• No results found

Van München naar Berlijn

In document 9 3 9 (pagina 169-174)

In de zomer van 1925, een halfjaar nadat Hitler op vrije voeten gesteld was, ontruimden de Fransen het Ruhrgebied; in oktober aanvaardde Duitsland bij het Verdrag van Locamo de nieuwe grenzen in West-Europa en ver­ klaarde het, grenswijzigingen in het oosten slechts met vreedzame middelen te zullen nastreven; september ’26 werd Duitsland in de Volkenbond op­ genomen en toen nog geen twee jaar later (augustus ’28) ook de Duitse afgevaardigde in Parijs het door de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken, Frank Kellogg, voorgestelde en naar hem genoemde Kellogg-pact ondertekende waarbij alle mogendheden plechtig beloofden, voortaan geen geweld meer te zullen gebruiken (behoudens uit zelfverdediging: dat achter­ deurtje bleef openstaan), meenden tallozen in Europa en bepaald ook in Nederland, dat een tijdperk van vrede zo ver men vooruit kon zien, aan­ gebroken was. Tien jaar tevoren was de eerste wereldoorlog geëindigd; een tweede leek ondenkbaar.

STRESEMANN

Slechts weinig Duitsers waren bereid, definitief in het verhes van Danzig, Posen en West-Pruisen alsmede van het belangrijkste deel van Opper- Silezië te berusten. Toen de conservatief-liberale minister van buitenlandse zaken, dr. Gustav Stresemann, in de zomer van ’25 de Duitse nota die tot het Verdrag van Locamo zou leiden, in het kabinet verdedigde, schaarde slechts één minister, als hij lid van de Deutsche Volkspartei, zich met beslistheid aan zijn kant. Bij die gelegenheid was het dat von Seeckt betoogde dat Duitsland weer macht moest krijgen, ‘und sobald wir die Macht haben, holen wir uns

selbstverständlich alles wieder was wir verloren haben.’1 Dacht Stresemann zelf

er anders o v er; Enige tijd na die discussie in het kabinet duidde hij in een brief van 7 september 1925 aan de in ons land, op het eiland Wieringen wonende Duitse ex-kroonprins ‘die Wiedergewinnung Danzigs, des polnischen

Korridors und eine Korrektur der Grenze in Oberschlesien als een van Duitslands

nationale taken aan. Meer nog: ‘ im Hintergrund steht der Anschluss von

Deutsch-Osterreich.’ Duitsland kon die doeleinden voorshands evenwel niet

met kracht, laat staan met geweld nastreven: ‘ Wir müssen den Würger erst

vom Halse haben. Deshalb wird die deutsche Politik, wie Metternich von Öster­ reich wohl nach 180g sagte, in dieser Beziehung zunächst darin bestehen müssen, zu finassieren und den grossen Entscheidungen auszuweichen.’ En dan; De

mogelijkheid van geweld in het oosten het Stresemann open. W el heeft Eyck gelijk wanneer hij er op wijst dat men die brief niet als Stresemanns laatste woord in de buitenlandse politiek beschouwen mag; w el is er reden aan te nemen dat zich in de sfeer die na en door het Verdrag van Locamo in Europa ontstond, ook aan de Duitse minister van buitenlandse zaken het inzicht opdrong dat de vrede ondeelbaar was en dat handig manoeu­ vreren (‘finassieren’) Duitsland niet zou baten2 - dat neemt niet w eg dat hij, als elk nationalist, zwak stond, in het politieke leven maar vooral ook innerlijk, wanneer hij geconfronteerd werd met chauvinistische krachten wier doeleinden in wezen de zijne waren. De strijd die hij in de eerste plaats aan het binnenlandse front moest voeren, hield hij overigens niet lang v o l: in 1928 werd hij ziek en in oktober ’29 maakte een beroerte een einde aan zijn leven.

Stresemanns pohtiek-van-verzoening was bevorderd door de opbloei van het economisch leven en door Duitslands toenemende inschakeling in de wereldeconomie. Op het dieptepunt van de inflatie was de Duitse industriële productie tot 5 5 % van de vooroorlogse omvang (1913) gedaald - in 1927 was dat indexcijfer tot 122 gestegen. Enorme leningen, met name uit de Verenigde Staten, kwamen overheid en bedrijfsleven ten goede: in v ijfja ar

tijd tegen de 30 miljard M k.1 D e maatschappelijke stabiliteit deed de linkse en rechtse extremistische stromingen in kracht afnemen. W el g a f het te denken dat in april ’25 de acht-en-zeventigjarige oud-veldmaarschalk von Hindenburg, nationalist in hart en nieren, als opvolger van Ebert tot president gekozen was, maar het leek in de jaren waarin althans in het publiek verzoe­ ning gepredikt werd en het maatschappelijk leven zich snel herstelde van de schokken van de oorlogs- en naoorlogs-periode, niet uitgesloten dat een geleidelijk in kracht toenemend democratisch centrum de republiek van Weimar en haar president in het goede spoor zou houden.

