• No results found

Hoofdstuk IV: Onderzoeksopzet

3 Onderzoeksmethode

3.2 Onderzoeksontwerp

Deze masterproefstudie is een evaluatieonderzoek dat zich onder de noemer van praktijkgericht onderzoek bevindt. Het is gericht op praktische kennis en heeft praktische belangen, meer bepaald het optimaliseren van de werking van de Opvoedingswinkel (Maso & Smaling, 1998). Dit is tevens een verkennende studie omdat er over het onderzoeksthema – de Opvoedingswinkel – nog maar weinig wetenschappelijke kennis bestaat. Er wordt een ‘mixed-method design’ (Kelchtermans, 1999a) gebruikt, wat wil zeggen dat wij de data zowel kwalitatief als kwantitatief analyseren.

Dit onderzoek wil, door de afname van semi-gestructureerde interviews en documentenverzameling, niet enkel te weten komen hoe de Opvoedingswinkel werkt.

Wij wilden ons ook richten op het unieke handelen van de winkelmedewerker. De empirische data die in het kwalitatief onderzoek verzameld werden, zijn dan ook betekenisvolle gedragingen of uitspraken die interpretatief en niet-kwantificerend verwerkt werden (Kelchtermans, 1999a). Hier wordt bestudeerd “hoe concrete individuen in concrete contexten betekenis geven aan hetgeen zich afspeelt en vanuit die interpretatie zelf handelen of hun handelen beschrijven en legitimeren”

(Kelchtermans, 1999a, p.72-73). Wij hanteerden een kwalitatieve werkwijze in combinatie met een kwantitatieve methode, meer bepaald de afname van een kwantitatieve vragenlijst. Door het combineren van deze twee methoden wordt de waarde van de data verhoogd (Stebbins, 2001).

3.2.2 Verantwoording van de dataverzamelingsmethoden

Wij gebruikten drie verschillende methoden om onderzoeksgegevens te verzamelen:

een vragenlijst, een interview en documentenverzameling.

Het bevragen van de ouderfiguren in de Opvoedingswinkels gebeurde aan de hand van een vragenlijst waarin werd gevraagd retrospectief te reflecteren op de genoten ondersteuning in de winkel. Wij kozen voor deze gestructureerde bevragingsvorm om verschillende redenen. Zo is de afname van een vragenlijst minder tijdsintensief dan een interview: de onderzoekers moesten niet steeds opnieuw langsgaan bij alle Opvoedingwinkels, de respondenten konden sneller antwoorden en de dataverwerking verliep vlotter (Kvale, 1996). Portney en Watkins (2000) stellen dat een vragenlijst de mogelijkheid biedt om grotere aantallen te bevragen op korte tijd, de invloed van een interviewer uitschakelt en de anonimiteit garandeert waardoor sociaal wenselijke antwoorden voorkomen worden. Een nadeel is de mogelijke non-respons en het terugkrijgen van onvolledige vragenlijsten (Baarda & De Goede, 2001; Bartelds, Kluiter,

& van Smeden, 1978). Onze vragenlijst bestaat vooral uit gesloten items of uitspraken waarbij respondenten uit de door de onderzoeker opgestelde antwoordmogelijkheden kunnen kiezen. Men dient één uit een set van vijf ordinale categorieën aan te duiden op een Likertschaal (Swanborn, 1982). We kozen voor deze schaling omdat het bij een attitudebevraging meer zinvol is om een waaier van antwoordmogelijkheden te voorzien zodat de respondent een keuze kan maken die de passende intensiteit vertegenwoordigt (Portney & Watkins, 2000).

We hebben het aantal open vragen beperkt omdat veel respondenten een hekel hebben aan uitgebreide vragenlijsten met open vragen en dan bestaat het risico dat ze kort en oppervlakkig antwoorden (Baarda & De Goede, 2001).

Bij het ontwerpen van de vragenlijst hebben wij een logische opbouw en vormkenmerken zoals een eenvoudig lettertype en een duidelijke lay-out toegepast. Er is ook rekening gehouden met vereisten ten aanzien van de woordkeuze. Zo moet de vraagstelling bij voorkeur eenvoudig, op het niveau van de respondenten, taalkundig correct, zo kort mogelijk, ondubbelzinnig, specifiek en positief geformuleerd zijn (Baarda & De Goede, 2001; Bartelds et al., 1978; Billiet, 1992; Portney & Watkins, 2000).

Van de medewerkers van de winkels is een interview afgenomen om de werking van de Opvoedingswinkel én hun betekenisvol handelen te bestuderen. Er is gekozen voor een semi-gestructureerd interview omdat we zo een diepgaand gesprek konden aangaan met belangrijke actoren en ‘rijke beschrijvingen’ konden bekomen (Kelchtermans, 1999b).

Bij een semi-gestructureerd interview staan de interviewthema’s met desbetreffende open vragen vast. Tegelijk is er een openheid voor verandering van de volgorde en de vorm van de vragen om te kunnen inspelen op antwoorden van de respondenten en de verhalen die zij vertellen (Kvale, 1996). Door deze flexibiliteit krijgt de geïnterviewde het gevoel een ‘gewone conversatie’ te voeren, waarbij men zich vaak meer op zijn/haar gemak gaat voelen (Radnor, 2002). Enerzijds is er dus structuur aanwezig omdat bepaalde thema’s en hoofdvragen vast staan. Dit was belangrijk aangezien we de resultaten van onze vijf casestudies met elkaar wilden vergelijken. Anderzijds was er ook voldoende openheid voor de respondent om zijn eigen ervaringen, argumenten en/of beweegredenen in te brengen. Zo kan de onderzoeker ondervinden waar de geïnterviewde het meeste belang aan hecht (Radnor, 2002).

Tijdens de fase van het opstellen van de interviewleidraad – en van de vragenlijst – waren we continu gefocust op de kennis die we wensten te verwerven (Kvale, 1996).

De onderzoeksvragen waren hierbij de richtinggevers. Wij vonden het belangrijk om in onze interviewleidraad onder de open vragen een aantal ‘pick ups’ te formuleren (Radnor, 2002). Dit zijn de elementen die we wilden zien terugkomen in het antwoord van de respondent, zonder bepaalde antwoorden te insinueren of op te dringen. Indien de geïnterviewde deze niet besprak, kon de onderzoeker ze zelf aanhalen. Zo hadden

we de garantie dat we alle relevante informatie te weten kwamen in functie van onze vooropgestelde onderzoeksdoelen.

Bij de afname van de interviews hielden we rekening met wat Kvale (1996) voorop stelt, namelijk dat het belangrijk is dat je aandachtig, geïnteresseerd en met respect luistert naar de respondent en tegelijkertijd ook alert bent voor wat je te weten wil komen.

Als bijkomende bron voor de gegevensverzameling is gekozen voor documentenonderzoek omdat we ervan uitgingen dat bepaalde – formele of informele – documenten omtrent de Opvoedingswinkel belangrijk konden zijn in functie van onze onderzoeksvraag.