• No results found

Hoofdstuk IV: Onderzoeksopzet

2 Kwalitatieve studie

2.1 Verticale analyse

2.1.1 Opvoedingswinkel Turnhout

De winkel te Turnhout opende haar deuren op negentien november 2004 en is daarmee één van de ‘oudste’ Opvoedingswinkels van Vlaanderen. Het interview werd voornamelijk afgenomen van Tinne, één van de onthaalmedewerkers van de winkel.

Tanja woonde een deel van het gesprek bij om de vragen met betrekking tot het beleid te beantwoorden, aangezien zij naast onthaal- ook de projectmedewerker is van de winkel10.

VISIE OP OPVOEDINGSONDERSTEUNING [1]

Allereerst schetst Tinne kort het ontstaan van de Opvoedingswinkel van Turnhout. Ze legt uit dat enkele jaren geleden vanuit de dagcentra van Ter Loke, waar zij vroeger werkte, de overtuiging groeide dat ouderfiguren vanaf dat zij kleine vragen of bezorgdheden ervaren over opvoeden, deze moeten kunnen stellen zodat er in een vroeg stadium gehoor aan kan worden gegeven.

“Euh destijds was ik ook werkzaam in het dagcentrum en daar was eigenlijk zo op den duur dat idee van: stel dat mensen ergens vroeger in dat continuüm van een probleem zal ik maar zeggen, ergens hadden kunnen binnenstappen met een vraag. Al is het maar gewoon van ‘is da nu normaal dat mijn kind op zijn twee jaar nog niet zindelijk is?’, misschien was het dan wel anders gelopen. (…) We zijn dan vanuit het dagcentrum gaan bevragen bij die andere mensen van ‘hebben jullie nu ook niet het idee dat dat een goede zaak zou zijn, dat da nu toch wel wat dingen zou kunnen voorkomen’ en men vond da ook.”

(Tinne).

Midden 2001 werd er vanuit Ter Loke initiatief genomen om een aantal welzijnsorganisaties uit de regio van Turnhout samen te brengen rond een uitgewerkt

10 De coördinatorfunctie wordt in Turnhout opgesplitst in enerzijds de functie van projectmedewerker die Tanja op zich neemt en anderzijds de functie van teamverantwoordelijke die vervuld wordt door iemand van CAW De Kempen.

projectvoorstel DOT – Dienst voor Opvoedingsondersteuning in de regio Turnhout11 – om dit ontwerp om te zetten naar een volwaardige dienst.

Tijdens verscheidene samenkomsten werd er met de betrokkenen een visie op papier gezet. In de projectomschrijving (Opvoedingswinkel Turnhout, 2003) is te lezen dat de Opvoedingswinkel pedagogisch preventief wil werken. Tijdens het bieden van ondersteuning wil men de aanwezige opvoedingscompetenties van de cliënten versterken en uitbouwen. Er wordt dus duidelijk geopteerd voor een groeimodel [1a].

Men wenst een laagdrempelig aanbod te realiseren waarbij men emancipatorisch, concreet ondersteunend, algemeen vormend en netwerkbevorderend werkt.

DOELSTELLINGEN [2]

De doelstellingen van de Opvoedingswinkel Turnhout vloeien logischerwijze voort uit de visie die wordt gehanteerd. Deze winkel stelt drie algemene doelstellingen voorop:

informeren, aanbieden van vorming en adviseren met betrekking tot opvoeding (Opvoedingswinkel Turnhout, 2003). Het versterken van opvoedingszekerheid vormt het overkoepelende doel. Dit wil men bereiken door middel van het versterken en uitbouwen van de aanwezige opvoedingscompetentie bij ouderfiguren. De begeleiders wijzen de ouderfiguren daartoe op zaken die reeds goed lopen in de opvoeding van hun kind(eren) en proberen daar samen met hen op verder te bouwen. Tinne stelt dat deze manier van werken ervoor zorgt dat de hulpvragers enerzijds terug in zichzelf gaan geloven als opvoeders en anderzijds gesterkt worden voor toekomstige opvoedingsproblemen. Empowerment is dus een welomlijnd streefdoel [2b].