Aan die hoop sloeg de diepe economische crisis de bodem in.

D e versterkte afhankelijkheid van het kredietgevende buitenland had Duitsland in versterkte mate kwetsbaar gemaakt. B edrijf na bedrijf moest sluiten o f de productie beperken. De honderdduizenden werklozen groeiden aan tot miljoenen: meer dan v ijf miljoen begin ’ 3 1, meer dan zes miljoen begin ’ 32 - geregistreerde werklozen, wel te verstaan; met de niet-geregi- streerde er bij overschreed het totaal aantal op het dieptepunt van de crisis zeker de zeven-en-een-half miljoen: rond de helft van de valide mannen hep zonder werk - een ontwikkeling die zich in minder dan drie jaar voordeed en in het gehele land een sfeer van wanhoop deed ontstaan.

D e politieke gevolgen waren katastrofaal.

D e N SD A P had in de Stresemann-periode een groot deel van haar aanhang verloren, maar een kern bleef Hitler trouw. Deze wist zijn leider­ schap aanvaard te krijgen, ook door Noordduitse nationaal-socialisten bij wie in die tijd de gebroeders Otto en Gregor Strasser veel invloed hadden; zij predikten ‘anti-kapitalistische’ denkbeelden en geloofden daar ook in. Hitler deed dat laatste geen seconde: het verkrijgen van de macht was het enige dat hem interesseerde; bovendien kon geld voor groot-opgezette acties slechts van rechts komen. Bij de voormannen van het bedrijfsleven gold hij evenwel nog als avonturier wiens Putsch in München mislukt was: er was weinig behoefte, een zo roerige, zo gediscrediteerde agitator te steunen.

U it dit politiek isolement werd Hitler in de zomer van ’29 gered toen de anti-republikeinse en conservatieve Deutsch-Nationalen, sinds kort door de krantenkoning Hugenberg geleid, een alliantie met de Nazi’s sloten om gemeenschappehjk actie te voeren tegen de jongste regeling voor de herstel­ betalingen die Duitsland nog verrichten moest: voor het eerst kwam Hitler in een gezelschap dat, hoe rancuneus, chauvinistisch en kortzichtig ook (of misschien juist daardoor), in Duitsland bij velen, en zeker in de kringen van het bedrijfsleven, als ‘fatsoenlijk’ gold. Het bondgenootschap gebruikte hij

D E E E R S T E V E R K I E Z I N G S - O V E R W I N N I N G

slechts als platvorm om het politiek offensief op alle partijen, Deutsch-

Nationalen incluis, te heropenen. Luttele maanden later, in de lente van ’ 30,

vormde de leider van het katholieke Zentrum, dr. Heinrich Briining, een minderheidskabinet. Toen in juli zijn financiële saneringsvoorstellen (de staat dreigde onder de last van de werklozcn-uitkeringen te bezwijken) verworpen werden, besloot de rijkskanselier voortaan op grond van art. 48 van de grondwet van W eimar per decreet te regeren. D e rijksdag keurde dit af; Briining, een mogelijk compromis met de sociaal-democraten uit de weg gaand, schreef nieuwe verkiezingen uit.

De 14de september 1930 bracht een onaangename verrassing. M èt de katholieken en de overige partijen van het centrum verloor de SPD aan stemmen, al bleef haar fractie van 143 leden in de 577 zetels tellende rijksdag de sterkste. D e K PD evenwel had met 4,6 miljoen stemmen 77 zetels, de N SD A P met 6,4 miljoen 107 zetels veroverd. Van 12 in mei ’28 tot 107 in september ’ 30! Dat had in de Duitse politieke geschiedenis nog geen partij gepresteerd. Men kon het de door Hitler uit de verte gedirigeerde rijksdag- fractie der Nazi’s overlaten, de arbeid van de regering van binnen uit zoveel mogehjk te saboteren. D e overeenkomstige actie van de communisten kwam haar te stade want zij, de K PD , leefde en streed in de verwachting dat de ‘ineenstorting van het kapitalisme’ binnen afzienbare tijd een communistisch Duitsland zou doen ontstaan; was Hitler eenmaal aan de macht, dan, zo meenden de communisten, zou hij ten behoeve van de K PD de sociaal- democratie met inbegrip van haar vakbeweging vernietigen, de arbeiders zouden zich dan en masse tot het communisme bekeren en de ‘dictatuur van het proletariaat’ zou spoedig een feit zijn.

