• No results found

Gegeven deze kenmerken is het maken van een keuze complex. Om beter met deze complexiteit over weg te kunnen zijn in de loop van de tijd methoden ontwikkeld die het beslissingsproces structureren en ondersteunen. Dit zijn de zogenaamde MCA methoden. Deze methoden maken verschillende veronderstellingen ten aanzien van de beschikbare informatie. Sommige methoden veronderstellen dat alleen de scores van de alternatieven op de criteria bekend zijn. Andere methoden vergen ook informatie omtrent het relatieve belang van een criterium.

Als er een dominant alternatief is dat het hoogst scoort op een bepaald criterium en dat op geen enkel kenmerk slechter scoort dan alle andere alternatieven dan kan dit alternatief direct worden gekozen. Vaak zal het echter zo zijn dat het ene alternatief beter scoort op bepaalde criteria en andere alternatieven op andere criteria. Het ene alternatief zal bijvoorbeeld beter zijn voor de agrariër terwijl het ander alternatief beter is voor het milieu. Om een keuze te kunnen maken moet dus aangegeven worden hoe belangrijk de verschillende criteria zijn. De gewichten geven de preferentie structuur oftewel de voorkeuren van de beslisser(s) weer. In deze gewichten wordt tot uitdrukking gebracht hoe belangrijk bijvoorbeeld het milieu is ten op zichte van het economisch gewin in een specifieke probleemsituatie. Tabel 3.1 geeft een overzicht van methoden die gebruikt kunnen worden om een keuze te maken uit een verzameling alternatieven.

Tabel 3.1 Multiple Attribute Decision Making methoden

Methode Korte beschrijving Bruikbaarheid

Dominantie Een alternatief domineert andere alternatieven als het op minimaal een attribuut beter scoort en op de andere attributen minimaal gelijkwaardig is.

Vinden van dominante alternatieven.

Maximin De voorkeur voor een alternatief wordt bepaald door het attribuut waarop het het slechtst scoort (een ketting is zo sterk als de zwakste schakel).

Kiezen vanuit een pessimistische visie.

Maximax De voorkeur voor een alternatief wordt bepaald door het attribuut waarop het het best scoort.

Kiezen vanuit een optimistische visie. Conjunctieve

methode

Een alternatief moet op elk attribuut een bevredigende score halen.

Bepalen acceptabele alternatieven. Disjunctieve

methode

Een alternatief moet op minimaal één attribuut een bevredigende score halen.

Bepalen acceptabele alternatieven. Lexicografische

methode

Bepaal het dominante attribuut en kies het alternatief dat hierop het hoogste scoort.

Als één attribuut domineert. Eliminatie per

aspect

Vaststellen van de rangorde van attributen. Per attribuut worden de alternatieven verwijderd die niet aan een minimum score voldoen.

Als strikte rangorde tussen attributen bestaat.

Permutatie methode

Op basis van alle mogelijke rangordeningen van de alternatieven wordt de beste rangorde bepaald.

Beperkt aantal alternatieven. Lineaire

Toekennings- methode

Uitgangspunt: de rangorde van de alternatieven per attribuut en het gewicht van elk attribuut. Per alternatief worden rangscores en corresponderende gewichten vermenigvuldigd en gesommeerd.

Voor attributen gewichten bekend, voor alternatieven slechts rangorde.

Eenvoudige additieve weegmethode

Als voorgaande maar nu is de 'echte' score op een attribuut bekend (niet slechts een rangorde).

Als gewichten en scores bekend zijn.

Analytic Hierarchy Process

Op basis van een paarsgewijze vergelijking van alternatieven en attributen wordt een voorkeur voor elk alternatief berekend.

Afwegen van kwalitatieve en kwantitatieve attributen op basis van paarsgewijze vergelijkingen. ELECTRE (Elimination et Choice Translating Reality)

Voorkeur vastgesteld d.m.v. 'outranking', waarbij de beslisser aangeeft het risico te accepteren om een alternatief als het betere te beschouwen terwijl het niet beter scoort op de attributen.

Bij meer alternatieven stijgt het benodigde reken- werk sterk. Technique for Order Preference by Similarity to Ideal Solution (OPSIS)

Voor elk alternatief wordt de afstand tot het ideale alternatief berekend.

Als een ideale oplossing bekend is.

Gewogen produkt methode

De scores per attribuut worden eerst verheven tot de macht gelijk aan het attribuut-gewicht en daarna met elkaar vermenigvuldigd.

Een slechte score wordt sterk afgestraft.

Afwijking t.o.v. doel

Voor elk alternatief wordt de afstand tot het doel bepaald.

Als beste waarde van een attribuut in midden van range.

