die verdeling maakt het moeilijk om voor het welbevinden van de

jonge kinderen te zorgen, want ze zijn allemaal onwennig of bang.

Gemengde groepen werken beter.

• Split system:

In Vlaanderen wordt de periode van de kinderopvang alsmaar kor- ter. Dat is zowel ongunstig voor de sector als voor het kind. UNESCO en de Europese Commissie hebben een geïntegreerd systeem geadvi- seerd. België is echter niet van plan om dit advies op te volgen. Sinds 1990 is Kind en Gezin in België ver- antwoordelijk voor alles wat met kinderopvang te maken heeft en die wil zich niet door het onderwijs laten opslokken. Waar de instituties minder sterk georganiseerd zijn en een minder lange traditie ken- nen (zoals in Nederland), maakt integratie eerder een kans. Daarom adviseert Peeters ons: overweeg een grondiger verandering, want als de kinderen met 3 jaar naar school gaan, heb je nog steeds een split system.

• Probleem met ownership:

Als een kind van 2,5 tot 3 jaar pro- blemen heeft, voelt de kleuterleid- ster zich daar niet verantwoordelijk voor. Daarom is het belangrijk om te werken aan probleembesef.

• Transities zijn risicovol voor kinde- ren:

Dit geldt voor de overgangen van kinderopvang naar kleuterschool en van kleuterschool naar basis- school. Denk dus ook na over de periode na 6 jaar. Transities zijn vooral risicovol voor kinderen uit kansarme gezinnen. Ze onderbre- ken de continuïteit, terwijl uit stu- dies juist blijkt hoe belangrijk die continuïteit is, zowel in de voorzie- ningen als thuis en in de buurt.

Peeters waarschuwt voor idealisering van het ‘model-Leseman’ (geïntegreerd systeem van 0 tot 6 jaar). Voorschool- se voorzieningen moeten niet te veel een eigen wereld vormen, die niets te maken heeft met het onderwijs, want dan kan de transitie naar school nog moeilijker worden. Dat zie je in Scan- dinavische landen en bijvoorbeeld in Reggio Emillia.

(4)

4 MAART 2015 | SAMSON: MET 3 JAAR NAAR SCHOOL? | VERSLAG | CCI SEMINAR

Discussie

Wat leeft er bij het veld en de branche?

De aanwezigen spreken hun waardering uit voor de erkenning van de kinderop- vang als ontwikkelingsgericht instru- ment. Ze denken graag mee over een be- ter systeem voor hun doelgroep, waarin de door hen opgebouwde expertise niet verloren gaat. Hierna de discussie op hoofdlijnen.

Dagarrangement

Hoe gaat het dagarrangement voor jonge kinderen eruitzien in een toegan- kelijk stelsel voor kinderen en ouders?

Is school én bso voor 3-jarigen niet erg heftig?

Yücel benadrukt dat met 3 jaar naar school alleen een stap is naar een ba- sisvoorziening voor 0 (of 1) tot 6 jaar, zonder knippen tussen school en op- vang. Het vergezicht is een breed arran- gement (met een curriculum, educatie en zorg): voor niet-werkende ouders:

vijf halve dagen en voor werkende ou- ders vijf dagen. Peeters vertelt dat 83 procent van de werkende ouders In Bel- gië het schoolsysteem gebruikt voor de opvang na school. Kinderen blijven dan bijvoorbeeld na op de speelplaats. Dit is verre van ideaal. Slechts 17 procent van de kinderen in België gaat naar een echte opvang.

Laten we de geborgenheid en de veilig- heid behouden, die we in de kinderop- vang het jonge kind kunnen bieden.

Volgens Leseman staat of valt kwaliteit met continuïteit. Die wordt echter belem- merd door de parttime clausule. Daarom moeten we inderdaad nadenken over het beste dagarrangement is, en de profes- sie voor het jonge kind erkennen.

Experimenteerruimte

Hoe krijgen we voldoende experimen- teerruimte van de grond om dit verge- zicht te verwezenlijken? Hoe kunnen we hierin samen stappen maken? En hoe kan de politiek de kinderopvang benutten om OCW en SZW beter te helpen in de afstem- ming hierover?

Yücel is zich ervan bewust dat het veld

experimenteerruimte vraagt, en heeft Dekker en Asscher om een reactie hierop gevraagd. Volgens haar is met experi- menteerruimte pas echt een slag te ma- ken als de pedagogische doelen helder zijn en er een curriculum ligt op hoofd- lijnen. Dan pas kun je op de inhoud gaan samenwerken. Ook volgens Leseman moeten we veel experimenteerruimte claimen, maar nadrukkelijk onder re- gie van de doelen waarover we het eens zijn.

