• No results found

Emissie en verspreiding bij industriële bedrijven

Voor de beoordeling van stank van bedrijven geldt in grote lijnen hetzelfde als voor luchtveront- reiniging. Allereerst moet beoordeeld worden of een bepaald bedrijf wel geur emitteert.

Hiervoor kan eerst worden nagegaan of er een milieuvergunning voor het betreffende bedrijf is. Voor geur geldt namelijk ook dat een milieuvergunning in het kader van de Wet Milieubeheer noodzakelijk is. Deze vergunning is bij de vergunningverlenende instantie, gemeente of provin- cie, beschikbaar.

Bij het verlenen van een vergunning worden de Nederlandse Emissie Richtlijnen (NeR) vaak gebruikt voor het beoordelen van situaties waarin stankhinder kan optreden. De NeR heeft daarvoor een specifieke hindersystematiek.

Vaak zijn bij deze erkende geur emitterende bedrijven met een vergunning ook geurcontouren berekend. Deze worden als volgt vastgesteld.

De gehanteerde geurmaat voor emissie is het aantal geureenheden per uur (ge/uur). Recent is een Europese geurmaat vastgesteld. Deze wordt uitgedrukt in ‘odour units’ (ouE). Tussen geur- eenheden en odourunits geldt een vaste verhouding van 2 ge = 1 ouE.

Voor de bepaling van de geuremissie is er een gestandaardiseerde meetmethode. Eerst wordt de bronsterkte bepaald door een luchtmonster, bijvoorbeeld uit de pijp, te nemen. Van dit luchtmonster worden met behulp van een olfactometer verdunningen gemaakt. Een panel ruikt aan de verdunningen. De verdunning die de helft van het panel nog ruikt wordt op 1 ge/m3 ge- steld. De hierbij behorende verdunningsfactor geeft de bronsterkte aan. Is er bijvoorbeeld 10x verdund, dan is de geursterkte van het oorspronkelijke monster 10 ge/m3. Gecombineerd met het debiet van de luchtstroom uit de pijp (aantal m3 per uur) kan dan de geuremissie (aantal ge/uur) bepaald worden.

Met verspreidingsmodellen die voor luchtverontreiniging gebruikt worden, kan dan uitgaande van de geuremissie de verspreiding berekend worden. Tot 1998 werd het Lange Termijn Fre- quentie Distributiemodel (LTFD-model) als nationaal model gebruikt. Nu is het Nieuw Nationaal Model (NNM) voorgeschreven (zie Module A Bedrijven en luchtverontreiniging). Er kunnen dan geurcontouren, lijnen die punten met dezelfde geurconcentratie verbinden, getekend worden. Zo geeft de geurcontour van 1 ge/m3 als 98-percentiel aan waar een geurconcentratie van 1 ge/m3 2% van de tijd wordt overschreden.

De immissie kan niet zoals bij de emissie met behulp van een olfactometer en een panel vast- gesteld worden. De geurconcentratie is te laag, waardoor er te weinig verdunningsstappen voor nodig zijn en het resultaat te onbetrouwbaar is. Voor directe meting van de immissieconcentra- tie of bijvoorbeeld het bepalen van de geuremissie van diffuse bronnen kunnen snuffelploegen ingezet worden. Een snuffelploeg loopt op verschillende afstanden van de bron loodrecht op de pluim heen en weer. Bij de afstand waarop de helft van de snuffelploeg de geur juist ruikt is de immissieconcentratie per definitie 1 snuffeleenheid per m3 (se/m3). De verhouding tussen een geureenheid en een snuffeleenheid is afhankelijk van de aanwezigheid van achtergrondgeuren en de mate waarin de te onderzoeken geur hiervan te onderscheiden is. Als sprake is van één geurbron in een relatief geurarme omgeving is 1 se/m3 gelijk aan 1 ge/m3. Op basis van de snuffelmetingen wordt met een korte termijn verspreidingsmodel teruggerekend wat de emissie moet zijn geweest. Vervolgens worden met een langetermijn verspreidingsmodel jaargemiddel- de immissieconcentraties berekend.

3

Er wordt van uitgegaan, dat de invloed van een bedrijf tot op een met een verspreidingsmodel berekende afstand van de geurcontour van 1 ge/m3 (98-percentiel) reikt. Vaak kan een bedrijf op grotere afstanden nog geroken worden en tot hinder leiden.

Dit heeft verschillende oorzaken:

 Verspreidingsberekeningen zijn vaak gebaseerd op de geuremissie uit de schoorsteen. Er kunnen meer geurbronnen en ook zogenaamde diffuse bronnen, bijvoorbeeld geur uit lood- sen, zijn. Ook bij oppervlaktebronnen, zoals een waterzuiveringsinstallatie, zijn de versprei- dingsberekeningen minder nauwkeurig uit te voeren.

