• No results found

Gezondheidskundige beoordeling van stank van industriële bedrijven Tot 1995 werd de ontwerpgrenswaarde van 1 ge/m 3 gebruikt Voor bestaande bedrijven mocht

deze concentratie in 98% (P98) en voor nieuwe bedrijven in 99,5% (P99,5) van de tijd niet overschreden worden. De bovengrens voor bestaande bedrijven was gesteld op 10 ge/m3. Bij deze concentratie zou er sprake zijn van ernstige hinder.

Deze normering ging er van uit dat er een algemene relatie tussen geurbelasting en hinder was. Na veel discussie over de invloed van de aard van de geur op de hinder werd dit beleid in 1995 losgelaten.

De bovengrens en de grenswaarden werden geschrapt en het bevoegd orgaan mocht vaststel- len welke mate van hinder nog acceptabel is. Als nationale doelstelling geldt dat er hoogstens 12% gehinderden zijn en geen ernstig gehinderden.

Vanaf 1995 wordt er van uitgegaan dat de aard van de geur van invloed is op de hinderlijkheid. Voor de onderstaande categorie 1 bedrijven van de Bijzondere Regelingen van de NeR werd in samenwerking met de branche per bedrijfstak onderzoek verricht naar de relatie tussen geure- missie en hinder. Ook werden aanvaardbare immissieconcentraties vastgesteld. Deze zijn over het algemeen gericht op het voorkomen van ernstige hinder en het beperken van het percenta- ge gehinderden tot 12%. Economische en technische mogelijkheden spelen echter ook een rol. De volgende relaties tussen immissie en hinder zijn beschreven in de NeR:

Bedrijfstak Relatie immissie-hinder Opmerkingen

Aardappelverwerkende industrie Geen relatie tussen geurbelas-

ting en hinder vastgesteld. Asfaltmenginstallaties Aanvaardbare immissieniveaus:

- voor bestaande situaties 2 ouE/m

3

of 4 ge/m3(P98), 10 ouE/m3 of 20 ge/m3 (P99,99)

- voor nieuwe situaties 1 ouE/m 3 of 2 ge/m3 (P98) 5 ouE/m 3 of 10 ge/m3 (P99,99)

Bij een P98 van 1 ouE/m 3

of 2 ge/m3 is er kans op hinder; bij een P98 van 5 ouE/m

3

of 10 ge/m3 is er kans op ernstige hin- der.

Bedrijfstak Relatie immissie-hinder Opmerkingen

Beschuit- en banketindustrie Het aanvaardbaar immissieni- veau: 10 ge/m3

Geen eenduidige relatie tussen geurconcentratie en hinder. Bij geurbelastingen van 16 ge/m 3 tot 110 ge/m3 is minder dan 8% gehinderd en is er geen ernstige hinder. Er lijken weinig proble- men met geur te zijn.

Bierbrouwerijen Voor grote brouwerijen

(>200.000 hl bier): grenswaarde 3 ge/m3 (P98)

Uit enkele hinderonderzoeken rond grote brouwerijen is geble- ken dat geurhinder kan gaan optreden bij geurconcentraties boven 2 à 3 geureenheden per m3 als 98-percentiel. Laboratori- umonderzoeken geven waarden van 2,7 - 6 geureenheden. Cacaobonen verwerkende

industrie

Geen geurconcentratie vastge- steld waarboven geurhinder on- acceptabel is.

Compostering van groenafval in de open lucht

Bij 3 ge/m3 is de hinder vermoe- delijk aanvaardbaar.

Geen relatie vastgesteld tussen geurbelasting en hinder. Diervoederbedrijven Maximale immissieconcentratie

Bestaande situaties: 1,4 ouE/m 3

als 98-percentiel

Nieuwe situaties: 0,7 ouE/m3 als

98-percentiel

Tot maart 2008 was een waarde van 2 ge/m3 (1 ouE/m

3

) als 98- percentiel voor bestaande situa- ties vastgesteld. Deze waarde was mede gebaseerd op techni- sche en financiële mogelijkhe- den; een algemene relatie tussen geurconcentratie en per- centage gehinderden kon niet vastgesteld worden. Vanaf maart 2008 zijn nieuwe waarden vast- gesteld. Achtergrondinformatie hierover is opgenomen in het rapport Herziening bijzondere regeling diervoederbedrijven (beschikbaar via

www.geurnormdiervoeder.nl) Groenvoerdrogerijen De maximale immissieconcen-

tratie:

5 ge/m3 als 98-percentiel

Er kon geen eenduidige relatie tussen de geurblootstelling en hinder vastgesteld worden. Op basis van gemeten emissies en verspreidingsberekeningen en gegevens over klachten van vergunningverleners werd deze waarde gekozen.

Geur- en smaakstoffenindustrie Bestaande situaties: Maximaal 7 ge/m3 (P 98) Hinder bij 4 - 7 ge/m3 Voor nieuwe situaties: Maximaal 4 ge/m3 als 98- percentiel

Bij 3 bedrijven zijn metingen met een snuffelploeg uitgevoerd. Smaakstoffen: vrij snel onaan- genaam.

Geurstoffen: snel waargenomen maar veelal niet als hinderlijk ervaren.