“Dat mensen inderdaad aangesproken worden op de dingen die al goed lopen en dat ze het volgende keer misschien niet meer de stap, maar dat ze het ook zelf kunnen hé. (…) Euhm ja, de kracht van mensen aanboren zodanig dat ze terug eigenlijk één geloven in zichzelf en twee ook ja effectief de volgende keer als ze geconfronteerd worden met problemen euh iets geleerd hebben waardoor ze de stap dan gemakkelijker kunnen zetten om zelf hun weg te zoeken met dat probleem.” (Tinne).

DOELGROEP(EN)[3]

De Turnhoutse Opvoedingswinkel wenst met zijn aanbod een brede doelgroep te bereiken, namelijk alle mensen uit de regio van Turnhout die een vraag hebben over opvoeden. Ze richten zich daarbij zowel naar individuele personen als groepen en zowel naar ouderfiguren als professionals [3a].

11 Aanvankelijk werd de naam DOT gehanteerd in plaats van ‘Opvoedingswinkel’.

“Wij staan open voor alle opvoeders: ouders, vaders en moeders, volwassenen in nieuw samengestelde gezinnen, alleenstaand, grootouders, leerkrachten, kinderopvangbegeleiders, onthaalmoeders, als individu, groep, of vanuit professionele dienstverlening.” (Opvoedingswinkel Turnhout, n.d.a).

De Opvoedingswinkel poogt zijn diensten voor zoveel mogelijk mensen toegankelijk te maken door het creëren van een laagdrempelig aanbod [3b].

“En de bedoeling was vooral om zo laagdrempelig mogelijk te werken en te zorgen dat Janneke en Mieke hier konden binnenstappen met een vraag die met opvoeding te maken had.” (Tinne).

Tinne stelt dat het principe van het winkelmodel hieraan beantwoordt. Mensen kunnen namelijk vrijblijvend binnenwandelen in de Opvoedingswinkel. Daarnaast ziet zij de anonieme werking en de mogelijkheid om te mailen met een vraag ook als vormen van laagdrempeligheid. Verder heeft de winkel een vrij centrale ligging, maar de parkeerproblemen – door het recent ingevoerde beleid van betalend parkeren – kunnen volgens haar een drempel zijn. Om ook ouderfiguren uit omliggende gemeenten vlot te kunnen bereiken, gaan de winkelmedewerkers drie namiddagen per maand in één van de drie buurgemeenten op verplaatsing met de winkel.

“Het winkelmodel is denk ik al een stuk die richting hé. Het feit dat ze gewoon kunnen binnenstappen. We gaan nu ook, sinds die samenwerking met die drie buurgemeenten, gaan wij ook echt op locatie dus de donderdagnamiddag zitten wij de eerste donderdag daar, de tweede daar en de derde daar dus dat wil zeggen dat we echt gaan proberen om naar de mensen toe te gaan.” (Tinne).

Tinne heeft echter bedenkingen bij de locatie waar twee van die namiddagen doorgaan, het lokale Sociaal Huis. Ze stelt dat deze plaats voor een bepaalde groep mensen drempelverhogend werkt in plaats van drempelverlagend. De middenklasse zou de Opvoedingswinkel namelijk kunnen gaan associëren met de diensten die aangeboden worden in het Sociaal Huis.

“Nee, we zitten in Beerse in het Sociaal Huis en daar zijn we eigenlijk, we moeten dat nog evalueren want dat is nog te kort om al te zeggen of het werkt of niet. Maar zelf hebben we zoiets van dat is niet zo laagdrempelig voor een bepaalde doelgroep en dat merken we dan ook wel. Want de middenklasse die stappen niet zo graag, allé die associëren dat dan direct met andere dingen hé. Dus daar zijn we zelf niet zo gelukkig mee.” (Tinne).

