• No results found

Musea verzamelen te veel

In document De verzelfstandiging (pagina 177-181)

Twee maanden later, op 24 februari 1992, besprak de Kamer een volgende stap. Aanwezig waren de oude bekenden Nuis (D66), Mulder-van Dam (cda), Valk (PvdA), Van der Vlies (sgp) en Van Heems- kerck (vvd). Nieuw waren Peter Lankhorst (Groen Links) en Machteld Versnel-Schmitz (D66). Lankhorsts bijdrage aan het debat zou voor- al bestaan uit het benadrukken dat onderwijs meer geld nodig had. Mevrouw Versnel was meer museumgezind. Ze studeerde geschiede- nis en werkte van 1961 tot 1972 in het Universiteitsmuseum in Utrecht. De commissie boog zich over de nota Vechten tegen verval. Het Del-

taplan werd behandeld, waarbij er een sterke nadruk lag op het de- bat over selectie. Het ging om het inhalen van de achterstanden in

collectiebehoud, maar ook om het voorkomen van nieuwe achter- standen. Er was en werd nog steeds te veel verzameld; niet alles kon worden behouden, er moest worden geselecteerd. Welke voorwer- pen kwamen in aanmerking voor veel aandacht, welke voor minder? Welke voorwerpen konden worden afgestoten?

Mevrouw Mulder (cda) was erg enthousiast over nota en Deltaplan. Ze had een alternatieve titel voor de nota bedacht: Een Toekomst voor het Verleden, en maakte een duidelijke koppeling met de ver-

zelfstandiging: “Het aanpakken van het achterstallig onderhoud van gebouwen is niet alleen in belangrijke mate bepalend voor het wel- slagen van het Deltaplan, maar ook een noodzaak gezien de voor- genomen verzelfstandiging.”57 Ze vond dat ook de letteren en het

bibliotheekwerk moesten meeprofiteren. De musea kregen im- mers meer dan genoeg. Ze benadrukte nog eens dat de achterstan- den ontstaan waren door nalatigheid van museumdirecteuren. Het was dezelfde mevrouw Mulder die zich in 1991 nog zo angstig had betoond voor ‘nieuwe’ directeuren.

Valk (PvdA) was weliswaar positief over het Deltaplan, maar had nog steeds geen vertrouwen in de directeuren, oud of nieuw. In 1991 vreesde hij al dat ze allemaal ‘leuke dingen’ zouden gaan doen in plaats van aandacht te besteden aan behoud en beheer, en hij her- haalde die angst nog maar eens in andere bewoordingen: “Na het inlopen van de achterstanden op het gebied van registratie, conser- vering etc. willen wij niet over ongeveer tien, vijftien jaar opnieuw in een situatie verzeild raken waarbij een Deltaplan deel 2 van de per- sen moet rollen. De uitvoering van het Deltaplan zal een structureel karakter moeten krijgen. Het lijkt mij noodzakelijk daarover afspra- ken te maken met de museumdirecteuren om te voorkomen dat er nieuwe gaten vallen en noden ontstaan (…) Deze musea beheren collecties waarvan in een groot aantal gevallen 95 procent is weg- gezet in depots en waarvan grote delen nimmer zullen worden ten- toongesteld of geraadpleegd. En als museummedewerkers roepen dat het vervreemden van overtollig materiaal een roof van het verle- den is, vraag ik mij af hoe het komt dat wij alleen al jaren nodig zul-

len hebben om de achterstand op het gebied van de registratie in te lopen, waarvoor miljoenen zullen moeten worden weggezet, alleen al om te weten te komen wat wij in huis hebben.”

De directeuren verzamelen maar raak, aldus Valk: “Ik heb mij laten vertellen dat er een museum is dat in het kader van dat acceptatie- beleid op dit moment een doos met munten beheert, een doos met franken, marken, ponden en dollars, die op dit moment ook nog gewoon in omloop zijn en uitgegeven kunnen worden.”58

Was dit demagogie of wisten museumdirecteuren echt niet waar ze mee bezig waren? En zou met de verzelfstandiging de situatie verbeteren? Dat er veel in het depot stond, was waar. In de loop der eeuwen is er meer verzameld dan we nu tentoon kunnen stel- len. Dat is misschien jammer, maar het komt de overzichtelijkheid voor de bezoeker wel ten goede. En het is ook niet zo dat voorwer- pen in het depot nooit worden tentoongesteld. Tentoonstellingen rouleren, er zijn tijdelijke tentoonstellingen, voorwerpen worden uit- geleend en gebruikt voor studie. Demagogie dus, die 95 procent. Valks uitspraak toonde wel opnieuw aan dat de Kamerleden geen al te hoge pet op hadden van museumdirecteuren. En Valk had een punt wat betreft het afstoten; het is wel degelijk zinnig om te be- zien welke voorwerpen musea eventueel kunnen afstoten. Valk sug- gereerde een beurs voor musea waarop ze overtollige voorwerpen met elkaar kunnen ruilen. Hij had nog een suggestie: stoot de wer- ken van de Beeldende Kunstenaars Regeling (bkr) af en vorm het door de rbk beheerde depot in Rijswijk om tot een centraal depot voor rijksmusea.