GFT-compostering Maximale immissieconcentratie Bestaande bedrijven:

6 ge/m3 als 98-percentiel. Bij 3 - 6 ge/m3 als 98-percentiel: hinder

Bedrijfstak Relatie immissie-hinder Opmerkingen

Nieuwe bedrijven:

maximale concentratie van 3 ge/m3 en een tussengebied van 1 tot 3 ge/m3 als 98-percentiel Grote bakkerijen Bij 10 ge/m3 als 98-percentiel:

12% gehinderden. Op basis hiervan en van de technisch mogelijke maatregelen en eco- nomische gegevens is een waarde van 10 ge/m3 als 98- percentiel als richtinggevende waarde vastgesteld.

Een relatie tussen geurconcen- tratie en hinder kon slechts bij 1 bedrijf vastgesteld worden, om- dat alleen in dat geval aan de voorwaarden van het telefonisch leefonderzoek (TLO) werd vol- daan.

Koffiebranderijen Maximale immissieconcentratie: 7 ge/m3 als 98-percentiel. Dit geldt voor bestaande situaties. Voor nieuwe situaties wordt ge- adviseerd om ‘voldoende af- stand in acht te nemen’. Bij concentraties < 7 ge/m3 is geur van koffie nog goed waarneem- baar.

Er is onvoldoende informatie om voor de branche een relatie tus- sen geurconcentratie en geur- hinder vast te stellen. Op basis van klachtenanalyses en techni- sche en economische mogelijk- heden werd de maximale immissieconcentratie vastge- steld

Lederindustrie Er is geen onderzoek verricht

naar de relatie tussen geurbloot- stelling en hinder. Rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI) Maximale immissieconcentratie bestaande situaties: 3 ge/m3 nieuwe situaties: 1 ge/m3

Ter plaatse van verspreid lig- gende bebouwing: maximale immissieconcentraties is 2 ge/m3 voor nieuwe en 7 ge/m3 voor bestaande situaties.

Met een uitgebreide enquête binnen de branche is bepaald bij welke geurconcentraties in het algemeen geen klachten meer voorkomen. Bij concentraties boven 5 ge/m3 neemt het aantal RWZI’s met klachten sterk toe. Lokale afwijkingen hiervan zijn zeker mogelijk.

Op basis hiervan zijn de maxi- male aanvaardbare concentra- ties gekozen.

Slachterijen Bij een concentratie < 1,1 ge/m3 (P98) is optreden van hinder zeer onwaarschijnlijk. Bij con- centratie > 3 ge/m3 zijn maatre- gelen in vrijwel alle gevallen noodzakelijk.

Vleeswarenbedrijven (incl. vleesbereiding)

Bij concentraties < 1,9 ge/m3 (P98) is optreden van hinder zeer onwaarschijnlijk. De maxi- maal toegestane immissiecon- centratie is 5 ge/m3.

In principe worden de bijzondere regelingen door het bevoegd gezag gehanteerd bij het bepa- len van het acceptabele niveau.

Voor geur van bedrijfstakken waarvoor geen bijzondere regeling is, kan het bevoegd gezag het acceptabele niveau vaststellen. Verschillende provincies en gemeenten baseren zich hierbij op de hedonische waarde (aangenaamheid) van de geur. Bij toenemende geurconcentratie kan de hedonische waarde afnemen. Bij de geurconcentratie met een hedonische waarde van -1 (licht onaangenaam) wordt hinder en van -2 (onaangenaam) ernstige hinder verwacht. Onder andere de provincie Gelderland, Zuid-Holland en Flevoland en de gemeente Zaanstad hanteren de geurconcentratie waarbij de hedonische waarde -2 is als bovengrens. Bij geurconcentraties waarbij de hedonische waarde -0,5 (zeer licht onaangenaam) of -1 is vindt er over het alge- meen voor woningbouw een afweging plaats (Smeets & Fast, 2006).

Een analyse van een groot aantal onderzoeken rond verschillende geurbronnen door Miedema (Miedema et al., 2000) gaf aan, dat uitgezonderd één situatie, de relatie tussen geurbelasting, berekend met behulp van het LTFD-model, en percentage ernstig gehinderden beschreven kon worden met één curve voor alle typen geurbronnen:

% HA = 9,55(logC98)2 waarbij: HA = ernstig gehinderden (“highly annoyed”) C98 = geurconcentratie (98-percentiel) Dit houdt in:

Geurconcentratie (P98) (ge/m3) LTFD-model % Ernstig gehinderden 1 0 2 1 3 2 5 5 10 10 20 16 30 21 50 28 100 38

De opname van de hedonische waarde in de relatie verhoogde de correlatiecoëfficiënt.

Naast de geurbelasting is een groot aantal andere factoren in meer of mindere mate van in- vloed op de mate van ervaren hinder. Enkele daarvan hebben betrekking op de karakteristieken van de geur, andere op demografische of sociaal-economische factoren. Ook kunnen per- soonsgebonden en cognitieve factoren een grote rol spelen.

Een bepaalde verdeling van vóórkomen van deze factoren zit, uitgemiddeld, impliciet in deze relatie. Lokaal kan het vóórkomen van deze factoren hiervan sterk verschillen met een (grote) afwijking van de algemene dosis-effectrelatie tot gevolg.

Vooral een lage hedonische waarde (onaangename geur), een hogere frequentie, een pro- bleemgerichte copingstijl, een negatieve attitude ten opzichte van de geurbron of overheid, de verwachting dat de geur zal toenemen en bezorgd of angstig zijn voor gezondheidseffecten kunnen lokaal leiden tot meer hinder dan volgens de algemene dosis-effectrelatie berekend zou worden (Smeets & Fast, 2006).

Gezondheidskundige beoordeling van stank van intensieve veehou-