• No results found

Overzicht van belangrijkste conclusies, aanbevelingen en toezeggingen

In document EU-trendrapport 2006 (pagina 181-184)

BIJLAGEN EU-TRENDRAPPORT 2006

Bijlage 1 Overzicht van belangrijkste conclusies, aanbevelingen en toezeggingen

Conclusie Aanbeveling Toezegging kabinet Nawoord Algemene Rekenkamer

De rechtmatigheid van de beste-ding van EU-gelden is tussen 2003 en 2004 niet verbeterd.

De jaarlijkse activiteitenverslagen van de directoraten-generaal en diensten van de Europese Com-missie geven meer inzicht in hun werkzaamheden dan in voor-gaande jaren, maar verbetering is nog nodig. De Europese verant-woordingsketen is niet compleet, en op het gebied van de doeltref-fendheid van het EU-beleid is verbetering nodig.

Nederland dient er bij de Euro-pese Commissie op aan te dringen de jaarlijkse activiteiten-verslagen van de directoraten-generaal en diensten van de Commissie verder te verbeteren, het Syntheseverslag als een volwaardig verantwoordings-document te gaan hanteren, en meer inzicht te bieden in de rechtmatigheid per begrotings-hoofdstuk en doeltreffendheid van het EU-beleid op het hoogste niveau.

Het kabinet onderschrijft onze aanbeveling. Het zal er bij de Commissie op aandringen dat de jaarlijkse activiteitenversla-gen en het Syntheseverslag worden uitgebouwd tot vol-waardige verantwoordings-instrumenten.

Wij nemen met instemming kennis van deze toezegging.

De voortgang bij de voorstellen die door de Europese Commissie zijn gedaan om de financiële controle en verantwoording in de EU te verbeteren is zeer beperkt.

Nederland dient zich te blijven inzetten voor een beter systeem van financieel management in de EU, aangezien aan Neder-landse burgers moeilijk uit te leggen is dat de EU-lidstaten niet bereid zijn te streven naar een beter systeem waardoor burgers te weten kunnen komen of hun geld goed besteed wordt.

Nederland dient in de Raad van Ministers door te gaan met het overtuigen van de overige EU-lidstaten van het belang van de voorstellen van de Commissie tot hervorming van de financiële controle en verantwoording.

Het kabinet betreurt het dat er geen meerderheid in de Raad is die de voorstellen uit de route-kaart in zijn volledigheid steunt.

Niettemin zal Nederland bij de Commissie en de overige lid-staten blijven aandringen op een meetbare verbetering van het financieel beheer, door te streven naar een positieve betrouwbaarheidsverklaring.

Wij nemen met instemming kennis van deze toezegging en zullen de ontwikkelingen met belangstelling blijven volgen.

Nederland kan zelf een ex- post-betrouwbaarheidsverkla-ring gaan opstellen. Hierbij kan onder andere gebruikgemaakt worden van de reeds aanwezige informatie van betaalorganen (landbouwbeleid) en beheers-autoriteiten (structuurbeleid).

Het kabinet is bereid de moge-lijkheden te verkennen voor de opstelling van een Nederlandse ex-post-betrouwbaarheidsverkla-ring aan de hand van de aanwe-zige informatie van betaalorga-nen (landbouwbeleid) en beheersautoriteiten (structuur-beleid). Er zal een haalbaarheids-studie worden uitgevoerd, waarna vóór de zomer 2006 kabinetsbesluitvorming volgt over de mogelijke invoering ervan.

Wij ondersteunen het streven van het kabinet om een haalbaarheids-analyse uit te voeren. Omdat de routekaart van de Commissie ook geldstromen in indirect centraal beheer, gedecentraliseerd beheer of gezamenlijk beheer betreft, vinden wij dat ook deze geldstro-men bij de studie betrokken moeten worden.

Een nationale verklaring zou volgens ons ook naar de Staten-Generaal moeten worden gestuurd. Overeenkomstig het voorstel van de Commissie zou bijvoorbeeld de nationale reken-kamer de verklaring kunnen controleren, waarna het resultaat daarvan wordt meegedeeld aan het parlement.

Wij zijn bereid om desgewenst een bijdrage te leveren aan de haal-baarheidstudie.

Conclusie Aanbeveling Toezegging kabinet Nawoord Algemene Rekenkamer

Vanuit de lidstaten komt weinig onderling vergelijkbare recht-matigheidsinformatie over beste-ding van EU-gelden de lidstaten beschikbaar. Ook op het gebied van doeltreffendheid is weinig lidstaatinformatie beschikbaar.

De Nederlandse systemen voor financieel management voor het landbouwbeleid en de structuur-fondsen functioneren redelijk, maar een volledig beeld van de rechtmatigheid van de besteding van EU-gelden ontbreekt.

Door het gebrek aan informatie over de doeltreffendheid van EU-beleid in Nederland zijn sommige ministeries beperkt in hun mogelijkheden om nationaal en Europees beleid goed op elkaar af te stemmen. Er is sprake van onvoldoende zicht op een doelmatige en doeltreffende inzet van Europese én nationale publieke middelen.

De ministers van EZ, VenW, VROM en OCW zouden – om zeker te weten dat er sprake is van een doelmatige inzet van nationale en EU-middelen (met name op de terreinen van het Europese intern beleid) inzichte-lijk moeten maken welke natio-nale en EU-beleidsterreinen (en geldstromen) elkaar precies waar raken.

