• No results found

1895 1925 1955 1985 Vlissingen - Hansweert 7170 63 56

X. OPTIES VOOR HERSTELMAATREGELEN

Er zijn verschillende oplossingsrichtingen denkbaar om de ecologische structuur en functionaliteit van de Zeeschelde te verbeteren. Mogelijkheden moeten afgetast worden om die voorwaarden te scheppen waarbij de gebiedseigen natuurlijke processen en patronen bevorderd worden, zodat het systeem de kans krijgt zich structureel en functioneel te verbeteren. Er moet eerder gestreefd worden naar het creëren van die abiotische omgevingsfactoren waarin de typische soorten en levensgemeenschappen de best mogelijke kansen krijgen om zich te ontwikkelen, dan naar het opstellen van gedetailleerde ruimtelijke plannen die specifiek gericht zijn op welbepaalde doelsoorten en -gemeenschappen. De achterliggende gedachte is dat als door middel van maatregelen een bepaalde toestand van hydrologie en morfologie ontstaat, die planten zich er zullen vestigen die er onder deze omstandigheden thuis horen, en dat de ontstane vegetatie de bijhorende dieren zal aantrekken. De levensgemeenschappen staan dan in voor het ecologisch functioneren en voor een deel van de maatschappelijke functies van het geheel.

Er wordt gezocht naar oplossingsrichtingen waarbij de, liefst éénmalige, ingrepen en uit te voeren maatregelen de beoogde doelstellingen op een duurzame wijze, met een minimum aan onderhoud kunnen realiseren. Bovendien wordt er zoveel mogelijk gezocht naar win - win situaties en het koppelen van verschillende functies.

Praktisch vertaald volgen uit het structureel en functioneel streefdoel volgende richtlijnen: ruimte en vrijheid scheppen voor dynamiek en de geleidelijke overgangen water - land en zee - rivier herstellen. Herstelmaatregelen moeten dus bijdragen tot het ruimtelijk uitbreiden van de estuariene invloed, het verbeteren van het contact tussen de rivier en de vallei en het structureel en functioneel verbeteren van de valleigebieden zelf om het continuüm water – vallei - hogere gronden te herstellen. Voor het continuüm zout-zoet en de overgang van getijde- naar bovenafvoer gestuurde waterstanden is een vrije bovenafvoer essentieel. De ecologische gevolgen van het afleiden van de bovenafvoer op de Boven Zeeschelde, de onthoofding van de Durme en het kunstmatig stoppen van het getij door sluizen werden nog nooit echt ingeschat en zijn onvoldoende gekend. Ook de impact die het herstel van de vrije bovenafvoer zou hebben op de hydrologie van de kanalen en de Durme zijn onvoldoende gekend. Het formuleren van herstelopties dienaangaande vereist een betere basiskennis en wordt in dit stadium dan ook achterwege gelaten.

X.1. Ruimtelijke uitbreiding van de estuariene invloed

De belangrijkste habitatcomponenten in een estuarium zijn geulen, slikken, platen, schorren en ondiepwaterzones. Onder invloed van het getij vertonen ze een continu veranderend patroon door sedimentatie- en erosieprocessen. Het teruggeven van ruimte aan de rivier met het oog op herstel en uitbreiding van deze dynamiek in tijd en ruimte zijn belangrijk om ecologisch herstel meer kansen te bieden. Maatregelen die hiervoor in aanmerking komen zijn:

- Hooggelegen buitendijkse gebieden afgraven zodat ze terug onder de invloed van de getijdendynamiek komen en er een verjonging van het systeem kan optreden. Het kan hierbij gaan om akkers en weiden, storten of te hoog opgeslibte schorren. De ingreep kan bestaan uit het afgraven van het volledige gebied of enkel het verwijderen van een zomerdijk.

- Ontpolderen of binnendijks gelegen polders terug bij de rivier betrekken. Dit kan naargelang de situatie gebeuren door een nieuwe dijk rond het in te polderen gebied aan te leggen en de bestaande dijken af te graven of te doorsteken.

- Om de beveiliging tegen overstromingen te vergroten werden een aantal gecontroleerde overstromingsgebieden ingericht. Deze extra kombergingsruimten worden bij extreme hoogwaters onder water gezet om zo de vloedgolf af te toppen. De meeste van deze overstromingsvlakten liggen in agrarisch gebied en bestaan grotendeels uit weiden, hooiland en akkers. De functionaliteit van deze gebieden kan een extra dimensie krijgen door ze tevens gedeeltelijk onder getij-invloed te zetten. Op die manier behouden ze hun veiligheidsfunctie en worden ze tegelijkertijd bij het estuarium betrokken.