De Opvoedingswinkel van Turnhout stelt vast dat ze niet alle ouderfiguren bereiken zoals vooropgesteld. Allochtonen alsook kansarmen blijken immers hun weg niet te vinden naar de winkel. Tinne licht toe dat ze dit jaar daarom extra aandacht gaan

besteden aan het bereiken van deze twee doelgroepen. Ze vermeldt dat er al een samenwerking bestaat met Basiseducatie en een vereniging waar armen het woord nemen. De verdere uitwerking van het toeleiden van deze moeilijker bereikbare groepen [3c] staat echter nog niet op punt. Ze lijken te rekenen op een stafmedewerker die momenteel een opleiding volgt rond het omgaan met diversiteit, om hier verder iets rond uit te werken.

MIDDELEN [4]

Tinne laat zich verdeeld uit over de beschikbare middelen waarmee de winkel zijn doelen dient te bereiken. Enerzijds denkt zij dat de Opvoedingswinkel van Turnhout over meer middelen beschikt dan vele andere winkels. Anderzijds haalt ze aan dat zij – door beperktheid in werkmiddelen – nog steeds volgens de ‘light-versie’ werken van het oorspronkelijke bedoelde opzet.

“Als ik ons vergelijk met de anderen, dan zijn we nog bij de goei denk ik. Maar natuurlijk zoals we het oorspronkelijk bedoeld hadden, zou het leuk zijn moesten we nog over meer middelen beschikken zodat we nog een aantal dingen meer zouden kunnen aanbieden, bijvoorbeeld die op maat werken enzo hé. Maar tja dat zal toekomstmuziek zijn hé.”

(Tinne).

In de Turnhoutse Opvoedingswinkel werken drie halftijdse medewerkers [4a]. De winkel wordt financieel [4b] grotendeels ondersteund vanuit de stad en daarnaast door de buurgemeenten. Men krijgt ook – naar hun oordeel beperkte – subsidies via Kind en Gezin en tot voor kort ook van het CAW. Tinne is van mening dat de infrastructurele mogelijkheden [4c] momenteel volstaan. Ze wijst er echter op dat wanneer bijvoorbeeld de interesse in de vormingen blijft groeien, uitbreiding noodzakelijk zal zijn.

RELATIE TOT DE RUIMERE CONTEXT [5]

Organisatorisch wordt deze Opvoedingswinkel ondergebracht bij CAW De Kempen. De winkel verhoudt zich op verschillende manieren tot de ruimere context. Deze voorziening is namelijk opgebouwd uit zowel interne als externe structuren.

In de organisatie zijn er verschillende participatiestructuren [5a] aanwezig. Het personeel van de Opvoedingswinkel heeft inspraak via hetteamoverleg en tijdens het

‘subteam+’. Ouderfiguren hebben echter geen inspraak in de werking van de winkel.

De Opvoedingswinkel Turnhout maakt deel uit van verschillende samenwerkingsverbanden of netwerken [5b]. Zoals reeds vermeld, is deze Opvoedingswinkel een gezamenlijk samenwerkingsverband van verschillende welzijnsorganisaties12. Dit samenwerkingsverband vormt tevens de Adviesraad of Stuurgroep die het project inhoudelijk opvolgt en bijstuurt. Een ander overlegorgaan is de Beleidsgroep13. Zoals de naam het zegt, houdt deze groep zich bezig met beleidsbeslissingen, bijvoorbeeld de financiering van de winkel. Verder is er ook het Arrondissementeel Forum14 en het Sectoroverleg, waarin alle Opvoedingswinkels vertegenwoordigd zijn.

In het kwaliteitskader van Snoeck en Van den Wijngaerde (2004) wordt gesteld dat de Opvoedingswinkel ook een ruimere maatschappelijke verantwoordelijkheid dient op te nemen door het signaleren van knelpunten en lacunes naar andere voorzieningen en de overheid [5c]. Dit gebeurt via het Sectoroverleg, maar ook lokaal via de verschillende overlegorganen en intern binnen CAW. Tanja besluit dat er voldoende kanalen zijn om bekommernissen te signaleren.

“We hebben niet het gevoel dat we die dingen niet kwijt kunnen. Er zijn eigenlijk genoeg kanalen.” (Tanja).