Omdat het kabinet slechts op hoofdlijnen betrokken is bij de vormgeving van het interne EU-beleid en geen uitvoerings-verantwoordelijkheid heeft, wil het de verantwoording voor het interne beleid blijven leggen bij de Europese Commissie.

Wel is het kabinet het met ons eens dat verschillende beleids-instrumenten aan kracht kunnen winnen wanneer ze elkaar aan-vullen in plaats van overlappen.

Dit is dan ook een aandachts-punt in de vormgeving van de toekomstige Europese program-ma’s in relatie tot nationaal beleid en het structuurbeleid.

Wij zijn van oordeel dat het kabinet dient te weten waar en hoe er precies sprake is van overlap, tegenstrijdigheden en blinde vlek-ken. Dit kan leiden tot meer wel-overwogen keuzes in het eigen beleid, en een efficiënte en effec-tieve inzet van EU- en rijksmidde-len. Wij zullen in de toekomst nader onderzoeken of de overlap, tegenstrijdigheden en blinde vlekken voldoende in beeld zijn gebracht.

De ministers van EZ, LNV, SZW, BZK, VenW, VROM en OCW zouden op basis van bestaande nationale en Europese gegevens van het structuurbeleid en intern beleid gedetailleerd moeten gaan aangeven welke eind-begunstigde hoeveel gelden uit welke Europese fondsen ontvangt (zoals dit nu al gebeurt met de gegevens over ontvang-sten van landbouwsubsidies).

De toegevoegde waarde van gedetailleerde vermelding is volgens het kabinet onvol-doende, zeker wanneer hierbij de administratieve last in ogenschouw genomen wordt.

Het kabinet vindt dat onze aanbeveling niet past in de verantwoordelijkheid van de ministers, en wijst in dit verband ook op de deregulering van de informatieplicht van de ontvangers.

De reactie van het kabinet is naar ons oordeel in tegenspraak met het «Europese transparantie-initiatief» van eurocommissaris Kallas. Daarnaast merken wij op dat in 2005 de eindbegunstigden van de landbouwsubsidies openbaar zijn geworden. Wij vinden het niet meer dan logisch dat deze handelwijze ook wordt toegepast bij andere ontvangers van Europese gelden in Nederland.

De ministers van EZ, LNV, SZW, BZK, VenW, VROM en OCW dienen op basis van de bestaan-de nationale en Europese evaluaties van het landbouwbe-leid, structuurbeleid en intern beleid inzicht te gaan geven in de resultaten van dit beleid voor Nederland.

Het kabinet geeft aan dat de betrokken bewindspersonen reeds jaarlijks verantwoording afleggen aan de Tweede Kamer over het (financiële) resultaat van het landbouwbeleid en de resultaten van het structuur-beleid. Deze verantwoordingsin-formatie is gebaseerd op bestaande nationale en Euro-pese evaluaties.

Wij vinden het jammer het dat het kabinet niet bereid is verder te gaan dan de huidige wijze van verantwoording over met name financiële resultaten van EU-beleid, temeer omdat dit op basis van onderliggende evaluaties op een aantal terreinen wel mogelijk is. Het gebruik hiervan zou ook passen bij de wijze waarop bij de verantwoording moet worden voldaan aan VBTB-eisen.

Conclusie Aanbeveling Toezegging kabinet Nawoord Algemene Rekenkamer

De ministers van EZ, LNV, SZW en BZK dienen te voorkomen dat net als bij de periode 1994–1999 – de meeste onregelmatigheden pas bij afsluiting van de struc-tuurfondsprogramma’s worden ontdekt en gemeld aan OLAF. De beheersautoriteiten en ministe-ries dienen tijdens de looptijd de voortgangsinformatie beter te gaan controleren en de subsidie-voorwaarden beter te toetsen.

De betrokken ministeries geven alle onregelmatigheden direct door aan het Europese anti-fraudebureau OLAF. Daarnaast heeft het risico van financiële correcties tijdens de eindafreke-ningprocedure een preventieve werking. Het is echter onvermij-delijk dat het aantal meldingen tegen het einde van een pro-grammaperiode oploopt, omdat er weinig projecten zijn in de eerste jaren en veel in de laatste jaren.

Wij zijn niet van oordeel dat de huidige werkwijze voldoende is om het aantal onregelmatigheden bij eindafrekening beperkt te houden, aangezien verschillende programma-accountants aangeven dat de voortgangsinformatie beter moet worden gecontroleerd en dat de subsidievoorwaarden beter moeten worden getoetst. Wij zullen in latere rapportages terugkomen op de ontwikkeling van het aantal onregelmatigheden.

De ministers van EZ, LNV, SZW en BZK dienen ervoor zorg te dragen dat de artikel-13-rappor-tages van structuurfondspro-gramma’s en communautaire initiatieven beter en uniformer inzicht gaan geven in de werking van systemen en resultaten van controles.

Het kabinet vindt dat het op een uniformere manier van inzicht bieden uit een oogpunt van efficiëntie vooral een taak is van de Europese Commissie, aan wie immers wordt gerappor-teerd, en minder van de betrokken ministers.

Wij vinden dat het binnen het kader van de haalbaarheidsstudie naar een nationale verantwoor-ding, van groot belang is dat de artikel-13-rapportages in Neder-land – die juist op operationeel niveau worden samengesteld – inhoudelijk vergelijkbaar zijn. Wij herhalen derhalve hierbij onze oproep aan het kabinet.

In document EU-trendrapport 2006 (pagina 181-184)