Het uitbreiden van het areaal slikken en schorren zal resulteren in een hogere biodiversiteit, een betere filterfunctie en verhoogde biologische productie in het estuarium doordat de natuurlijke processen en de interne verwerking van energie en stoffen optimaler kunnen verlopen. Uiteindelijk zal hierdoor de output van het systeem naar de Noordzee toe verminderen. Niet alleen het ecologisch functioneren maar ook de antropogene functies hebben er baat bij. Het teruggeven van ruimte aan de rivier vergroot de komberging voor water zodat de hoogwaterpieken kunnen afgezwakt worden. Door het afvangen van slib spelen ze ook een rol in de sedimenthuishouding van het systeem. Het op diepte houden van de vaargeul voor de scheepvaart vergt momenteel een enorme kost en inspanning. Sedimentatie zou vooral gebeuren in de ondiepe zones met een hogere hydraulische weerstand en niet in de vaargeul. De hypothese dat het vergroten van de komberging stroomopwaarts kan resulteren in verminderde baggeractiviteiten stroomafwaarts omdat de kracht van het getij de geul beter op diepte zou houden wordt momenteel nader onderzocht. (PIETERS,1993;VROON et al., 1997).

X.2. Herstellen van het contact tussen de rivier en de vallei

De hoge dijken, vaak bekleed met schanskorven of geasfalteerde breukstenen vlak tegen de geul verbreken de overgang naar de vallei en maken een harde scheidingsgrens in de gradiënt van nat naar droog. Nochtans zijn een aantal soorten op overgangssituaties van nat naar droog aangewezen om te overleven. De harde oeververdediging vormt bovendien een barrière in longitudinale zin tussen habitattypes van dezelfde soort.

Zijbeken, meanders en oude rivierlopen staan niet meer in verbinding met de rivier. Hierdoor wordt zijwaartse migratie verhinderd en het contact verbroken met ondiepe gebieden. Sommige soorten zijn hiervan afhankelijk om te overleven. Door deze verbindingen te herstellen kunnen levensgemeenschappen die afhankelijk zijn van stroomluwtes en ondiepwaterzones uitwijken naar de vallei en kan het gebrek aan dergelijke habitatten in de rivier gecompenseerd worden.

- Het vervangen van harde dijkbekledingen door zachtere en leefbare structuren, of het onderbreken ervan door terrassen in te voegen, zorgt niet alleen voor een uitbreiding van geschikte habitatstructuren maar gaat ook versnippering tegen en verbetert de geleidelijke overgang tussen de rivier en de vallei.

- Meanders en oude rivierlopen kunnen op een gecontroleerde wijze terug in verbinding gesteld worden met de hoofdrivier.

- De verbinding tussen poldersloten, zijbeken en de hoofdrivier kan zodanig ingericht worden dat zijdelingse migratie mogelijk is.

X.3. Binnendijkse natuurontwikkeling

Binnendijks kan er gestreefd worden naar het herstel van wetlands en de natuurlijke overgangen van de vallei naar de rivier, de rivierduinen en de hoger gelegen tertiaire gronden en cuesta. Dit draagt bij aan de opvang en verwerking van het systeemeigen water in de vallei. Gevaar voor verdroging van de gronden neemt af en de extreme afvoerpieken naar de rivier toe worden gereguleerd. De grondwaterstand zal stijgen en de bodem kan een groot deel van de nutriënten en mineralen vasthouden en verhinderen dat ze naar de rivier afvloeien. Een dicht vegetatiedek zal zich ontwikkelen en de belasting van de rivier met sedimenten, nutriënten en biociden zal gevoelig verminderen. Vernatting van de binnendijkse gebieden betekent ook een soort overgang in de vochtigheidsgradiënt. Veel organismen zijn voor hun voortbestaan afhankelijk van zulke habitatten.

- In de vallei kunnen gebieden ingericht en beheerd worden als waterrijk natuurgebied ‘wetland’ door dynamisch grondwaterbeheer, ontrasteren, eventuele verwijdering van bestaande ontginningsbossen en extensieve beheersmaatregelen zoals begrazing.

- Daar waar het inrichten van waterrijke natuurgebieden niet mogelijk is omdat, andere functies (landbouw) prioritair zijn, kunnen bepaalde vormen van beheerslandbouw de belasting van de rivier verminderen en tevens een belangrijke bijdrage leveren aan de plaatselijke biodiversiteit. Voorbeelden van maatregelen in dergelijke overeenkomsten zijn het aanleggen van bufferstroken, het toepassen van een meer dynamisch waterpeilbeheer, besproeien van akkers met hemelwater of gerecycleerd water, inzaaien van nateelt, bewerken van akkers in horizontale richting, nulbemesting, het gebruik van biociden vermijden, aangepast maaibeheer en extensivering van de veeteelt.

De toepassing van deze maatregelen langsheen de Zeeschelde zal uiteindelijk resulteren in minder belasting van de rivier, een betere interne verwerking en productie, verminderde baggerinspanningen, afvoer van water met een betere kwaliteit naar de Noordzee en meer representatieve habitatstructuren en levensgemeenschappen. De scheepvaartfunctie of de veiligheid komen hierbij niet in het gedrang.

Gebieden die bij uitstek in aanmerking komen voor de uitvoering van herstelmaatregelen zijn de gecontroleerde overstromingsgebieden. Een combinatie van de meeste van de voorgestelde maatregelen zal in de nabije toekomst toegepast worden op het in te richten gecontroleerd overstromingsgebied in de polders van Kruibeke-Bazel-Rupelmonde. Naar aanleiding hiervan gebeurde heel wat wetenschappelijk onderzoek dat op overzichtelijke wijze samengebracht werd in een reeks rapporten.