• No results found

Hoofdstuk IV: Onderzoeksopzet

1 Kwantitatieve studie

Wij ontvingen van de honderdvijftig verspreide vragenlijsten slechts negentien ingevulde exemplaren terug: acht van de Opvoedingswinkel van Mechelen, tien van Genk en één van Turnhout. De invuldatum ligt tussen 19 januari en 3 april 2009. De graad van respons kon echter niet geregistreerd worden. De redenen voor deze falende ‘response rate’ en de geringe reactie op de vragenlijsten worden besproken in het laatste hoofdstuk. Wij richten ons in dit deel uitsluitend op het beantwoorden van de onderzoeksvragen aan de hand van de verzamelde data. Aanvankelijk was het de bedoeling om per Opvoedingswinkel de gevonden uitkomsten te bespreken, maar dit is niet raadzaam door de lage respons. Daarom schetsen wij een overkoepelend beeld van ‘de’ Opvoedingswinkel.

De ouderfiguren [8]7 die de Opvoedingswinkel raadpleegden en daarbij de vragenlijst invulden, waren voor 26% (n = 5) vaderfiguren en voor 63% (n = 12) moederfiguren.

De vragenlijst werd twee maal ingevuld door beide ouderfiguren samen (11%). De leeftijd van de respondent schommelde tussen 29 en 73 jaar, met een gemiddelde van 38.87. De standaarddeviatie (SD = 9.42) geeft aan dat er een vrij grote spreiding is van de waarnemingen rondom het gemiddelde. De leeftijd van de kinderen waarvoor de ouderfiguren ondersteuning vroegen, lag tussen 3 en 16 jaar (M = 7.83 en SD = 3.69).

7 Het getal tussen de vierkante haakjes verwijst naar de onderzoeksvraag (zie hoofdstuk IV; bijlage 2).

In onderstaande figuur 8 worden bijkomende demografische gegevens van de ouderfiguren beknopt en visueel weergegeven door middel van taartdiagrammen.

Relatie tot het kind (n = 19)

11%

89%

Biologische ouder Stiefouder

Gezinsvorm (n = 19)

16% 21%

63%

Nieuw samengesteld gezin Tweeoudergezin

Eénoudergezin

Nationaliteit (n = 19)

16%

84%

Belg

Genaturaliseerde Belg

Gezinsinkomen (n = 19)

21%

79%

Tweeouder-inkomen Eénouder-inkomen

Figuur 8. Demografische gegevens van de respondenten

Het opleidingsniveau van de deelnemende ouderfiguren was voor de helft het hoger secundair onderwijs (53%) en voor 21% het hogeschoolonderwijs. De minderheid genoot lager (5%), lager secundair (16%) en universitair (5%) onderwijs.

De hulpvragen waarvoor de respondenten ondersteuning zochten in de Opvoedingswinkel waren zeer divers. In tabel 4 worden deze gegroepeerd volgens thema. De specificiteit van de vragen verschilt uiteraard naargelang de unieke opvoedingssituatie.

Tabel 4

Hulpvragen van de respondenten

Missing n = 7 36.8%

Opvoeding kind met ADHD

Regels en grenzen stellen in de opvoeding Kind wil niet meer alleen slapen

Kind heeft eetproblemen

Kind slaat en bijt andere kinderen Kind heeft driftbuien

Kind wordt gemanipuleerd door ex-partner

Kind na een echtscheiding rustiger laten worden (minder ruzie) Kind heeft trauma's opgelopen als gevolg van gedrag van de niet ver uit elkaar (SD = 1.14) met een minimum van 6 en een maximum van 10. De minderheid van de respondenten (26%) gaf aan reeds ondersteuning gezocht te hebben bij andere diensten voor de aangemelde hulpvraag.

De ondersteuning die de geregistreerde ouderfiguren (n = 17) ontvingen in de Opvoedingswinkel, nam doorgaans de vorm aan van enkel individuele adviesgesprekken (59%) en minder vaak enkel groepssessies (29%). In 12% van de gevallen werden zowel adviesgesprekken als groepssessies gevolgd. Het aantal adviesgesprekken varieerde met een gemiddelde van 2.33 tussen 1 en 7 gesprekken (SD = 1.72). De hoeveelheid groepssessies lag tussen 1 en 5 met gemiddelde 4 en standaardafwijking 1.41.