Het idee bkr-werken af te stoten kon op de sympathie van de andere partijen rekenen, al was men het nog niet eens over het hoe. Mevrouw Van Heemskerck (vvd) was het voorzichtigst wat betreft af- stoting van collecties, zowel die van werken van de bkr-regeling als museale. Ze had liever dat een commissie eerst onderzocht wat er wel of niet mocht worden afgestoten. Verder was ze vol lof over de plannen van de minister en claimde en passant nog het idee van

het Deltaplan voor de vvd. Haar partij, zei ze, was een partij voor het behoud van cultureel erfgoed. Ze twijfelde echter ook over de toe- komst. Er zou duidelijk meer selectie plaats moeten vinden om te voorkomen dat er over een aantal jaren opnieuw achterstanden in behoud en registratie zouden zijn.

Over het algemeen waren de commissieleden tevreden over het werk van de minister en haar ambtenaren, hoeveel vraagtekens ze ook bij het functioneren van museumdirecteuren zetten. In de tijd van het Kamerdebat speelde een discussie over het afstoten van topkunst. Rudy Fuchs, directeur van het Haags Gemeentemuseum, wilde twee Picasso’s verkopen om met de opbrengst werken aan te schaffen die beter in de collectie zouden passen. Hij verwachtte 50 miljoen gulden voor de Picasso’s te krijgen. Zijn plan ontketende een lang debat in de museumwereld over afstoting en leidde tot com- motie, maar ook tot richtlijnen, zoals de Leidraad voor het Afstoten van Museale Objecten (lamo), die het icn in 1999 opstelde op ba- sis van de bepalingen over afstoten van collecties uit de Gedrags- lijn Museale Beroepsethiek van de Nederlandse Museumvereniging (nmv), op zijn beurt weer gebaseerd op de icom (International Coun- cil of Museums) Code of Ethics. Deze leidraad bood musea een lijst van aandachtspunten op basis waarvan het afstoten op een verant- woorde en professionele manier kon worden uitgevoerd. De metho- de komt erop neer dat musea voorwerpen kunnen afstoten, maar al- leen om de kwaliteit van de collectie te verbeteren; de opbrengst kan nooit voor de exploitatie worden gebruikt. Voorwerpen die op de lijst staan van de Wet tot Behoud van Cultuurbezit, kunnen nooit worden verkocht.

Peter Lankhorst (Groen Links) nam tijdens het debat het meest radicale standpunt in. “Waarom zou vervreemding nooit tot doel mogen hebben het exploitatiebudget te verruimen? Waarom moet iedere opbrengst uit vervreemding in principe ten gunste komen van een verwerving?” vroeg hij. “Wij kunnen ons de Haagse verkoop

van twee Picasso’s wel voorstellen. Deze verkoop past duidelijk in een weloverwogen museumbeleid.”59

Lankhorst stond niet alleen en identieke argumenten werden ook jaren later nog gehoord, zoals in 2011 toen het debat weer actueel werd omdat Stanly Bremer, directeur van het Wereldmuseum in Rot- terdam (voorheen Museum voor Land- en Volkenkunde), voorstelde onderdelen van zijn topcollectie te verkopen om daarmee het lopen- de museumbudget te vergroten. Zijn plannen werden niet tegenge- houden en zodoende stilzwijgend gesteund door de gemeente lijke overheid, de voornaamste subsidieverstrekker. Het is opvallend dat de argumenten voor verkoop van museumcollecties vooral van ‘link- se’ partijen kwamen (Groen Links, PvdA) en de argumenten ertegen van de zijde van de marktgerichte vvd. De achtergrond is wellicht dat links erfgoed vooral als educatie ziet. Gechargeerd gezegd: de voor- werpen ondersteunen de opvoeding. Zolang de educatie niet ge- schaad wordt, doen voorwerpen er minder toe. Rechts ziet de voor- werpen eerder als bezit. Dat bezit is fundamenteel; onafhankelijk van of er nu wel of niet een verhaal mee kan worden verteld. Natuurlijk is dit een karikatuur en is de werkelijkheid veel genuanceerder, maar soms kan de karikatuur verhelderend zijn.

In document De verzelfstandiging (pagina 177-181)