• No results found

Doelen Rijk

Allereerst de motieven van het Rijk voor de reconstructie. In dit stadium is het Rijk vooral wetgever. De achteruitgang van de kwaliteit van het landelijk gebied moet gestopt worden, en daarvoor is een krachtig instrument nodig, dat ook slachtoffers mag kosten. Een belangrijke drijfveer voor deze overheidsmaatregel is het idee, dat op regionaal niveau voldoende aandacht aan de verschillende samenhangende aspecten van de genoemde problemen besteed kan worden, er sneller op nieuwe inzichten ingesprongen kan worden, en er zo maatwerk verricht kan worden. De hier toegelichte wet lijkt dan ook vervaardigd te zijn vanuit de regionaliseringsstrategie, waarbij bestuurlijke verantwoordelijkheden voor een belangrijk deel gedecentraliseerd worden naar het provinciale niveau. Het Rijk beseft echter heel goed dat ze te ver van de regio’s afstaat, en wil daarom zoveel mogelijk aan de provincies overlaten.

Er lijkt echter nog een andere motivatie te bestaan. Uit de evaluatie van ROM-project de Gelderse Vallei bleek dat de nationale overheid niet erg tevreden was met de concrete bereikte resultaten. Weliswaar was er een draagvlak voor, en betrokkenheid bij het regionale beleid bereikt, toch ging het de nationale overheid allemaal niet snel genoeg. Als commentaar op het ROM-project werd onder andere gesteld dat er weinig zichtbare resultaten (lees: bereikte meetbare milieuverbetering) waren, en dat onzichtbaar was waar alle financiële middelen in gestopt werden, juist door de kleinschaligheid van alle projecten die ontplooid worden. Uiteraard heeft het Rijk nog meer doelstellingen.

Ideaaltypische rolverdeling

Rijk

Allereerst kan opgemerkt worden dat het rijk (op de achtergrond) nog steeds een belangrijke rol speelt in de organisatie. Immers, zij stelt voor iedere vier jaar de beleidsprioriteiten vast, op basis waarvan de reconstructieplannen worden ontworpen. Verder dient de organisatie van de reconstructie op regionaal niveau georganiseerd te worden, aangezien de reconstructie juist voor regionale problemen een oplossing moet formuleren. De provincies spelen hierin dan ook een grote rol. Na vaststelling heeft het plan nog de goedkeuring van de ministeries van VROM en LNV nodig: de basis voor deze toetsing is de Rijks Uitganspunten Nota (RUN), waarin de rijkscriteria verwoord zijn.

Provincie

De provincie wordt verantwoordelijk gesteld voor de uitwerking van de rijksuitgangspunten in de reconstructie en krijgt de regie over de reconstructie. De provincie bepaalt dan ook waar de reconstructiegebieden precies liggen en hoeveel reconstructieplannen er gemaakt worden. Ook keurt de provincie de uiteindelijke plannen goed of af (op basis van de provinciale vertaling van de RUN; de PUN). De provincie bepaalt welke taak de reconstructiecommissie (zie hieronder) krijgt: zij kan er voor kiezen om deze slechts een adviesfunctie te geven, of om meer taken en bevoegdheden te delegeren, met inbegrip de bevoegdheid tot vaststelling van het ontwerp-reconstructieplan. De exacte taken en bevoegdheden zijn dus niet vastgelegd. Streek

Voor het slagen van de reconstructie is medewerking van alle betrokkenen echter vereist: hiertoe wordt voor ieder reconstructiegebied ten minste één reconstructiecommissie ingesteld, waarin de betrokken partijen vertegenwoordigd zijn. In deze reconstructie- commissies zijn de volgende partijen met ten minste een lid vertegenwoordigd: de gemeenten, de waterschappen, de landbouw, de natuur- en landschapsorganisaties, de milieuorganisaties en de recreatiesector. Bovendien wordt er door de ministeries van LNV en VROM ieder één adviseur aan toegevoegd, als mede twee adviseurs door de Gedeputeerde Staten. De commissieleden kunnen zelf uiteraard met hun achterban overleggen. De andere streekbewoners kunnen via inspraak invloed uitoefenen op het plan.

Speltechnisch

De invoering van de wet is puur hiërarchisch verlopen: het Rijk heeft de wet van boven af opgelegd. Dat deze strategie een keuze (door het Rijk) uit een aantal mogelijke strategieën is, is min of meer vanzelfsprekend. Welke strategieën dit zijn geweest en welke overwegingen een rol hebben gespeeld, zijn moeilijker te achterhalen. Mogelijke -onderling afhankelijke- criteria (voor het Rijk) bij de keuze zijn onder meer:

• snelheid: dit is de afweging tussen autoritair opleggen en rekening houden met inspraak;

• doelbereik: belangrijk hierbij zijn de mate waarin bepaalde doelen worden gerealiseerd en de snelheid waarmee dit gebeurt;

• draagvlak: hoe groter het draagvlak bij de betrokkenen, hoe meer deze zullen meewerken en hoe groter dus de kans op succes;

• vrijwilligheid: gewenste veranderingen zijn afgedwongen via regelgeving (zoals via restricties, boetes etc.) of berusten op vrijwilligheid, eventueel gestimuleerd door voorlichting,

subsidies etc.;

• financiën: uitgaven kunnen verband houden met invoering van de wet en toezicht op de uitvoering daarvan als op het financieren van (min of meer vrijwillige) veranderingen. De individuele doelen verschillen echter in het belang dat het rijk hieraan hecht. Kortom, sommige doelen kunnen geschrapt onder het gewicht van de andere.

Ook wordt de verplichting gegeven om in bestuursovereenkomsten met gemeenten en waterschappen afspraken over het proces te maken, bijvoorbeeld over de wijze van participatie in de besluitvorming met betrekking tot de reconstructie, en bijvoorbeeld over de wijze waarop bestaande gebiedscommissies in de reconstructie geïncorporeerd kunnen worden.

Als de zones die in het reconstructieplan worden vastgesteld niet overeen komen met hun bestemmingsplannen, zullen de gemeenten er zorg voor moeten dragen dat deze bestemmingsplannen zo snel mogelijk aangepast worden. Intussen mogen er geen vergunningen voor bijvoorbeeld bedrijfsvestiging worden verstrekt die in strijd zijn met het reconstructieplan. Dit kan een grote druk op het gemeentelijk apparaat leggen. De rol van maatschappelijke actoren blijft enigszins onduidelijk. Een groot deel van deze actoren is in ieder geval bij de reconstructie betrokken via hun vertegenwoordiging in de reconstructiecommissies. Wat dit concreet inhoudt wat betreft taken en bevoegdheden is niet duidelijk, en wordt door de provincie bepaald.