Houvast

Overheid, bied ons steun en vertrou- wen om die experimenteerruimte ook te nemen. Er heerst onder de medewerkers in de kinderopvang veel angst door het jojobeleid en de bezuinigingen. Die angst wordt ook doorgegeven aan de kinderen, terwijl juist erkenning en vertrouwen vi- taal zijn voor de ontwikkeling van kinde- ren.

Volgens Yücel wordt die angst gevoed door onzekerheid. Ze denkt de sector houvast te kunnen bieden door ook vanuit de politiek duidelijk maken dat de ontwikkelingsdoelen centraal staan.

Daarbij is belangrijk breed en beargu- menteerd uit te dragen hoe wezenlijk de ontwikkeling van 0 tot 6 is voor de toe- komst van de kinderen, en wat investe- ringen in die ontwikkeling opbrengen.

We moeten eerst vaststellen wat jonge kinderen in verschillende fasen nodig hebben; pas daarna kunnen we kijken welke organisatie daarbij past. Daar moeten we over praten en ook over de periode na 6 jaar.

Nee, stelt Leseman: we moeten dat tege- lijkertijd doen: je kunt geen curriculum maken zonder na te denken over gebou- wen en opleidingsniveaus. In een glo- baal curriculum moeten we vastleggen wat we belangrijk vinden voor kinderen en meteen bedenken welk systeem we daarvoor nodig hebben.

Kostenfactor

De discussie over kwaliteit wordt ver- sluierd door de kostenfactor. Keuzes van ouders zijn kostengestuurd. Zodra het onderwijs (als gratis publieke voorzie-

ning) in beeld komt, is die sturing geen punt meer.

Peeters herkent dit, want ouders in Bel- gië kiezen tussen 2,5 en 3 jaar massaal voor de kleuterschool en niet voor de kinderopvang. Daarbij wegen de fi nan- ciële argumenten zwaarder dan de kwa- liteit.

Integraal stelsel bevordert de participatiesamenleving

Een spreekster namens de VNG betrekt de jeugdzorg in de discussie.

Het jeugdzorgbeleid wordt sinds dit jaar uitgevoerd door de gemeenten. Doel is dat jongeren van nu later als volwassene volwaardig kunnen participeren. Daar- om is het ook belangrijk dat we zoeken naar een concept voor integrale opvang en onderwijs, want in een versnipperd stelsel verschuilt iedereen zich achter zijn eigen regels, neemt de vraag naar jeugdzorg niet af en blijven te veel men- sen aan de zijlijn. Als we de participatie- samenleving serieus nemen, moeten we die met een goed systeem bevorderen.

OpStap 2024

In de recente publicatie OpStap naar 2024 heeft Chldcare International dertien weten- schappers gevraagd naar hun visie op een optimaal opvoed- en onderwijsklimaat voor kinderen van 0 tot 12. CCI heeft die visies verwerkt in een stappenplan met aanbeve- lingen voor kinderopvang, onderwijs, over- heid en beroepsopleidingen. Voor de jonge kinderen van 0 tot 6 was de hoofdlijn dat er specifi eke expertise nodig is voor hun educa- tie en opvoeding. Die kan het beste worden gerealiseerd in geïntegreerde voorzieningen van 0 – 6 jaar.

OpStap naar 2024; Hoe creëren we een optimaal opvoed- en onderwijsklimaat voor kinderen van 0 tot 12? | ChildCare International | 2014 | SWP uitgeverij | ISBN: 97 8908 850 56 90

Zie voor bestelinforatie op childcareinter- national.nl onder Publicaties

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

7.2 De resultaten van de evaluatie drie jaar geleden en de gewenste effecten 132 7.3 De resultaten van effectief teamfunctioneren 133 7.4 De oorzaken voor het al dan niet

Het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding ontvangt regelmatig meldingen van leerlingen en ouders die problemen hebben om op school redelijke aanpassingen

Kinderen onder de drie jaar zijn niet ‘mensen aan het worden’. Ze worden geboren als volwaardige mensen, die actieve deelnemers zijn aan de routines en processen van het

In 2012 heeft Kistenkas in het boek Recht voor de groenblauwe ruimte (Wageningen Academic Publishers) al geconcludeerd dat het huidige groenblauwe omgevingsrecht dreigt vast te

eerst dachten we aan de groenstrook bij de Tweede Zijweg en het VLC, maar dat is voor veel kinderen uit De Ronde Venen wat ver weg.. Misschien is bij Allround

Each path through the zone graph corresponds to a path form in the state space (the concept of path forms will play a particularly important role in Section 7.5).. Section 7.3.1,

Namelijk de bevindingen dat er interactie bestaat tussen aantrekkelijkheid en sportprestaties, dat het voor merkattitude niet uitmaakt of een aantrekkelijke sportendorser goed

scheme include possible identification of ambiguous social signals, physical cues related to certain social interactions, identifying how playground characteristics affect