3.2.5 Groepsbesluitvormingsprocessen

De voorgaande paragraaf beschrijft beslissingsprocessen van een individuele beslisser (of een groep die als eenheid wordt opgevat). In veel gevallen is samenwerking noodzakelijk bij het oplossen van problemen. Zo zijn maatschappelijke of organisatorische problemen dusdanig complex dat er verschillende vormen van kennis in het besluitvormingsproces nodig zijn. Deze kennis zal naar alle waarschijnlijkheid door verschillende individuen worden ingebracht. Daarnaast geldt dat beslissingen van invloed kunnen zijn op een groot aantal partijen. In veel gevallen wensen deze betrokken te worden in het beslissingsproces. In deze gevallen is er niet langer sprake van een individueel beslissingsproces maar van een groepsbesluitvormingsproces.

Groepsbesluitvormingsprocessen vertonen veel overeenkomsten met individuele besluit- vormingsprocessen. Ten eerste kan een zelfde fasering worden gehanteerd (zie figuur 3.1). Daarnaast geldt een groep met dezelfde beperkingen te kampen heeft als het individu. Deze beperkingen hangen met name samen met de beperkingen in de informatieverwerking. Tenslotte spelen in groepsbesluitvormingsprocessen, de doelstelling, normen en waarden van de individuen een rol. Naast samenhang spelen bij groepsprocessen ook specifieke kenmerken zoals vertrouwen en samenhang binnen de groep een rol. Onderzoek heeft getoond dat prestaties van een groep afhankelijk zijn van een groot aantal factoren (figuur 3.3)

Task requirements and resources available to a group Procedural and structural interventions Group members: group size, homogenity, knowledge, values Group process: communication, cooperation trust responsibility Group performance:

as judged by group members, as judged by others process efficiency / losses

Figuur 3.3 Factoren die van invloed zijn op prestaties van groepen (Steiner, 1972)

De prestaties van een groep zijn ondermeer afhankelijk de volgende factoren: • De aard van de taak zelf

• De samenstelling van de groep in termen van heterogeniteit in persoonlijke kenmerken en achtergronden

• De agenda van het groepsproces

• De mate van macht van de individuele leden van de groep • Het gedrag van de groepsleider

• De tijdsdruk waaronder de groep moet presteren

• De middelen waarover de groep beschikt zo als kennis en de beschikbaarheid van informatie

Het groepsproces zelf is het centrale element in het voorspellen van de groepsprestaties. Groepsprocessen kennen naast voordelen, twee weten meer dan één, ook een aantal potentiële problemen. Voorbeelden van deze problemen zijn: group think, conformity and polarisatie (zie Kleindorfer et al., 1993).

Group think

Group think is de term die gebruikt wordt om een rigide, beperkte, etnocentrische stijl van beslissen te beschrijven welke ertoe kan leiden dat groepen bijzonder slechte beslissingen nemen. De groepsbeslissingen zijn problematisch omdat de groep slechts een beperkte set van alternatieven en informatie in haar besluitvormingsprocessen meeneemt. Op deze manier kunnen bijzonder intelligente groepen van mensen bijzonder slechte beslissingen nemen. Groepen die slechte beslissingen nemen worden vaak gekenmerkt door een grote samenhang, waarbij de mensen elkaar goed kennen en waarbij sprake is van een vriendschappelijke sfeer. Afzondering van de groep vanwege een vertrouwelijke opdracht kan ook leiden tot dit probleem. Een autoritaire leider, die duidelijk aangeeft wat hij of zij wil kan ook een kenmerk zijn. Tenslotte, hoge druk als gevolg van een strakke dead-line, het belang van de beslissing en een hoge complexiteit zijn alle factoren die kunnen bijdragen tot group think.

Conformity

In een groep kunnen mensen worden beïnvloed, zodat zij dingen doen tegen beter weten in. Een van de dilemma's van groepsbesluitvormingsprocessen is dan ook dat alhoewel twee meer zouden moeten weten dan een, zij elkaar beïnvloeden zodat het volledige voordeel van het samenvoegen van beider kennis niet volledig wordt benut. Het is niet altijd duidelijk of individuen onder de groepsdruk niet zeggen wat zij denken, of dat individuen daadwerkelijk worden beïnvloed door hetgeen wat anderen zeggen.

Polarisatie

Vaak wordt verondersteld dat groepen komen tot een compromis waarbij extreme meningen worden gereduceerd. Echter, onderzoek heeft aangetoond dat als gevolg van een groepsdiscussie de uiteindelijke mening extremer kan zijn dan de oorspronkelijke meningen. De discussie lijkt de meningen en ideeën te versterken. Dit verschijnsel wordt groepspolarisatie genoemd. Het effect zou kunnen optreden doordat de individuen die een extreme mening er op nahouden een grotere inbreng in de discussie hebben zodat de overige deelnemers de indruk kunnen krijgen dat dit de groepsmening is. Het effect treedt uitsluitend op indien voorafgaand aan de discussie al een gezamenlijke richting in de meningen is waar te nemen (Losh, 2001).