• No results found

Normen

Bedrijven emitteren een groot aantal stoffen. Het is onmogelijk om hier voor al deze stoffen een gezondheidskundige beoordeling te geven. Voor benzeen, fijn stof, koolmonoxide, stikstofdioxi- de en benz(a)pyreen is in de module verkeer en luchtverontreiniging een gezondheidskundige beoordeling gegeven.

Voor een beoordeling van andere stoffen kan geput worden uit een aantal bronnen.

Allereerst wordt verwezen naar het RIVM dat een groot aantal maximaal toelaatbare concentra- ties voor lucht (TCL) heeft opgesteld in het kader van een herziening van interventiewaarden voor bodemverontreiniging (Baars et al., 2001). De Gezondheidsraad heeft ook een aantal ge- zondheidskundige advieswaarden vastgesteld.

De Wereldgezondheidsorganisatie brengt de Air Quality Guidelines uit. De Guidelines zijn in feite MTR-waarden voor luchtverontreinigende stoffen en vormen ook vaak de basis van de normstelling in Nederland. In 2000 verscheen de 2e editie van deze Guidelines. In 2005 is een update voor fijn stof, NO2, SO2 en ozon verschenen. Voor informatie over de Air Quality Guide- lines wordt verwezen naar de website van het Europese bureau van de WHO

(www.euro.who.int/air).

Het RIVM heeft de gezondheidskundige advieswaarden verzameld voor een groot aantal stof- fen, dat in de binnenlucht voorkomt (Dusseldorp et al., 2004 en 2007). Hierin zijn de meest ac- tuele TCL- en WHO-waarden voor deze stoffen opgenomen.

Al deze gezondheidskundige advieswaarden of MTR’s hebben geen wettelijke basis. In de Wet Luchtkwaliteit zijn wettelijke grenswaarden voor een aantal stoffen opgenomen. Hierbij moet aangetekend worden dat deze grenswaarden niet altijd alleen een gezondheids- kundige basis hebben. Ook technische en economische aspecten kunnen bij deze grenswaar- den een rol spelen. Voor informatie over de meest recente normen voor luchtverontreinigende stoffen wordt verwezen naar de website van het ministerie van VROM (www.vrom.nl).

Voor de handreiking voor een integrale beoordeling van gezondheidsaspecten bij IPPC-

vergunningen zijn de gezondheidskundige advieswaarden afkomstig uit bovenstaande bronnen voor een groot aantal stoffen verzameld (Fast, Mooij & Mennen, 2008). Deze zijn opgenomen in dit handboek.

Achtergrondgehalten

Voor een gezondheidskundige beoordeling moeten ook de achtergrondgehaltes beschouwd worden. Informatie over deze gehaltes is voor een aantal verkeersgerelateerde stoffen gegeven in de Module wegverkeer en luchtverontreiniging. Ook de handleiding van het CAR-model geeft informatie over de achtergrondconcentraties van deze stoffen.

Informatie over de achtergrondgehaltes van CO, O3, NOx, SO2, NH3, CH4, PM10, fluoriden en een groot aantal zware metalen is ook te verkrijgen uit het landelijk meetnet van het RIVM. Re- sultaten worden onder meer via internet beschikbaar gesteld (www.lml.rivm.nl). Ook het milieu- en natuurcompendium van het RIVM geeft hierover informatie

(www.milieuennatuurcompendium.nl). Het MNP produceert jaarlijks kaarten met generieke con- centraties voor Nederland (GCN) van het afgelopen jaar. Deze grootschalige concentraties worden toegepast als benadering van de achtergrondconcentratie onder meer in CAR II en het Nieuw Nationaal Model (NNM). Via de website www.mnp.nl/nl/themasites/gcn/index.html zijn kaarten te bekijken.

Voor de handreiking voor een integrale beoordeling van gezondheidsaspecten bij IPPC-

vergunningen zijn de achtergrondwaarden voor een groot aantal stoffen verzameld (Fast, Mooij & Mennen, 2008). Deze zijn als volgt.

Stof Achtergrond concentratie µg/m3 Opmerkingen Gechloreerde koolwaterstoffen 1,1,1-trichloorethaan 0,3g 1,2-dichloorethaan 0,1g 1,2-dichlooretheen 0,2h Trichlooretheen 0,2g Tetrachlooretheen 0,3g 1,2-dichloorpropaan 0,3g 1,4-dichloorbenzeen 0,02g Dichloorbenzenen (som) 0,06g Chloorbenzeen 0,03g Trichloorbenzenen (som) 0,01g Dichloormethaan 1,5h Trichloormethaan (chloroform) 0,1g Tetrachloormethaan 1g Vinylchloride 0,1h Polychloorbifenylen (PCB’s) 0,0005j Dioxinen (in i-TEQ) 25.10-9 d

Aromatische verbindingen Benzeen 0,6a Tolueen 3d Xylenen 3d Ethylbenzeen 1d Trimethylbenzenen (som) 1,5d Ethyltoluenen (som) 1d Overige alkylbenzenen (som) 0,3d (m/p- en o-)Cresol 0,2h