KWALITEITSZORG [6]

Om de kwaliteit van de aangeboden opvoedingsondersteuning te garanderen, dient men deze permanent te bewaken [6a]. Zoals reeds aangehaald, speelt de Adviesraad hier een belangrijke rol in. Tinne stelt dat de kwaliteit van de werking sowieso geëvalueerd wordt in functie van het opstellen van het jaarverslag. Naar aanleiding daarvan is er inspectie van Kind en Gezin waarbij wordt nagegaan of de

12 CLB gemeenschapsonderwijs, CLB vrij onderwijs, Agentschap Jongerenwelzijn, CKG Lentekind, Stad Turnhout, Dienst Welzijn Provincie Antwerpen, Onderwijsopbouwwerk & regie onderwijs Turnhout, Dagcentrum Ter Loke, CIG De Merode, Thuisbegeleidingsdienst Cirkant, Kind en Gezin, CGGZ Noorderkempen, Jeugddienst Stad Turnhout, Dienst Welzijn Stad Turnhout, CAW De Kempen, Gezinsbond, KIKO (de regionale koepelorganisatie voor kinderopvang), Centrum voor Basiseducatie, Gemeente Vosselaar, Oud-Turnhout, Beerse, Welzijnszorg Kempen, Huisartsenvereniging regio Turnhout.

(Tinne, persoonlijke communicatie, april 7, 2009).

13 De Beleidsgroep bestaat uit de directie van CAW De Kempen, de vier schepenen (van Turnhout, Vosselaar, Beerse en Oud-Turnhout), iemand van de Opvoedingswinkel en iemand van Jongerenwelzijn (Tinne, persoonlijke communicatie, april 7, 2009).

14 Het Arrondissementeel Forum bestaat uit de zeven sectoren van de Integrale Jeugdhulp en vertegenwoordigers van de zevenentwintig gemeenten.

vooropgestelde doelstellingen bereikt werden. Ze plaatst hierbij echter een kritische noot door te zeggen dat er onvoldoende inhoudelijk wordt geëvalueerd.

“Op het einde van een werkjaar moet er een jaarverslag komen. Naar aanleiding daarvan gaat ge die cijfers bekijken en dan is daar intern wel wat bespreking rond, ook naar de Adviesraad toe is dat sowieso de bedoeling. Maar echt inhoudelijk nee, da is een gemis, maar ik denk dat dat een beetje typisch is voor heel de sector hé.” (Tinne).

Het jaarverslag beperkt zich namelijk tot zaken zoals het registeren van de ondersteuningsvormen, het aantal cliënten, de visie en toekomstperspectieven.

Ook de vorming en supervisie van het personeel [6b] maken deel uit van kwaliteitszorg. De medewerkers gaan regelmatig in op het vormings- en bijscholingsaanbod. Zo volgen twee van de medewerksters een Postgraduaat Psychopedagogische Counseling. Tinne laat zich verder – verbaal en non-verbaal – eerder cynisch uit over de evaluatie van het personeel van de Opvoedingswinkel. Ze zegt het voorbije anderhalf jaar nog geen evaluatie- of functioneringsgesprek gehad te hebben en vindt dit een groot gemis.

“Wordt het personeel van de Opvoedingswinkel geëvalueerd? Ja… dat is een goede vraag.

[Kijkt bedenkelijk] (…) Ik vind persoonlijk dat ze daar wat in gebreke blijven. Wij zitten nu toch al anderhalf jaar dat wij met dat nieuw team zitten en ik heb sindsdien nog geen enkel functioneringsgesprek of evaluatiegesprek gehad. Ik vind dat geen goede zaak nee. Als ze mij morgen over iets aanspreken, dan kom ik uit de lucht gevallen hé, want voordien is er nooit gecommuniceerd daarrond dus dat zou eigenlijk niet correct zijn hé.” (Tinne).

