• No results found

Emissie en verspreiding

Het watertransport van gevaarlijke stoffen wordt voornamelijk door de binnenvaart gedaan. Al- leen op zee en op het Noordzeekanaal, de Nieuwe Waterweg, de Westerschelde en de Eems varen ook zeeschepen. Deze vervoeren uiteraard grotere hoeveelheden en alle stofcategorie- ën.

Provincies en grote gemeenten hebben de beschikking over zogenaamde IPO-

risicoberekeningsmallen (IPORBM). Hiermee kunnen relatief snel en eenvoudig risico’s bere- kend worden. Door de Adviesdienst Verkeer en vervoer (AVV) van Rijkswaterstaat zijn met de IPO-risicoberekeningsmallen (IPORBM) met een beperkte hoeveelheid invoergegevens en standaard risicomallen de risico’s langs de vaarwegen waarop transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt berekend. Deze zijn in een risicoatlas weergegeven. In deze Risicoatlas Hoofdvaar- wegen Nederland zijn de afstanden van de 10-6, 10-7 en 10-8 PR-contouren en de oriëntatie- waarde van het Groepsrisico voor alle hoofdvaarwegen waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd opgenomen. De risicoatlas is te downloaden van de website van de website van Rijkswaterstaat (www.rijkswaterstaat.nl/dvs/themas/veiligheid/extern/publicaties/index.jsp). Het Plaatsgebonden Risico van 10-6 per jaar wordt alleen overschreden op de oever langs de Westerschelde, het Lekkanaal, een gedeelte van het Amsterdam-Rijnkanaal en een klein ge- deelte van de Oude Maas. De afstanden van de 10-6-contour liggen tussen 0,5 en 10 meter op de oever.

Het Groepsrisico ligt in vrijwel alle gevallen ver onder de oriëntatiewaarde. In het centrum van Rotterdam en langs de Nieuwe Waterweg is een aantal kilometers vaarweg waar het Groepsri- sico hoger is dan 10% van de oriëntatiewaarde of deze zelfs overschrijdt.

In het algemeen geldt dat een zone van 10 tot 20 meter vrij gehouden moet worden vanwege de bereikbaarheid voor hulpdiensten.

De IPO-rekenmal is vervangen door een nieuwe berekeningsmethodiek, namelijk RBMII. Deze is door AVIV ontwikkeld in opdracht van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Ook met de- ze rekenmethode is relatief snel het risico langs een transportroute te berekenen. In tegenstel- ling tot IPORBM, dat uitgaat van standaard risicomallen, is RBMII een rekenpakket waarmee de werkelijke situatie beter gemodelleerd kan worden. Er kunnen bijvoorbeeld verschillende weer- stations en bebouwingstypen gekozen worden. Uit een vergelijking van de resultaten van RBMII en IPORBM blijkt over het algemeen dat met RBMII lagere risico’s worden berekend. Dit wordt veroorzaakt door aanpassingen in de onderliggende modellen en scenario’s (zie www.rws.nl). De resultaten van RBMII zijn ook vergeleken met die van Safeti 6.21, het rekenpakket dat ge- bruikt wordt voor de risicoberekeningen bij inrichtingen. Voor brandbare en (zeer) toxische gas- sen zijn de berekende risico’s vergelijkbaar. Voor brandbare vloeistoffen berekent RBMII iets hogere en voor (zeer) toxische vloeistoffen lagere risico’s.

Er is nog geen nieuwe Risicoatlas hoofdvaarwegen gemaakt met behulp van RBMII.

Naast een wijziging in berekeningsmethodiek worden op termijn nog meer belangrijke verande- ringen doorgevoerd.

Een belangrijke wijziging is het wettelijk vastleggen van een basisnet van transportroutes van gevaarlijke stoffen. In dit basisnet wordt voor alle hoofdverbindingen over de weg, het water en het spoor vastgelegd welk vervoer mag plaatsvinden en hoe de ruimte er om heen kan worden gebruikt (zoals voor wonen, werken en natuur).

Het Basisnet bestaat uit drie kaarten waarop bestaande spoor-, vaar- en rijkswegen onderver- deeld zijn in drie categorieën routes. Dit zijn de routes waar er geen beperkingen voor het ver- voer van gevaarlijke stoffen, maar wel ruimtelijke beperkingen gelden, routes waar zowel beperkingen voor het vervoer als voor de ruimtelijke ontwikkeling gelden en routes waar alleen beperkingen voor het vervoer zijn.