De ouderfiguren hebben de Opvoedingswinkel leren kennen via diverse kanalen. Deze worden weergegeven in tabel 5.

Tabel 5

Website Kind & Gezin + de krant De (kinder)psychiater retrospectieve vragenlijst (n = 19) zijn te vinden in tabel 6.

De empowermentprincipes waren aanwezig in de methodieken [9] die de begeleiders van de Opvoedingswinkels hanteerden. Allereerst duidt een gemiddelde score van 4.26 aan dat de deelnemende ouderfiguren zich aangesproken voelden op hun krachten en sterktes [9a].

Figuur 9. Gemiddelde score bij item 1 [9a: Positief vertrekpunt]

Ten tweede bevorderde de begeleider de betrokkenheid van het kind [9d] via de dialoog met de ouderfiguren(M = 4.16 en 4.00).

Figuur 10. Gemiddelde score bij items 2 en 3 [9d: Betrokkenheid kinderen]

4,16

4,00

1 2 3 4 5

I2

I3

… stimuleerde me om mij in te leven in de gedachten en gevoelens van mijn kind(eren).

… wees me op hoe mijn gedrag invloed kan hebben op mijn kind(eren).

4,26

1 2 3 4 5

I1 … wees me op opvoedingshandelingen die ik reeds goed deed.

ZEER MEE

Tabel 6

De Opvoedingswinkel scoorde ook hoog (M = 4.32 en 3.89) met betrekking tot het vraaggestuurd werken [10b]. De vragen en behoeften van de ouderfiguren vormden aldus het vertrekpunt van de ondersteuning.

Figuur 11. Gemiddelde score bij items 4 en 5 [10b: Vraaggestuurd aanbod]

Het kwaliteitskader van Snoeck en Van den Wijngaerde (2004) acht het belangrijk dat de begeleiding [11] binnen de voorziening een faciliterende en dialogale positie aanneemt. De werking van de Opvoedingswinkel toonde kwaliteit op het criterium ‘een faciliterende houding ten aanzien van de ouderfiguur’ [11a] met een gemiddelde score van 4.21 en 4.11 op 5.

Figuur 12. Gemiddelde score bij items 6 en 7 [11a: Faciliterende houding]

Met betrekking tot het kwaliteitscriterium ‘creëren van een dialogale relatie met de ouderfiguur’ [11b] hebben we bij het ontwerpen van de vragenlijst drie items of uitspraken geformuleerd die hiernaar peilen (zie figuur 13).

Figuur 13. Gemiddelde score bij items 8, 9 en 10 [11b: Dialogale relatie]

4,26

… stimuleerde me om mee te denken bij het zoeken naar oplossingen;

mijn mening werd gevraagd.

… legde me dé oplossingen voor mijn vraag op, zonder mijn standpunt hierin te kennen.

I7 … gaf me nieuwe informatie en leerde me nieuwe vaardigheden voor de opvoeding van mijn kind(eren).

I5 … stelde mijn eigen opvoedingservaringen en -noden centraal in het gesprek.

… vroeg vaak naar hoe ik moeilijke opvoedingssituaties gewoonlijk aanpak.

Bovenstaande figuur toont positieve resultaten op item 9 en 10 (M = 4.26 en 4.47).

Item 8 is de enige uitspraak van de vragenlijst die omgekeerd gescoord moet worden.

Score 1 duidt hier aldus op de hoogst mogelijke kwaliteit. De respons op dit item toonde een matig cijfer (M = 2.95). Het is echter belangrijk hierbij de kanttekening te maken dat wij – op basis van de antwoordpatronen en na overleg met begeleiders van de winkel – vermoeden dat deze uitspraak niet altijd correct geïnterpreteerd werd door de ouderfiguren. Wij besluiten dan ook dat aan dit kwaliteitscriterium voldaan werd.

Het grootste en meest essentiële deel van onze retrospectieve vragenlijst onderzocht de resultaten van de geboden opvoedingsondersteuning door de Opvoedingswinkel [13] bij ouderfiguren. Globaal genomen heeft de begeleiding in de winkel een positieve betekenis gehad voor de respondenten [13a]: de onderzoeksresultaten tonen een gemiddelde van 4.26 op item 11 en 4.53 op item 12.