 De ervaren geurhinder lijkt soms ook meer gerelateerd te zijn aan piekemissies van geur- stoffen dan aan de gemiddelde geuremissie. Daarom wordt over het algemeen het 98- percentiel (P98) of ook wel het 99,5-percentiel (P99,5) van de geurconcentratie bepaald. Tegenwoordig wordt naast de geurconcentratie vaak de hedonische waarde (aangenaam- heid) gemeten, omdat ook de aard van de geur belangrijk is voor de optredende hinder. Hiervoor is een gestandaardiseerde meetmethode.

 Juist bij geur moeten verspreidingsmodellen met zeer veel voorzichtigheid gehanteerd wor- den. Het vaststellen van hinder bij omwonenden blijft veelal noodzakelijk.

Naast de vergunning geven ook de Nederlandse Emissie Richtlijnen, NeR, informatie over geur van bedrijven. Voor een aantal bedrijfstakken zijn in de NeR zogenaamde Bijzondere Regelin- gen opgenomen. Deze Bijzondere Regelingen zijn in samenspraak met de brancheverenigin- gen vastgesteld. Ze geven een overzicht van relevante geurbronnen. Zo mogelijk zijn

emissiefactoren, bijvoorbeeld het aantal geureenheden per eenheid product, voor het bereke- nen van de geuremissie vastgesteld. In een aantal gevallen is de relatie tussen de geurbelas- ting en het percentage gehinderden onderzocht. In die gevallen is een maximaal aanvaardbare geurimmissieconcentratie aangegeven. Dit aanvaardbare niveau is niet alleen gebaseerd op het percentage gehinderden, maar ook op technische en economische mogelijkheden. Met ver- spreidingsberekeningen is in die gevallen een indicatie gegeven van de aan te houden afstand tussen het bedrijf en de woonbebouwing. Tenslotte is een standaardmaatregelenpakket opge- nomen dat in de meeste gevallen leidt tot een acceptabel hinderniveau.

Voor bedrijfscategorieën waarvoor geen regelingen zijn opgesteld is het aan het bevoegd gezag om het acceptabele hinderniveau vast te stellen.

Voor de volgende bedrijfstakken zijn emissiefactoren opgenomen in de Bijzondere Regelingen van de NeR:

Bedrijfstak Emissie Opmerkingen

Aardappelverwerkende industrie Door grote spreiding in emissie- gegevens, is het niet mogelijk om emissiefactoren vast te stel- len.

Asfaltmenginstallaties Geuremissie is 106 ouE *

per ton geproduceerd product.

Geuremissie via de schoorsteen en deels op grondniveau, bij de opslag en verlading van bitumen en tijdens het beladen van vrachtwagens. De emissie is deels discontinu.

Beschuit- en banketindustrie Emissie afhankelijk van product- groep, als beschuit, wafels, ge- bak, 55 – 620 x 106 ge/ton Totale emissie: tot ca. 1200 ge/uur

Voor industriële bakkerijen, die niet onder het Besluit brood- en banketbakkerijen Milieubeheer vallen. Geur komt vooral vrij bij de ovens en de ruimteluchtaf- zuiging.

Bierbrouwerijen Maischen: 20 x 106 ge/ton. Koken deelbeslag: 38 x 106 ge/ton

Diffuse bronnen:13 x 106 ge/ton Koken van de wort: 530 x 106 ge/ton

Bedrijfstak Emissie Opmerkingen

Cacaobonen verwerkende industrie

1- 3 x 106 ge/kilo cacaobonen. Compostering van groenafval in

de open lucht

Voor methode A, B en D zijn emissiefactoren bekend (zie NeR)

Voor methode C zijn deze niet te geven. Tijdens het composteren is er vrijwel geen geuremissie. Tijdens het afgraven van het depot kunnen zeer hoge piek- emissies optreden.

Geuremissie afh. van methode: A: frequent omzetten met ma- chine

B: conventionele methode van omzetten met grijper of kraan C: extensief composteren zon- der omzetten.

D: geforceerde beluchting, fre- quent omzetten, semi-

experimenteel Diervoederbedrijven Er zijn emissiefactoren vastge-

steld. Met een rekenprogramma kan met de jaarproductie per voedersoort en bedrijfstijd de totale geuremissie berekend worden.

Een nieuwe NeR Bijzondere re- geling voor de diervoederindu- strie is in maart 2008

vastgesteld. Informatie over de- ze regeling en het rekenpro- gramma zal beschikbaar worden gesteld op de website

www.geurnormdiervoeder.nl. Geur- en smaakstoffenindustrie Gemiddeld 1500 x 106 ge/ton

(spreiding 340 tot 58.000 ge/ton).