De kaarten specificeren de ‘gebruiksruimte’ en de ‘veiligheidszone’. De gebruiksruimte geeft aan welk vervoer van (categorieën) gevaarlijk stoffen op een bepaalde route mag plaatsvinden. Binnen de veiligheidszones mogen gemeenten geen kwetsbare objecten plaatsen. Gebruiks- ruimtes en veiligheidzones worden in principe eenmalig vastgelegd.

De Basiskaarten zullen in 2009 vastgelegd worden in afzonderlijke ministeriele regelingen op basis van de Wet Vervoer gevaarlijke stoffen. De Basisnetkaarten zullen de huidige Risicoatlas- sen gaan vervangen (VNG, 2008).

Zolang deze wijzigingen nog niet zijn doorgevoerd kan de Risicoatlas gehanteerd worden. De risico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen over water worden ook opgenomen in het Risico Register Gevaarlijke Stoffen (RRGS). Op de risicokaarten zijn echter geen risicoafstan- den aangegeven.

In de Effectwijzer is een lijst opgenomen met vaarwegen, type vervoerde stoffen en effectstraal (BZK, 1997): Vaarweg Gas Brandbaar Gas Giftig Vloeistof Brandbaar Vloeistof Giftig Effectstraal (m) Eemskanaal x x x 600 Van Starckenborgkanaal x x 100 Margrietkanaal x 100 IJssel x 100 Rijn x x x x 5000 Waal x x x x 5000 Merwede x x x x 5000 Noord x x x 600 Nieuwe Maas x x x x 5000 Nederrijn x 100 Lek x x x x 5000 Oude Maas x x x x 5000 Dordtsche Kil x x x x 5000 Hollandsch Diep x x x x 5000 Julianakanaal x x x 600 Maas, Maas-Waalkanaal x x x 600 Schelde/Rijnverbinding x x x x 5000

Gouwe, Oude Rijn, Hollandse IJssel x x 500

Kanaal door Walcheren x x 600

Kanaal door Zuid-Beveland x x x x 5000

Amsterdam-Rijnkanaal x x x x 5000

Nieuwe Waterweg x x x x 5000

Westerschelde x x x x 5000

Kanaal Gent-Terneuzen x x x x 5000

Gezondheidskundige beoordeling

Het beleid en de normstelling voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is vastgelegd in de Nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en nader uitgewerkt in de in 2004 verschenen Cir- culaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Ministerie van Verkeer en Waterstaat). De in deze circulaire opgenomen normstelling is nog niet wettelijk verankerd. Er zal nog bepaald worden of een wettelijke verankering noodzakelijk is.

Ook voor vervoer van gevaarlijke stoffen geldt een grenswaarde voor het Plaatsgebonden Risi- co van 10-6 voor nieuwe en 10-5 voor bestaande situaties, met voor de laatste de aantekening dat sanering gewenst is. Er wordt voor nieuwe situaties onderscheid gemaakt in kwetsbare (woningen, onderwijs-, gezondheid- en kindercentra) en beperkt kwetsbare objecten (zoals kan- toren, sport-, recreatievoorzieningen, stadions en theaters). Voor kwetsbare objecten is een PR van 10-6 een grenswaarde, voor beperkt kwetsbare objecten is dit risiconiveau een richtwaarde. Het Groepsrisico wordt voor vervoer uitgedrukt per vaarlengte. Aangezien gekozen is om het Groepsrisico uit te drukken per kilometer route verschilt de normlijn van die voor bedrijven:

Kans van 10-4/jaar op 10 slachtoffers per km route Kans van 10-6/jaar op 100 slachtoffers per km route

Kans van 10-8/jaar op 1000 slachtoffers per km route enzovoort

Een oriëntatiewaarde van groter dan 1 houdt een overschrijding van de normlijn voor het Groepsrisico in.

Ook bij watertransport geldt dat bij veranderingen in de lokale situatie er opnieuw berekeningen van Groepsrisico’s nodig zijn. Provincies en grote gemeenten beschikken echter over eenvou- dig te hanteren rekenmethoden, waarmee deze berekend kunnen worden.

GES-score

Voor GES zal uitgegaan worden van dezelfde indeling en scores als bij de beoordeling van de externe veiligheid bij bedrijven:

Plaatsgebonden Risico Overschrijding Oriëntatie-

waarde Groepsrisico GES-score < 10-8 nee 0 10-8 – 10-7 nee 2 10-7 – 10-6 nee 4 >10-6 ja 6

Is de ligging van het Plaatsgebonden Risico van 10-7 niet bekend, dan wordt bij een risico tus- sen 10-8 en 10-6 een GES-score van 3 toegekend.