Momenteel wordt er volgens haar werk gemaakt van procedures met betrekking tot functionerings- en evaluatiegesprekken. Ze geeft wel aan dat er een goede sfeer heerst binnen het team en dat er dus onderling overleg mogelijk is. Toch is ze van mening dat een teamdag een zinvoller initiatief zou zijn.

In het kwaliteitskader ziet men een permanente aandacht voor maatschappelijke thema’s over opvoeding [6c] evenzeer als een onderdeel van kwaliteitszorg. Tinne geeft aan dat er ingespeeld wordt op actuele opvoedingsthema’s. Ze maakt duidelijk dat de Adviesraad hier een belangrijk aandeel in heeft. Zo kunnen veelgestelde vragen van cliënten bijvoorbeeld een aanleiding zijn tot het organiseren van een thema-avond.

BEGELEIDERS [7]

De begeleiders van de Opvoedingswinkel dienen over specifieke kwalificaties en begeleiderservaring te beschikken [7a]. Tinne is van opleiding maatschappelijk

assistent. Momenteel volgt zij een Postgraduaat Psychopedagogische Counseling. Zij werkte reeds in de Bijzondere Jeugdzorg, waardoor ze ervaring heeft met individuele, groeps- en gezinsbegeleiding. Tinne is nu ongeveer vier jaar in de Opvoedingswinkel van Turnhout werkzaam als onthaalmedewerker.

De interviewee geeft aan dat ze regelmatig reflecteert over bepaalde adviesgesprekken, meer bepaald over de inhoud en de aanpak ervan [7b].

“Zeker na bepaalde gesprekken waar je achteraf iets bij hebt van, dat heb je soms wel dat je een halfuur later denkt ‘ah ik had dat nog kunnen zeggen’ of ‘als ik daar nu aan gedacht had’, dat gebeurt wel.” (Tinne).

METHODIEKEN [9]

In het kwaliteitskader wordt vooropgesteld dat de begeleiders dienen te werken vanuit methodieken waarbij verschillende principes van empowerment centraal staan. Tinne verwoordt het belang van procesmatig werken [9b]: dat de ouderfiguren zelf leren stilstaan bij hun opvoedingssituatie en leren nagaan welke factoren een rol spelen en hoe ze deze kunnen beïnvloeden. Ze waarschuwt er wel voor dat de begeleider zich onbewust soms toch teveel kan gaan richten op het product, met andere woorden het geven van een pasklaar antwoord aan de hulpvrager.

“Maar je trapt soms toch wel in die val ze, van het te zeggen vanuit uw kennis da ge gewoon weet: dat is de manier dat ge weet die echt wel werkt. Ge zijt ook maar een mens en mensen vragen dat ook dikwijls zelfs, ‘hoe moet ik dat nu doen? Wat denk jij daarvan?

En wat is daar eigenlijk de regel rond?’. Soms zit ik zelf wel een beetje met die vraag ze van ‘als ik dat nu niet doe, voelen mensen zich dan geholpen?’. Aan de andere kant kan je ook de vraag stellen als je de andere weg bewandelt en ze zelf mee gaat laten zoeken, dan halen ze er misschien wel veel meer uit en dan zit je meer met die empowerment. Maar de verleiding is er geregeld om gewoon inderdaad te zeggen van…” (Tinne).

Een volgend waardevol principe is het flexibel werken [9c]: het aanbod dient flexibel inzetbaar te zijn. Men hoort daarbij te vertrekken vanuit de behoeften en vragen van de ouderfiguren. Aangezien deze erg verschillend kunnen zijn, moet er een diversiteit aan werkvormen voorhanden zijn. De Opvoedingswinkel van Turnhout biedt volgende ondersteuningsvormen aan: opvoedingsbibliotheek, onthaal, zitdagen in buurgemeenten, ondersteuning via mail en telefoon, gepland gesprek en voordrachten en activiteiten (Opvoedingswinkel Turnhout, n.d.b). Het organiseren van projecten op

maat vormde aanvankelijk één van hun doelstellingen, maar zij werken echter nog volgens de ‘light-versie’ waarin deze werkvorm nog niet kan worden aangeboden.

