• No results found

100onderzoek van Berenschot2 dat zelf indiceren veel tijd en extra lasten voor aanbieders met

In document Zorgkeuzes in Kaart (pagina 101-104)

Budgettaire effecten 1

100onderzoek van Berenschot2 dat zelf indiceren veel tijd en extra lasten voor aanbieders met

zich mee brengt; zij moeten hiervoor ook nieuwe expertise opbouwen. Daarnaast is uit pilots in het kader van Waardigheid en Trots3 gebleken dat het indicatieproces wel sneller verloopt, maar dat bij de geselecteerde aanbieders 26% van de beoordeling onjuist is.

Bij de berekeningen is verondersteld dat ook zorgverleners werkzaam voor pgb-budget-houders zelf de indicatie stellen. Gezien de kleinschaligheid van deze zorgverleners is het de vraag of zij hiervoor voldoende expertise hebben, zeker als alleen informele zorgverle-ners zijn gecontracteerd.

Budgettaire effecten

De uitvoeringskosten van het CIZ bedragen circa € 70 mln. (structureel vanaf 2021). Een deel van deze kosten zal vervallen. Uit rapportage van het CIZ blijkt dat het nodig is om een strikt controleregime in te richten.4 Het CIZ moet dan een basisinfrastructuur hand-haven. Aannemend dat 30% van de aanmeldingen alsnog moet worden getoetst, gaan de uitvoeringskosten dan met 25% (€ 18 mln.) omlaag. Daartegenover staan transitiekosten voor zorgaanbieders (opleiding, systeemaanpassingen) en het CIZ van jaarlijks € 5 mln.

gedurende twee jaar.

Door onjuiste indicatiestelling nemen de kosten van zorgverlening in de Wlz toe. Dit wordt enerzijds veroorzaakt door verzwaring van de indicatie, upcoding, van huidige Wlz-cliënten en anderzijds door een grotere instroom in de Wlz. Volgens onderzoek van het CIZ uit 2013 zal zonder controle per saldo voor ongeveer 19% van de herindicaties sprake zijn van upcoding.5 Bij intensieve controle blijkt dit percentage sterk af te nemen.

Bij cliënten boven de 80 jaar met eenvoudige standaardherindicaties resteerde een upcodingspercentage van 4,3%.

Het is te verwachten dat dit percentage bij meer complexe situaties hoger uitvalt. Daar staat tegenover dat Wlz-cliënten niet altijd het maximaal toegestane zorgvolume van hun indicatie benutten.67 In de berekening wordt uitgegaan van een upcodingseffect van 5%.

De aanname is dat in deze gevallen de zorgzwaarte 16%8 te hoog wordt vastgesteld.

Uit-2 Berenschot (Uit-2018): Behoeftepeiling ontwikkeling indicatiestelling Wlz.

3 CIZ (2018): Uitkomst steekproef 2018 (W&T-thema indicatiestelling).

4 Zie controleactiviteiten bij indicatiemeldingen in het rapport CIZ (2014): Eindrapportage Aan-scherping toezicht en handhaving.

5 CIZ (2013). Onderzoek omvang upcoding gemandateerde indicatiestelling en aanbevelingen.

6 CPB-SCP (2015): Keuzeruimte in de langdurige zorg.

7 CPB (2015): Does independent needs assesment limit supply-side moral hazard in long-term care? CPB discussionpaper 327.

8 16% staat gelijk aan de gemiddelde stijging van het zorgbudget wanneer een Wlz VV cliënt een ZZP hoger wordt geïndiceerd. Het is daarbij verondersteld dat de vergoeding voor vervoer en kapitaal gelijk blijft.

6.1.1 CARE & SOCIAAL DOMEIN

101 gaand van een totale omvang van de Wlz van € 21,9 mld. leidt dit tot een kostenstijging van

structureel circa € 175 mln.

Naar verwachting zal ook de instroom in de Wlz toenemen, door ruimere interpretatie van de toegangscriteria. Hierbij is verondersteld dat 5% van de cliënten met een zorg-zwaartepakket (ZZP) net onder de grens van de Wlz zullen instromen in de Wlz.9 Dit leidt tot structureel ongeveer € 5 mln. extra kosten. Voor beide effecten, upcoding van bestaande Wlz-cliënten en een grotere instroom in de Wlz, is een ingroeipad van drie jaar verondersteld.