Grote bedrijven (>2000 ton/jaar en 6000 uur per jaar in bedrijf): ca. 3 x 109 ge/h.

Kleine bedrijven (< 2000 ton/jaar en 2000 uur in bedrijf): ca. 3 x 107 ge/h.

Op diverse plaatsen in het pro- ductieproces ontstaan geure- missies. Voor een aantal deelprocessen zijn op basis van metingen bij 3 grote bedrijven emissiefactoren bekend.

GFT-compostering Er zijn emissiefactoren vastge- steld (zie NeR)

Totale emissie tot meer dan 10.000 x 106 ge/uur.

Emissie afhankelijk van opper- vlak, aanvoer en hoeveelheid aan (tussen)product en aanwe- zigheid luchtafzuiging met of zonder luchtbehandeling. Groenvoerdrogerijen Gras:

3500 x 106 ge/ton (schoorsteen) 160 x 106 ge/ton (dak- of grond niveau)

Luzerne:

700 x 106 ge/ton (schoorsteen) 630 x 106 ge/ton (dak- of grond niveau)

De regeling van de NeR geldt vooral voor drogerijen van gras en luzerne, omdat voor deze inrichtingen generieke maatrege- len op te stellen zijn.

Grote bakkerijen Emissiekengetal is vastgesteld, alleen afhankelijk van omvang productie (in 106 ge/baal bloem of meel) (Brancheonderzoek geuremissies broodbakkerijen, NeR)

De regeling geldt alleen voor de grote bakkerijen die niet onder het Besluit brood- en banketbak- kerijen milieubeheer vallen.

Koffiebranderijen Emissie: 1300 x 106 ge/ton on- gebrande bonen. Totale emissie (ge/uur) = (prod.capaciteit/ prod.uren) x emissiefactor Lederindustrie Er zijn geuremissiefactoren be-

schikbaar (bedrijfstakstudie Geur in de lederindustrie)

Emissie vooral bij het bewerken van huiden in nathuizen en pro- duceren van geverfd leer. Rioolwaterzuiveringsinstallaties

(RWZI)

Voor de verschillende proceson- derdelen zijn emissiefactoren opgesteld.

Totale emissie tot ca. 1200 ge/uur

Omvang van geuremissie afhan- kelijk van wijze van aanvoer van afvalwater en type en capaciteit van de zuiveringsinstallatie.

Bedrijfstak Emissie Opmerkingen Vleesindustrie a. Slachterijen b. Vetsmelterijen c. Vleeswarenbedrijven (incl. vleesbereiding)

Geuremissiefactoren voor slach- terijen, vetsmelterijen en vlees- warenbedrijven in NeR. Totale emissie tot 1000 x 106/uur.

* Tussen odourunits en geureenheden geldt een vaste verhouding van 1 ouE = 2 ge.

Schatten van geurconcentraties in de omgeving van het bedrijf

In geval geen verspreidingsberekeningen zijn gedaan kan toch inzicht in optredende geurcon- centraties in de omgeving van het bedrijf verkregen worden met behulp van de ‘eerste beoorde- lingsmethode’ die is ontwikkeld in het kader van het opstellen van een handreiking voor een integrale beoordeling van gezondheidsaspecten bij IPPC-vergunningen (Fast, Mooij & Mennen, 2008). Met behulp van deze eerste beoordelingsmethode kunnen op basis van de geuremissie- sterkte, de schoorsteenhoogte en de temperatuur eenvoudig geurimmissieconcentraties (98- percentielen) op verschillende afstanden in tabellen afgelezen worden.

Voor het opstellen van deze tabellen zijn verspreidingsberekeningen uitgevoerd met Stacks versie 2006 onder reële worst-case omstandigheden. Deze omstandigheden houden in: gebruik van het meteobestand van Eindhoven, een open terrein, een relatief lage uittreesnelheid (5 m/s) en bepaling van de immissieconcentraties ten noordoosten van de bron.

Voorwaarden voor het gebruik van deze eerste beoordelingsmethode IPPC zijn dezelfde als die bij het gebruik van het verspreidingsmodel Stacks gelden. Alleen de emissie uit puntbronnen, en niet uit lijn- of (grote) oppervlaktebronnen, is te beoordelen. Diffuse emissies zijn alleen te beoordelen als de emissiesterkte bekend is.

De eerste beoordelingsmethode IPPC is uitgetest bij twee geurbronnen die onder de IPPC- richtlijn vallen. De uit de eerste beoordelingsmethode afgeleide 98-percentiel geurconcentraties zijn goed vergelijkbaar met die van verspreidingsberekeningen op maat (factor 0,8 – 1,2). Op kleinere afstanden zijn de geschatte P98-concentraties iets lager en op grotere afstanden iets hoger dan de verspreidingsberekeningen op maat.