B ij beide groeperingen, K PD en N SD A P , was de behoefte sterk, de politieke ontwikkeling te versnellen, zo mogehjk te forceren. O ok wanneer zij niet uitdrukkelijk samenwerkten (dat kwam een enkele keer voor), speelden zij toch steeds elkaar in de kaart. De actie der communisten droeg er toe bij, dat grote en kleine burgerij alsmede de middenstand meer en meer in Hitler de figuur gingen zien die Duitsland kon ‘redden van het bolsje­ wisme’ - en elke gewelddadigheid der nationaal-socialisten deed uit de rijen der arbeiders steun toevloeien aan de K PD die het aggressiefst tegen de geüniformeerde SA-ers optrad. Het politieke centrum kalfde a f aan beide kanten en de partijen van dat centrum die gelijkelijk door communisten en nationaal-socialisten bedreigd werden, brachten het niet op, de handen ineen te slaan en de republiek van Weimar te redden. Voor steun aan een burgerlijk minderheidskabinet welks beleid principieel op bezuiniging gericht was, waren de sociaal-democraten als typische arbeiderspartij niet te vinden en de overige centrum-partijen, sterk door ondernemers beïnvloed, waren niet

voor samenwerking met de SPD te vinden aangezien dat een afbuigen van het bezuinigingsbeleid betekend zou hebben, wellicht meer overheids­ ingrijpen in het bedrijfsleven, wellicht zelfs meer medezeggenschap van de vakbewegingen. Daar kwam bij, dat die rechtse centrumpartijen, al veraf­ schuwden zij ook het rapalje-achtig optreden van de stormtroepen der N SD A P , geen behoefte hadden, zich principieel te keren tegen de chau­ vinistische leuzen die Hitler aanhief en die Joseph Goebbels, sinds ’26 zijn

Gauleiter in Berlijn, sinds ’28 leider van zijn propaganda, met groot raffine­

ment wist uit te dragen.

Hitler die in ’25 uitgeschreven was als Oostenrijks staatsburger, verkreeg op 26 februari 1932 het Duitse staatsburgerschap: de nationaal-sociahstische regering van het Land Brunswijk benoemde hem tot Regierungsrat bij het Brunswijks gezantschap in Berlijn. Een maand tevoren, 27 januari ’32, had hij een groep voormannen van het bedrijfsleven, hoofdzakelijk steenkool- en staalmagnaten uit het Ruhrgebied en Westfalen, toegesproken in de Indu-

strieklub te Düsseldorf. Gevolg was dat de N SD A P nieuwe, belangrijke

subsidies ontving. Aan de toppen van het Duitse bedrijfsleven was men al sinds jaren gewend, de politieke partijen welke rechts van de sociaal­ democraten actie voerden, met miljoenenbedragen te steunen - nu ging de N SD A P in die subsidiëring delen. Z e had geld nodig, veel geld: tweemaal stond Hitler die lente candidaat voor het presidentschap. Bij de tweede ronde werd Hindenburg herkozen - maar Hitler had 37 % van de stemmen op zich weten te verenigen. Het was Hindenburg onaangenaam dat hij zijn herverkiezing in hoofdzaak aan de stemmen van sociaal-democratische arbeiders dankte; zijn onbehagen richtte zich tegen Brüning en toen deze hem plannen voorlegde om op de landerijen van Oostpruisische groot­ grondbezitters (Hindenburg was er één van) werklozen uit de steden te koloniseren, zegde de president zijn rijkskanselier het vertrouwen op. Brüning, murw gebeukt door de politieke storm waaraan hij ruim twee jaar lang weerstand had moeten bieden, trad eind mei a f en Franz von Papen, een ingebeeld katholiek edelman uit Westfalen, elegant ruiter, vriend van Hindenburgs zoon, vormde zijn, zoals hij het noemde, ‘Kabinett von Gentle­

men.’1 Generaal Kurt von Schleicher, sinds enkele jaren al de politieke éminence grise van de leiding van de Reichswehr, werd Reichswehrminister.

Von Schleicher droomde zich een toekomst als redder van de staat wanneer die eenmaal aan zijn interne tegenstellingen zou dreigen te be­ zwijken. Zijn voorganger had demonstraties van de SA (die nu geleid werd door de militaire avonturier Ernst Rohm) verboden, von Schleicher hief dat

In document 9 3 9 (pagina 169-174)