Overige effecten

De maatregel kan leiden tot discussies over ongelijke behandeling, omdat cliënten met een gelijke zorgvraag uiteenlopende hoeveelheden zorg kunnen ontvangen door het ont-breken van een centraal indicatieorgaan. Uit onderzoek van de Algemene Rekenkamer blijkt dat het CIZ ‘zijn rol als poortwachter, wat betreft geografische uniformiteit, goed vervult’.10

De maatregel kan ook de keuzevrijheid van cliënten beperken. Zij worden afhankelijk van de zorgaanbieder die de indicatie stelt. Ook zal moeten worden bepaald welke zorgaan-bieder de indicatiestelling mag uitvoeren als de cliënt nog geen contact heeft met een zorgaanbieder of als de cliënt overstapt naar een andere aanbieder. Daarnaast zal moe-ten worden geregeld dat cliënmoe-ten in bezwaar en beroep kunnen gaan tegen de beslissing van de zorgaanbieder (ook om te voorkomen dat cliënten met ernstige beperkingen ten onrechte worden geweigerd).

Terug naar tabel CARE & SOCIAAL DOMEIN Terug naar overzicht resultaten

9 CPB (2015): Zorgkeuzes in kaart. In de ZIK-berekening in 2015 werd ook verondersteld dat het upcodingspercentage gelijk is aan het extra toetredingspercentage.

10 Algemene Rekenkamer (2018): Focus op toegang tot de Wet langdurige zorg.

102

22 Pgb alleen in eigen beheer

Alleen wanneer iemand zelf in staat is om als budgethouder op te treden, kan iemand aanspraak maken op een persoonsgebonden budget. Uitzondering: bij een meervoudig beperkt kind kunnen de ouders als budgethouder optreden. Met de maatregel willen de indieners kosten besparen in de zorg door een reductie van fouten en het terugdringen van fraude. Zorgkantoor (voor Wlz), zorgverzekeraar (voor Zwv) en gemeente (voor Wmo 2015 en Jeugdwet) controleren/toetsen of iemand in staat is een pgb te beheren.

Effecten Jaar 1 Jaar 2 Jaar 3 Jaar 4 Struc.

Budgettair effect op netto-collectieve

zorguitgaven in mln. euro 0 0 PM PM PM

w.v. besparing fraude en onjuist zorggebruik 0 0 -PM -PM -PM

w.v. pgb-uitgaven JW-Wmo2015-Wlz-Zvw 0 0 -2.600 -2.600 -2.600

w.v. zorg in natura uitgaven alle wetten 0 0 2.600 2.600 2.600

w.v. zorguitgaven omzetten pgb naar zorg in natura

0 0 PM PM PM

w.v. minder uitvoeringskosten 0 0 -PM -PM -PM

Kwalitatief effect

Duurdere zorg in natura vervangt goedkopere zorg gefinancierd met pgb.

Uitvoering & Haalbaarheid

Deze maatregel gaat in feite terug naar de oorsprong van het pgb: het zélf regie (kunnen) voeren over de zorg én het budget. Een keuze voor het pgb is een bewuste keuze, een pgb moet bij een zorgvrager passen. Dat betekent dat je geschikt moet zijn voor een pgb en dat is in de huidige wetgeving al geregeld. Deze maatregel gaat daarin nog iets verder, namelijk dat de cliënt ook zelf het pgb moet kunnen beheren. Deze regievoering is in deze maatregel overigens niet van toepassing op meervoudig beperkte kinderen.

In 2020 zijn er naar verwachting in de JW/Zvw/Wmo en Wlz circa 147.000 budgethouders, waarvan er 115.000 hun budget niet zelf (kunnen) beheren en dit overlaten aan derden. Dit is niet vreemd gezien de aard van de problematiek van deze zorgvragers. De pgb-uitgaven van deze groep budgethouders bedragen € 3 mld.

In de verschillende wetten kunnen nadere eisen worden gesteld aan het toekennen van een pgb. In de Wlz gebeurt dit via artikel 3.3.3 van deze wet en de Regeling langdurige zorg.

In het gemeentelijke domein zullen de Jeugdwet en de Wmo 2015 moeten worden aange-past. Voor de Zvw moet het Besluit zorgverzekering worden gewijzigd. In artikel 2.15c van dit besluit zijn voorwaarden opgenomen die aan budgethouders en diens vertegenwoor-digers kunnen worden gesteld. Naar verwachting nemen de benodigde wetswijzigingen

6.1.1 CARE & SOCIAAL DOMEIN

103

In document Zorgkeuzes in Kaart (pagina 101-104)