Figuur 14. Gemiddelde score bij items 11 en 12 [13a: Betekenisverlening ouders]

Het kwaliteitscriterium ‘toename van de oudercompetenties’ [13b] is de maatstaf die de meeste items dekt in de vragenlijst. Wij achtten dit wezenlijk in het kader van ons opzet, namelijk het peilen naar de effectiviteit van de werking van de Opvoedingswinkel vanuit het perspectief van de cliënt. Uit de onderzoeksoutput op de drieëntwintig items (zie figuur 15) blijkt dat de opvoedingsondersteuning leidde tot een versterkt ouderlijk functioneren. De gemiddelde scores op deze items liggen rond een 4 op 5, wat wil zeggen dat de gemiddelde deelnemende ouderfiguur het ermee eens was.

4,26

4,53

1 2 3 4 5

I11

I12

… werd aan mijn behoeften tegemoet gekomen.

… zou ik deze ondersteuning aanraden als een vriend(in) gelijkaardige hulp nodig heeft.

4,00

… geloof ik dat ik problemen met mijn kind(eren) kan oplossen wanneer ze zich voordoen.

… weet ik wat te doen als er zich problemen voordoen met mijn kind(eren).

… ben ik in staat om zelf informatie te verkrijgen om mijn kind(eren) beter te begrijpen.

… voel ik me zelfzekerder in mijn vermogen om mijn kind(eren) op te voeden.

… denk ik meer na over waarom mijn kind(eren) zich zo gedraagt / gedragen.

… denk ik meer na over hoe mijn kind(eren) zich voelt / voelen.

… begrijp ik beter waarom mijn kind(eren) zich zo gedraagt / gedragen.

… begrijp ik de gevoelens van mijn kind(eren) beter.

… weet ik beter wat goed voor mijn kind(eren) is, en wat niet.

… weet ik beter wanneer het goed gaat met mijn kind(eren).

… weet ik beter wanneer ik ontevreden ben over het gedrag van mijn kind(eren).

… denk ik meer na over hoe ik mijn kind(eren) het beste kan opvoeden.

… heb ik een duidelijker beeld van hoe ik mijn kind(eren) het beste kan opvoeden.

… ben ik beter in staat om zelf te beslissen wat goed is voor mijn kind(eren) en wat niet.

… vind ik mezelf een betere opvoeder.

… heb ik meer controle over het gedrag van mijn kind(eren).

… gedraagt / gedragen mijn kind(eren) zich vaker zoals ik dat wil.

… heb ik de opvoeding van mijn kind(eren) beter in de hand.

… zoek ik vaker naar informatie wanneer ik iets wil weten over het gedrag van mijn kind(eren).

… ben ik vaker in staat het gedrag van mijn kind(eren) te sturen wanneer ik dat nodig vind.

… grijp ik vaker in wanneer er problemen zijn met mijn kind(eren).

… leg ik me minder snel bij de gang van zaken neer wanneer mijn kind(eren) iets doet / doen wat ik niet wil.

… zoek ik zelf eerder naar oplossingen wanneer ik een probleem heb met mijn kind(eren).

De onderzoeksuitslagen met betrekking tot het versterken van het (in)formele netwerk door de opvoedingsondersteuning in de winkel [13c] zijn positief, maar niet zo hoog als voorgenoemde resultaten. Vanuit de literatuurstudie verwachtten wij hier een hogere score van de ouderfiguren die groepssessies volgden (n = 7). Deze voorspelling werd echter niet bevestigd in onze onderzoekspraktijk: de gemiddelde scores van de ouderfiguren die groepssessies volgden, liggen zelfs – weliswaar zeer miniem – onder de scores in figuur 16.

Figuur 16. Gemiddelde score bij items 36 tot en met 39 [13c: Versterking (in)formele netwerk]

Het laatste kwantitatieve item van de vragenlijst peilde naar de mate waarin de opvoedingsondersteuning heeft bijgedragen tot een toename van het welbevinden van het kind [13d]. Met een gemiddelde score van 3.95 bekrachtigden de participanten dit kwaliteitscriterium positief.

Figuur 17. Gemiddelde score bij item 40 [13d: Toename welbevinden kind]

Bovenstaande kwantitatieve bevindingen kunnen aangevuld worden met de kwalitatieve antwoorden op deel vier van de vragenlijst. Deze drie vragen gaven de respondenten de gelegenheid om bepaalde zaken te verduidelijken of versterken. Hun mening met betrekking tot de diensten van de Opvoedingswinkel kon hier worden genuanceerd.