Styreen 0,2d

B(a)P 0,0002a

Naftaleen 0,06d

Overige organische verbindingen

CO 400 – 1.200

P98b

Grote ruimtelijke variatie; zie

www.mnp.nl/nl/themasites/gcn/kaarten/index.html Hexaan 1,2g Alkanen C5,7,8 0,5 g Overige alkanen (C9 t/m C16) 2 g Formaldehyde 2,5d Aceetaldehyde 2d Acroleïne 0,25d Aceton 10h Fenol 0,05g Iso-propanol 1i Cyclohexaan 1g Anorganische componenten Fluoride 0,04c SO2 2 a NO2 10 – 40

b Grote ruimtelijke variatie; zie

www.mnp.nl/nl/themasites/gcn/kaarten/index.html

PM10 23 – 36b Grote ruimtelijke variatie; zie

www.mnp.nl/nl/themasites/gcn/kaarten/index.html

H2S 0,2l

HCN 0,1d

Stof Achtergrond concentratie µg/m3 Opmerkingen HCl 0,5d Metalen Kwik (Hg) 0,001 – 0,004e Lood (Pb) 0,025d Arseen 0,0005d Barium 0,02d Borium 0,02f Cadmium 0,00022a Chroom (III) 0,005k Chroom (VI) 0,0001k Kobalt (Co) 0,0005d Koper (Cu) 0,04d Molybdeen 0,0005d Nikkel 0,005d Zink 0,08d

a: Milieu- en natuurcompendium van het RIVM op website www.milieuennatuurcompendium.nl. Ammoniak: de am- moniakconcentratie loopt in Nederland van <5 - >15 µg/m3. De hoogste concentraties zijn te vinden in de emissie- gebieden, voornamelijk de gebieden met intensieve veehouderij zoals de Gelderse Vallei, De Peel en De Achterhoek. De agrarische sector is met een bijdrage van 90% de belangrijkste bron voor ammoniak in de lucht. b: Grootschalige Concentraties Nederland op website http://www.mnp.nl/nl/themasites/gcn/index.html.

c: RIVM (2007) – Anorganische fluoriden. Document opgesteld in het kader van de Voortgangsrapportage Milieube- leid voor Nederlandse Prioritaire Stoffen. De landelijk jaargemiddelde fluorideconcentratie wordt in sterke mate, voor circa 70%, beïnvloed door buitenlandse emissies. Door de hoge depositiesnelheid is de fluorideconcentratie vooral lokaal verhoogd in gebieden met grote bronnen, zoals in Noordoost Groningen, Zuid-Limburg, Rivierenge- bied, Sloegebied en Rijnmond. Voor onbelaste locaties zijn geen recente concentratiemetingen beschikbaar. Begin jaren tachtig was de grootschalige jaargemiddelde concentratie in relatief onbelaste gebieden circa 0,03 – 0,04

µg/m3 met een landelijk jaargemiddelde concentratie van 0,07 µg/m3. De depositie van fluoride is van 1995 - 2001 praktisch gelijk gebleven.

d: Mennen, M.G. en N.J.C. van Belle (2007) – Emissies van schadelijke stoffen bij branden. Rapportnr. 609021051. RIVM, Bilthoven.

e: Mennen, M. (1999) – Emissies, verspreiding en depositie van verontreinigende componenten door ATM te Moerdijk. Briefrapport RIVM/IEM 827. RIVM, Bilthoven.

f: United Nations Environment Program, Environmental Health Criteria 204, Boron, 1989. Achtergrondconcentraties voor borium liggen in de ordegrootte van 0,0005 tot 0,02 µg/m3.

g: Afgeleid uit meetgegevens uit het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit.

h: Schatting op basis van gegevens uit de Hazardous Substances Data Bank (National Library of Medicine’s, National Institutes of Health, USA).

i: Afgeleid uit metingen in Mennen M.G., Putten E.M. van en Krystek P. (2004) – Immissie-, gewas- en depositie- onderzoek in de omgeving van Van Voorden gieterij te Zaltbommel. Rapportnr. 609021027. RIVM, Bilthoven. l: Mennen M.G. et al. (2000) - Emissie en verspreiding van geur en toxische stoffen in de omgeving van de Twee- de en Derde Merwedehaven te Dordrecht en de hiermee samenhangende gezondheidsaspecten. Rapportnr. 609021018. RIVM, Bilthoven.

k: Mennen M.G. et al. (1998) - Hexavalent chromium in ambient air in the Netherlands. Results of measurements near wood preservation plants and at a regional site. Rapportnr 723101031. RIVM, Bilthoven.

Nieuw stoffenbeleid (SOMS en REACH)

In 2001 is zowel in Nederland in de Strategienota Omgaan Met Stoffen (SOMS) als in de EU geconstateerd dat de huidige Europese regelgeving voor stoffen niet voldoet en dat door het gebrek aan toxicologische kennis niet altijd duidelijk is of verantwoord omgegaan wordt met stoffen en incidenten niet uit te sluiten zijn.

