• No results found

1895 1925 1955 1985 Vlissingen - Hansweert 7170 63 56

XI. CONCEPTUEEL MODEL

XI.1. Sleutelprocessen in een rivierbekken (vrij naar M EIRE et al., 1997;1998)

XI.2.2. Ecologische sleutelparameters

De vermindering van de input en de optimalisatie van ecosysteemprocessen door toepassing van de voorgestelde maatregelen langsheen de Zeeschelde zal uiteindelijk resulteren in een minder belaste rivier, een betere interne verwerking en productie, afvoer van water met een betere kwaliteit naar de Noordzee en meer representatieve habitatstructuren en levensgemeenschappen zonder hierbij de scheepvaartfunctie of de veiligheid in het gedrang te brengen maar in tegendeel te ondersteunen. Een aantal ecologische sleutelparameters kunnen getuigen van deze betere output. Deze parameters kunnen gebruikt worden om de functionele en structurele streefdoelen praktisch en kwantitatief te definiëren in ecologische kwaliteitsdoelstellingen. Kwantitatieve doelstellingen voor deze parameters kunnen vooropgesteld worden voor deelgebieden of voor het ganse stroombekken.

Functionele doelstellingen:

- Voor de sedimentatie kan een gewenst sedigram opgesteld worden en kunnen doelstellingen voor turbiditeit en baggervolumes bepaald worden.

- Naar waterbeheersing toe kunnen hydrogrammen en maatgevende hoogwater- en laagwaterstanden voorgesteld worden.

- Het naleven van de Noordzee conventie en OSPAR kan als doel geformuleerd worden met betrekking tot nutriëntenverwerking en de kwaliteit van het afgevoerde water.

- Productie kan gemeten worden aan de oogstbaarheid van vis, schaaldieren of schelpdieren of andere organismen.

- Het naleven van de Europese Vogel- en habitatrichtlijnen en een daadwerkelijke bijdrage aan het Natura 2000 netwerk kunnen als doelstelling voor de habitatfunctie gesteld worden.

Structurele doelstellingen:

- Voor de inrichting van een ecologische infrastructuur kunnen streefoppervlakten voor het totaal aan schor, slik, ondiepwaterzones, de maximale afstand tussen twee opeenvolgende habitatstructuren, een niet te overschrijden totaallengte en individuele lengte voor oeverstructuren die een barrière vormen voor biota, enz…. vastgelegd worden.

- Naar biodiversiteit toe kan gestreefd worden naar het bekomen van een geschikte ecologische infrastructuur voor bepaalde doelsoorten of -gemeenschappen vb. Bever, Otter, Baardmannetje, Bruine Kiekendief, Snor, Fint, Spiering, bodemdiergemeenschappen, vegetaties, ….

Als de functionele en structurele doelstellingen gekwantificeerd zijn kunnen ecologische en landschapsecologische modellen helpen bij het maken van de juiste keuze voor de inrichting van een bepaald deelgebied door de ecologische gevolgen bij het toepassen van een maatregel of de combinatie van maatregelen in te schatten.

Om inzicht te hebben in de evolutie van het ecologisch herstel en om te volgen in welke mate de doelstellingen bereikt worden is een bruikbaar en relevant toetsingskader essentieel. Bij het vaststellen van de doelstellingen is het dan ook aan te raden om zoveel mogelijk voor elke doelstelling indicatoren te ontwikkelen die kunnen getuigen van het ecologisch herstel of aangeven wanneer het fout loopt.

Relevante indicatoren

− zijn meetbaar en representatief voor de te meten doelstelling,

− reageren op stress zonder de impact ten gevolge van natuurlijke variatie te overschatten − zijn sociaal relevant en gemakkelijk communiceerbaar,

− zijn gemakkelijk meetbaar op een inspanning- en kostefficiënte wijze.

In sommige gevallen kunnen de meetbare doelstellingen ook rechtstreeks gelden als meetbare indicatoren voor het succes van de inspanningen (PASTOROK et al., 1997).

XII. UITGANGSSITUATIE

Om de mogelijkheden voor ecologisch herstel van de rivier en natuurontwikkeling in de Zeeschelde vallei te verkennen is het nodig een goed overzicht te hebben van de huidige ruimtelijke structuur met de aanwezige waarden, potenties, plannen, juridische randvoorwaarden en knelpunten.

Terwille van de overzichtelijkheid wordt voor de hoofdrivier gebruik gemaakt van de compartimenten waarin het estuarium opgedeeld werd ten behoeve van het onderzoeksproject OMES (Tabel 8). Het studiegebied van de vallei werd arbitrair gedefinieerd als het gebied beneden vijf meter T.A.W.

Nr. Traject Oeverlengte (km) Aslengte (km)

9 Grens-Kerncentrale 14,37 6,62 10 Kerncentrale-Ketenisse polder 13,54 5,61 11 Ketenisse polder-Blokkersdijk 24,60 9,26 12 Blokkersdijk-Burcht 22,06 9,25 13 Burcht-Rupelmonding 18,24 8,10 14 Rupelmonding-Durmemonding 23,78 10,17 15 Durmemonding-Baasrode 24,78 11,33 16 Baasrode-Denderkanaal 19,23 9,25 17 Denderkanaal-Schoonaarde 23,06 11,20 18 Schoonaarde-Schellebelle 17,66 8,78 19 Schellebelle-monding ringvaart 18,11 9,03 Tabel 8 : Indeling van de Zeeschelde in OMES compartimenten.