Zo benoemden ouderfiguren – bij vraag 41 (n = 16) – de grote toegankelijkheid, de persoonlijke aanpak, het contact met lotgenoten, bekwame begeleiders en de bruikbare tips als troeven van de Opvoedingswinkel. Hieronder worden enkele

3,95

1 2 3 4 5

I40 … voelt / voelen mijn kind(eren) zich beter.

3,53

… vraag ik makkelijker iemand om raad over de opvoeding van mijn kind(eren).

… praat ik vaker met anderen over de opvoeding van mijn kind(eren).

… vraag ik vaker aan iemand praktische ondersteuning bij de opvoeding van mijn kind(eren), bijvoorbeeld (…).

… vind ik meer steun bij lotgenoten (ouders met gelijkaardige opvoedingsvragen).

authentieke reacties weergegeven, zodat de kracht van hun boodschap niet zou verloren gaan:

“Ik kon er snel terecht en op momenten dat ik vrij was, ook steeds telefonisch. De begeleidster is een bekwaam persoon.” (Respondent 1).

“Er werd advies gegeven zonder op te dringen. Er waren meerdere ouders met dezelfde problemen.” (Respondent 3).

“Fijn dat jullie er zijn. Open staan voor eventuele nieuwe mogelijkheden die er zelfs nog niet zijn. Het gevoel geven dat je er niet alleen voor staat.” (Respondent 9).

“De vlotte en rechtstreekse toegankelijkheid. Het feit dat het gratis is. Geen moeilijke woorden, wel praktische en duidelijke tips.” (Respondent 11).

“Gewoon al eerst eens kunnen vertellen wat je zorgen zijn. Horen dat je een aantal dingen niet slecht doet (want zelf zie je ze soms niet).” (Respondent 15).

“Dat ik meer vertrouwen in mezelf kreeg wat de opvoeding van mijn zoontje betreft. Het betekent voor mij een stimulans.” (Respondent 14).

“Dat ze heel goed konden omschrijven hoe een kind zich voelt in sommige situaties.”

(Respondent 18).

“Er werd geluisterd naar wat ik vertelde, zonder oordelen te vellen.” (Respondent 13).

De tweede kwalitatieve vraagstelling – vraag 42 (n = 6) – peilde naar mogelijke suggesties ter verbetering van de diensten van de winkel. Meerdere respondenten haalden hier het tijdsgebrek tijdens groepssessies aan. Een moeder vroeg om meer specifieke begeleiding voor kinderen met ADHD in de puberteit en stelde hierbij een praatgroep voor waar de pubers zelf hun tekortkomingen leren kennen en ermee omgaan. Als derde werd er opgemerkt dat meer personeel noodzakelijk was om nog een betere dienstverlening te kunnen leveren. Tot slot stelt een ouderfiguur voor om meer didactische lectuur te verspreiden omtrent talrijke opvoedingskwesties.

Vraag 43 (n = 6) is de laatste en meest open vraag die informeerde naar eender welke opmerking omtrent het Opvoedingswinkelinitiatief. Hier werd aangegeven dat de winkel meer bekendheid zou moeten verwerven via de media.

“Misschien op regelmatige tijdstippen een mediacampagne lanceren. Mensen duidelijk maken dat ze ook voor kleinere problemen bij de Opvoedingswinkel terecht kunnen en dat die problemen dikwijls vaak voorkomen.” (Respondent 1).

Een ouderfiguur vond de telefonische sessies minder educatief dan de adviesgesprekken in de winkel zelf. Afsluitend werd de retrospectieve vragenlijst vaak beëindigd met een aanmoedigend woordje.

“Blijven doordoen!” (Respondent 10).

“Prachtig initiatief!” (Respondent 11).

“Ik vind het een meerwaarde voor onze maatschappij. De drempel om hulp te zoeken wordt voor veel mensen een stuk lager! Prima initiatief!” (Respondent 13).

Een belangrijke opmerking bij de kwantitatieve analyse is dat we de gevonden onderzoeksresultaten niet kunnen vergelijken met normen, andere onderzoeken of controlegroepen. Wij kunnen dus enkel spreken over positieve of negatieve, hoge of lage en niet over goede of slechte resultaten. Deze en andere kritische kanttekeningen met betrekking tot ons onderzoeksdesign worden uiteengezet in het laatste hoofdstuk.