Het SOMS programma, dat in 2004 is afgerond, had als doel het Nederlandse stoffenbeleid te vernieuwen en hiermee praktijkervaring op te doen.

In Europees verband is het vernieuwde stoffenbeleid uitgewerkt in de Registration, Evaluation, Authorisation and restriction of CHemicals (REACH). REACH is één geïntegreerd systeem voor de registratie, de evaluatie, beperkende maatregelen en de autorisatie (verlening van vergun- ningen) van chemische stoffen. Voor de categorie van bestaande stoffen wordt een geleidelijke invoering van het systeem voorzien over een periode van elf jaar.

Ondernemingen die chemische stoffen produceren, importeren en gebruiken zijn verplicht om de informatie over de eigenschappen van een stof te verzamelen, de aan het gebruik verbon- den risico’s te beoordelen en de nodige maatregelen te nemen om de eventueel door hen ge- constateerde risico’s te beheren. De informatie over gevaren en risico’s van stoffen moet openbaar beschikbaar gesteld worden. Het geheel dient te worden vastgelegd in een stoffenvei- ligheidsrapport.

De REACH-verordening is in juni in 2007 van kracht worden. De regelgeving voor REACH is in de plaats gekomen van circa zestig bestaande richtlijnen en verordeningen, namelijk de Ge- vaarlijke Stoffen Richtlijn, de Bestaande Stoffen Verordening, de Verbodsrichtlijn en alle onder- liggende richtlijnen en verordeningen. De uitvoering en handhaving van de REACH verordening is in Nederland geregeld in een nieuw hoofdstuk 9 van de Wet milieubeheer (Wm).

Voor de laatste stand van zaken over het nieuwe stoffenbeleid wordt verwezen naar de website van het ministerie van VROM (www.vrom.nl).

Zeer ernstige zorg stoffen

Aangezien er tienduizenden stoffen op de markt zijn, is het voor de praktische uitvoerbaarheid van het nieuwe beleid noodzakelijk dat er een prioritering wordt toegepast. Voor de meest schadelijke en risicovolle stoffen moeten zo snel als mogelijk is maatregelen worden getroffen. Voor de overige stoffen kan dat later.

In Nederland is een lijst opgesteld van 212 prioritaire stoffen die reden zijn voor zeer ernstige zorg (ZEZ stoffen). Deze lijst bevat de 50 prioritaire stoffen die in 1988 in het eerste Nationaal Milieubeleidsplan zijn aangewezen. In het kader van NMP4 is in 2001 vastgesteld dat voor het merendeel van deze stoffen de emissies zodanig zijn gereduceerd dat ze geen of een beperkt milieuprobleem veroorzaken. Deze lijst is aangevuld met 162 stoffen die op basis van hun stof- eigenschappen reden zijn voor “zeer ernstige zorg” en die vanuit beleidsmatige overwegingen prioritair zijn. Deze lijst zal een rol spelen bij de vergunningverlening en de rapportage voor het Milieujaarverslag. Bedrijven dienen uit te zoeken of deze stoffen binnen de inrichting aanwezig zijn, of zij deze stoffen emitteren, welke milieurelevante stofinformatie zij hebben en welke emissiebeperkende maatregelen zij (gaan) nemen. Een deel van de stoffen van de lijst met aanvullende prioritaire stoffen is in het kader van de NeR aangewezen als minimalisatieplichtig. Dit betekent dat voor deze stoffen gestreefd wordt naar een nulemissie. Voor informatie over de minimalisatieplichtige stoffen (MVP stoffen) wordt verwezen naar de website van infomil

(www.infomil.nl).

Wet Luchtkwaliteit

Eind 2007 is de Wet Luchtkwaliteit van kracht geworden. Voor nieuwe bedrijven of bedrijfsuit- breidingen dient getoetst te worden of het bedrijf (of onderdeel) “In Betekenende Mate” bijdraagt aan de luchtverontreiniging van PM10 en NO2. Het Besluit NIBM (Niet in betekende mate) legt vast, dat van niet betekende mate wordt gesproken als door de emissie van het bedrijf de con- centratie van PM10 of NO2 met maximaal 3% toeneemt. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van PM10 of NO2. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3 voor zowel PM10 en NO2.

De wet voorziet ook in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), waarbin- nen het rijk, de provincies en gemeenten samenwerken om de Europese eisen voor luchtkwali- teit te realiseren. Het NSL bevat een pakket aan generieke en locatiespecifieke maatregelen die ervoor moeten zorgen dat alle huidige overschrijdingen opgelost worden en de negatieve effec- ten van geplande ruimtelijke ontwikkelingen worden gecompenseerd.

In de periode tot de definitieve vaststelling van het NSL wordt een NIBM-grens gehanteerd van 1%. Dit staat gelijk aan 0,4 µg/m3. Vanaf het moment dat het NSL definitief is vastgesteld geldt de 3%-grens.