• No results found

C Individuele overwegingen Spelers

Bijlage 1 Maken van een (deel)beslisboom (voorbeeld)

Oefening op Project Mainportontwikkeling Rotterdam: fictief voorbeeld (strategisch) handelen van actoren

Motieven van deelnemende organisaties (verondersteld): • V&W: politiek scoren met goed functionerende Maasvlakte • EZ: wil politiek scoren met Maasvlakte die economie stimuleert • VROM: wil politiek scoren met goede kwaliteit leefomgeving • LNV: wil politiek scoren met aanleg natuur/compensatie

• bedrijven: willen een goede plek op een goed functionerende Maasvlakte

• bewoners: willen over het algemeen geen veranderingen in de omgeving (vanwege uiteenlopende bestaande belangen in het gebied)

• groene organisaties: willen aanleg nieuwe natuur/sparen van bestaande natuur

• gemeente Rotterdam: wil inkomsten vergroten door aanleg Maasvlakte; wil bewoners niet tegen zich in het harnas jagen; wil belangen van machtige belangengroepen behartigen • provincie: wil leefkwaliteit van het gebied handhaven

Het besluitvormingsproces wordt in gang gezet op initiatief van de gemeente Rotterdam, die streeft naar economische vooruitgang; op aandringen van bepaalde bedrijven, die de winst van hun bedrijf hopen te kunnen vergroten? Ook ministeries (V&W, EZ) doen mee; zij zien het belang van Tweede Maasvlakte op nationale schaal vanwege de strijd met de haven van Antwerpen. De voorstanders van het project verenigen zich en starten het proces. Evt. aanhakers (gevraagd of ongevraagd) zijn degenen die nadelige effecten t.a.v. eigen doelen proberen te beperken. Bijvoorbeeld: LNV, provincie, Natuurmonumenten e.d. (belang: natuur/ kwaliteit leefomgeving?)? Daarnaast zijn er mogelijk belangenpartijen die niet aanhaken (redenen: vgl. voetnoot 1; tav. Bachrach en Baratz). Het verloop van het besluitvormingsproces is deels wettelijk verplicht vastgelegd, nl. MER, inspraakrondes, e.d. Niet wettelijk verplicht is het betrekken van belangengroepen. De voorstanders van het project kunnen hiertoe besluiten om draagvlak te creëren. Risico: plan moet worden aangepast aan belangen van deze actoren (dit risico is er ook als deze actoren worden buitengesloten). Kans: potentieel verzet wordt voorkomen. Er van uit gaande dat het besluit om natuurgroepen al of niet toe te laten tot het proces, belangrijk is voor het effect op natuur, wordt er een beslisboom gemaakt van dit besluit. In de beslisboom:

• wat de initiatiefnemers doen is afhankelijk van hun eigen ‘natuurinclusief denken’ en/of van hoe zij de maatschappelijke macht van de groene organisaties inschatten (waaronder ook: of ze inschatten deze organisaties nog vaak te moeten tegenkomen).

• wat de groene partijen doen is afhankelijk van hun eigen ‘natuurinclusief denken’ en hun inschatting van wat de meest natuurvriendelijke uitkomst oplevert; het is bovendien afhankelijk van wat het best ‘valt’ bij de achterban.

Analyse van de beslisboom \betekenisverlening aan de uitkomst: de meest linkse tak is wat er daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Wat was de overweging van de initiatiefnemers om groene partijen toe te laten: strategisch ter voorkoming van uitkomst 4 of 5 (ze schatten de kans op uitkomst 4 of 5 hoog in); of juist uit ideologische motieven (ook (enkele van) de initiatiefnemers vinden de effecten op natuur van belang en willen die laten meewegen in het collectieve besluitvormingsproces; zij kozen niet voor het weglaten van groene actoren, juist omdat ze de kans op uitkomst 4 of 5 te klein inschatten); of gewoon a.g.v. gebrek aan informatie/manier van informatieverwerking (het is gebruikelijk in Nederland om alle belanghebbenden te laten meepraten; dus is het hier ook gebeurd). Het onderzoek moet uitwijzen/m.b.v. onderzoek moet aannemelijk gemaakt worden welke overweging(en) geleid hebben tot uitkomst 1. Hoe: door aan betreffende individuen te vragen waarom ze de genomen keuze gemaakt hebben.

Initiatiefnemers doen eerste zet

Groenen toelaten Groenen niet toelaten

Groenen doen 2e zet Groenen doen 2e zet

Uitkomst 1 = compromis met grootste winst voor meest- machtige in formeel proces Uitkomst 2 = afhankelijk van machtsverhouding/ kloof gevestigde belangen versus ‘samenleving’ Initiatiefnemers

doen 3e zet. Uitkomst 5 =

afhankelijk van machtsverhoudi ng/kloof gevestigde belangen versus samenleving Uitkomst 6 = winst voor initiatiefne mers Groenen doen 4e

zet Groenen doen 4

e zet

Uitkomst 4 = compromis met grote winst voor groenen Uitkomst 3 = gezichtsverlies

groenen, winst voor initiatiefnemers meedenken weigeren mee te denken; actie voeren Toegang tot formeel proces eisen Acties, protesten, bezwaren indienen Informeel /formeel obstructie Niets doen Alsnog toegang verlenen Alsnog weigeren

mee te denken meedenken

Geen toegang verlenen

Uitkomst 5 = afhankelijk van machtsverhouding/kloof gevestigde belangen versus samenleving Acties, protesten, bezwaren indienen; informeel/formeel obstructie Niets doen Uitkomst 6 = winst voor initiatiefnemers weigeren mee te denken; Niets doen ?

Bijlage 2 Definities

Actoren: doelgericht handelende individuen. Zij worden geacht hun belang(en) te kennen en

op basis hiervan standpunten in te nemen in besluitvormingsprocessen.

Macht: het vermogen van een actor om een andere actor ertoe te bewegen iets te (denken of te) doen dat hij anders niet zou hebben (gedacht of) gedaan.

Invloed: het effect dat de aanwending of aanwezigheid van de macht van een actor heeft op

het (denken of) doen van een andere actor. Er is pas sprake van invloed van een actor indien het teweeggebrachte effect het belang of de doeleinden van die actor dient.

Machtsmiddelen: al die zaken waarover een actor beschikt en die hij kan gebruiken om

invloed op een andere actor uit te oefenen. Kuypers (1973:89-90): rubriceert negen “min of meer duurzame factoren waarop macht kan berusten (…): fysieke middelen, rijkdom, prestige, aantal, vaardigheden, kennis, affectie, rechten en ideologische veronderstellingen.” Berveling (1994: 83-84) komt tot acht machtsmiddelen die op lokaal niveau van belang zijn: bevoegdheid tot het nemen van bindende beslissingen, expertise of specialistische kennis op een bepaald beleidsterrein, financiele middelen en faciliteiten, werkgelegenheid, grondbezit, een reputatie als onpartijdig bemiddelaar, het vermogen medewerkers te mobiliseren en het vermogen de pubieke opinie te mobiliseren.