Table 8 : Division of the Zeeschelde in the compartments of the OMES project:length of the river banks (km) and length of the river reach (km).

De informatie die hieronder per deelgebied verwerkt en geïntegreerd wordt is per onderwerp weergegeven in volgende kaarten en tabellen:

Kaarten( Bijlage III):

1. De Vogelrichtlijn, Ramsar en voorgestelde habitatrichtlijngebieden in de Scheldevallei (Kaart 1).

2. De Slikken en Schorren langs de Zeeschelde: De schorren en slikken van de Zeeschelde en de Durme werden gedigitaliseerd op basis van topografische kaarten (1/10.000) en luchtfoto’s (1/5.000) genomen bij laagwater (Hoffmann 1993 & Vanallemeersch 1996) (Kaart 2).

3. De ecologische kwaliteit van de oeverstructuren (naar HOFFMANN et al., 1997) (Kaart

3).

4. De ‘ VEN waardige ‘ gebieden of de gebieden die, op basis van hun bestemming op het gewestplan in aanmerking komen om deel uit te maken van het Vlaams Ecologisch Netwerk. Volgende gewestplanbestemmingen werden als ‘ VEN-waardig’ beschouwd: natuurgebied, reservaatgebied, parkgebied, buffergebied, bosgebied, bosuitbreidingsgebied, militair domein en valleigebieden wanneer ze de verbinding vormen tussen andere ‘VEN-waardige’ gebieden. De kaart werd gemaakt op basis van de gewestplannen van Antwerpen en Oost-Vlaanderen zoals ze waren in 1997, wijzingen in de herziene gewestplannen (28/10/98) zijn niet op de kaart weergegeven maar worden wel in de tekst besproken (Kaart 4).

5. De biologische waardering. De kaart werd gemaakt op basis van de eerste biologische waarderingskaarten (MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN, 1985) (Kaart 5). Voor de beschrijvende tekst werd eveneens gebruik gemaakt van de geactualiseerde waarderingskaarten (INSTITUUT VOOR NATUURBEHOUD,1997,1999).

6. Buitendijkse gebieden die voor schorherstel in aanmerking komen, binnendijkse gebieden die eventueel kunnen ontpolderd worden, ingerichte overstromingsgebieden en gebieden die eventueel als overstromingsgebied zouden kunnen ingericht worden...(Kaart 6).

7. Nog uit te voeren Sigma-werken (Kaart 7).

Tabellen (Bijlage IV) :

1. De erkende natuurgebieden, in de beschrijvende tekst worden erkende natuurgebieden met hun officieel nummer gerefereerd (Tabel 1).

2. De oppervlakten slik en schor per deelgebied (Tabel 2).

3. De ecologische kwaliteit van de oeverstrukturen in km (Tabel 3a) en in % per deelgebied (Tabel 3b).

4. Oppervlakten van VEN waardige gebieden in ha per deelgebied (Tabel 4a) en in % van de totale oppervlakte per deelgebied (Tabel 4b).

5. BWK-eenheden en –waarderingen.

− 5a : BWK-waardering in oppervlakte per deelgebied.

− 5b : BWK-waardering als % van de totale oppervlakte per deelgebied. − 5c : BWK-eenheden in oppervlakte per deelgebied.

− 5d :BWK-eenheden als % van de totale oppervlakte per deelgebied. 6. Sigma werken : Milieu-impactstudies en stand van zaken.

− 6a : dijkwerken waarvoor Ecologische rapporten opgesteld werden (Groep Toegepaste Ecologie 1981-1989).

− 6b : dijkwerken waarvoor Milieunota’s opgesteld werden (Groep Toegepaste Ecologie 1992-1993).

− 6c : de 17 prioritaire projecten uit de AMIS-045 nota.

− 6d : nog uit te voeren dijkwerken in het kader van het Sigmaplan .

7. Buitendijkse gebieden in onteigeningsprocedure voor het toekomstige Vlaams natuurreservaat ‘Slikken en Schorren van Schelde en Durme’.

8. Ontpolderingen en overstromingsgebieden. − 8a : Ingerichte overstromingsgebieden. − 8b : Potentiële overstromingsgebieden. − 8c : Eventueel te ontpolderen gebieden.

De niet erkende natuurreservaten worden vermeld en besproken in de tekst. Ze werden niet in een tabel opgenomen omdat de lijst onvolledig is en de oppervlakten veelal niet gekend zijn.

Het voorgestelde habitatrichtlijn gebied ‘Schelde- en Durme-estuarium’ strekt zich uit over de ganse Zeeschelde, de Durme en een deel van de Rupel. Het omvat het volledige getijdengebied van de Schelde omwille van de zeldzaamheid van dit habitat op Europees niveau. Het Moer te Puurs en het Fort van Steendorp werden er mee in opgenomen als vleermuizenhabitat (ANSELIN &KUIJKEN, 1995). Vermits elk besproken deelgebied onder dit habitatrichtlijn gebied valt zal het niet telkens herhaald worden.