Thuisbegeleiding zit niet in hun aanbod vervat, dit omdat daar enerzijds onvoldoende middelen voor beschikbaar zijn en anderzijds zijn ze van mening dat deze werkvorm meer neigt naar hulpverlening. Tinne vindt dat er nog wel mogelijkheden zijn tot uitbreiding van de ondersteuningsvormen om beter tegemoet te komen aan de noden van de ‘klanten’. Zo ziet ze nog potentieel in het STOP-programma en het peuterspelen. Ze haalt hier echter het personeelstekort en de beperkte infrastructuur aan als struikelblokken. Flexibiliteit uit zich ook in het feit dat elk gesprek anders verloopt afhankelijk van de ouderfiguur en de unieke vraag die deze meebrengt. Tinne stelt wel dat ongeveer dezelfde begeleidingsstappen doorlopen worden, maar dat er soms al wat langer wordt stilgestaan bij bepaalde fasen.

“Ik zeg het, dat is iets, dat hangt ook een beetje van gesprek tot gesprek af hé want je gaat niet in elk gesprek een even uitgebreide analyse doen. Want sommige dingen zijn bij het ene gesprek al wat sneller duidelijk dan bij het andere. Maar je volgt normaal ongeveer dezelfde weg hé.” (Tinne).

Tinne verduidelijkt dat het aanbod van de winkel zich primair richt naar ouderfiguren.

Haar voorkeur gaat uit naar gesprekken met enkel ouderfiguren, dus zonder kinderen.

Ze vertelt echter dat er zich reeds omstandigheden hebben voorgedaan waarbij de kinderen toch werden meegebracht – bijvoorbeeld in crisissituaties – en ze aldus een gesprek aanging met de ouderfiguren én de kinderen. Zij geeft aan dat voorzichtigheid geboden is in zulke gevallen. Men moet dan als begeleider immers waakzaam zijn voor mogelijk negatief gekleurde houdingen en taalgebruik van de ouderfiguren en de impact hiervan op de kinderen.

“Het is ook gevaarlijk als mensen beginnen aan hun verhaal dan is dat dikwijls op dat moment heel negatief gekleurd en die jongen zit daar bij of dat meisje, dat vind ik al heel ongezond zo, dus ik probeer dat wel te vermijden.” (Tinne).

Tinne stelt dat de kinderen – ook wanneer ze fysiek niet aanwezig zijn – sowieso worden betrokken doorheen het gesprek. Dit omdat de dialoog met de ouderfiguren immers gaat over de opvoeding van hun kinderen [9d].

“Ja hij zit er sowieso in want het gaat ook over het kind hé dus je leert hem een stukje kennen door het verhaal van de ouders.” (Tinne).

INHOUDEN EN THEMAS [10]

Tinne zegt dat de inhouden of thema’s van de aangemelde vragen vaak handelen over het stellen van grenzen, zowel bij pubers als bij jongere kinderen. Het wordt duidelijk dat ze in de Opvoedingswinkel van Turnhout nadrukkelijk een onderscheid proberen te maken tussen ‘alledaagse’ opvoedingsvragen [10a] en bijzonder problematische opvoedingsvragen. Tinne geeft aan dat ouderfiguren die zich aanmelden met deze laatste soort vragen onmiddellijk doorverwezen worden naar hulpverlenende instanties.

De interviewee voegt daar aan toe dat wanneer zij dit niet zouden doen, de situatie in negatieve zin beïnvloed zou worden.

“Ik heb zelf een verleden binnen Bijzondere Jeugdzorg dus ik denk dat ik dat wel vrij snel aanvoel wanneer dat dat echt niets voor ons is en dan ga ik ook onmiddellijk doorverwijzen.

Dan heeft dat ook geen zin want dan gaan die mensen ook alleen nog maar negatieve ervaringen bij opdoen hé.” (Tinne).

Tinne zegt zich vaak gefrustreerd te voelen wanneer ze moet doorverwijzen naar het

Tinne zegt zich vaak gefrustreerd te voelen wanneer ze moet doorverwijzen naar het