• No results found

Het lijkje werd bijgezet in het papieren graf, waarin alle

In document RAZA (pagina 60-64)

zou toenemen. ‘Dergelijke toestand moge in het belang eener militaire inundatie eenen grond van bestaan vinden, bij eene behoorlijke orde van zaken is die in geenen deele wenschelijk.’

Het was dus zaak zo veel mogelijk vestinggracht te sparen, dan wel deze te vervangen door nieuw water, bijvoorbeeld door de aanleg van een ringvaart ten westen van de stad. Zo’n kanaal zou te zijner tijd kunnen promoveren tot snelweg voor de Aa of Weerijs, mits het water stroomafwaarts ongehinderd verder kon stromen. Maar daarvoor was de capaciteit van de Mark nu juist te gering.

In 1870 stelde De Bruijn-Kops voor om een rechtstreekse scheepvaart- verbinding tussen Breda en het Hollandsch Diep te graven. Hij omschreef zijn creatie als het ‘eenige afdoende middel’ om verbetering te brengen in beperkte afvoermogelijkheden van de rivier. Hij stelde voor een schutsluis te leggen in de Mark bij Terheijden, een kanaal te graven naar de Amer en de rivier tussen Breda en Terheijden te verruimen en recht te trekken.

De provincie zag dat wel zitten, maar het heemraadschap was er allesbehalve gelukkig mee. Voor Mark & Dintel was het plan van De Bruijn-Kops eigenlijk niet veel anders dan een tweede editie van het plan-Mazel, ‘het reusachtig afgewezen plan van 1863’. Hoofdingenieur

Rose was positiever over de aanbevelingen, maar hij zette diens lijstje wel in een andere volgorde. Hij vond dat eerst en vooral de verruiming van de rivier moest worden aangevat, en dan niet alleen het gedeelte tot Terheijden, maar ook het gedeelte stroomafwaarts van Terheijden. Daarmee is overigens niet gezegd dat het toen ook tot een uitvoering kwam.95

Langs Boven-Mark en Aa of Weerijs

Voor een stad die woekert met ruimte kan het opruimen van de grachten en wallen een verademing zijn. De vrijgekomen ruimte biedt immers een aantrekkelijk perspectief voor nieuwkomers en nieuwe activiteiten. In de jaren zeventig van de negentiende eeuw omvatte de gemeente

95 T.J. van Reysingen, ‘Mark en Dintel, met eenige aanteekeningen en Missive van Zijne Excellentie de Minister van Binnenlandsche Zaken Mr. Thorbecke dato 21 October 1864 Nº 204. - En opmerkingen’, 20-4-1873; SAB-393.1:1171. T.J. van Reysingen aan hoofdingelanden M&D 10-1-1874; SAB-393.1:1171. Rose aan GS NB, 21-3-1873; SAB-393.1:1173.

Vesting Breda in 1870 – De afvoer van de Mark en de Aa of Weerijs werd beheerst met behulp van een inundatiesluis in de vesting van Breda. Dat pakte vaak slecht uit voor de buurgemeenten. Het slechten van de vesting opende het perspectief op een betere afvoer. Aanvankelijk werd daarbij gedacht aan een ringvaart ten westen van de vesting, maar om voldoende berging te realiseren werd uiteindelijk besloten om de gehele stad te omgeven door een singel.

Gampel Donk Mark Mark OudeVest Aa of W eerijs Zaanmark 0 500 m

Jan van den Noort © Rotterdam 2009 inundatiesluis westelijke ringvaart singel vesting 1870 vestingwater overige watergangen spoorlijn

Breda niet meer dan het grondgebied binnen de vesting, amper 300 ha. Toen dat perspectief nog niet bestond werd de landhonger gestild bij de buurgemeenten. Ten westen van de stad lag de gemeente Princenhage, ten oosten de gemeente Teteringen, beide veel ruimer bemeten dan de vesting Breda. Nauwelijks een kilometer naar het zuiden had de gemeente Ginneken en Bavel eveneens de beschikking over een aanzienlijk grond- gebied. Samen waren ze 14.000 ha groot. In de omgeving van Breda was dus land genoeg, zij het dat de interessantste percelen vaker dan gewenst onder water stonden.

In 1869 was het water voor de inundatiesluis gestegen tot

ap  + 2,00 m, reden voor de buren om voor de zoveelste keer in de pen te klimmen. De burgemeester van Ginneken en Bavel had bij geruchte

Oudenbosch Wagenberg Terheijden Heusden Dussen Roosendaal Etten Bergen op Zoom Breda Dongen Alphen Oosterhout Waalwijk Tilburg Zevenbergen Steenbergen Geertruidenberg Klundert Moerdijk Willemstad Oud Gastel Dinteloord Nieuw- Vossemeer W e s t e r s c h e l d e Oude Maasje Donge B e r g s c h e V e l d O o s t e r s c h e l d e G r e v e l i n g e n H a r i n g v l i e t Vliet Mark Dintel Princenhage Teteringen Ginneken en Bavel Chaam Rijsbergen Zundert A m e r H ol l a n d s c h D i e p Gilze Rijen 0 5 km

Jan van den Noort © Rotterdam 2009

gemeentegrens De Aa of Weerijs 1878 De Boven-Mark 1878 plan-Mazel 1863, De Bruijn-Kops1870, Van der Vaart en Van Keppel 1881 plan-Bleckmann 1878

sluis water ca. 1850

Waterschap Brabantse Delta plaats

Het ontstaan van de waterschappen De Aa of Weerijs en De Boven-Mark in 1878 – In de tweede helft van de negentiende eeuw zagen verschillende kanaalplannen het licht. Voor de afvoer van Markwater boden ze onvoldoende soelaas. In 1878 kwam het provinciebestuur van Noord-Brabant de gemeenten Princenhage, Teteringen en Ginneken en Bavel tegemoet door het rivierbeheer ten zuiden van Breda op te dragen aan twee nieuwe waterschappen. Heemraadschap Mark & Dintel verloor daar zijn zeggenschap.

vernomen, dat de stad Breda zich mogelijk over de inundatiesluis zou ontfermen. Tot dan toe viel de sluis onder de verantwoordelijkheid van het leger, maar met het slechten van de vestingwerken kwam daar mogelijk verandering in. Voor de buurgemeenten was dat een zeer onaantrekkelijk perspectief. ‘Sedert jaren zijn er bij ons een menigte van klagten van de eigenaars ingekomen omtrent het onder water loopen hunner landerijen langs de rivier de Mark gelegen’. Zolang het landsbelang daarmee gemoeid was kon de gemeente Ginneken en Bavel daar niet veel tegen uitrichten, maar nu de vesting werd opgeheven, was ook de tijd gekomen om de sluis te ruimen.96

In 1871 klaagden de gemeenten Princenhage, Teteringen en

Ginneken en Bavel, dat hun landerijen ook ’s zomers werden geteisterd door overstromingen. Zelfs na langdurige droogte stond het water nog vrij hoog en dat gaf te denken. Een onderzoek ter plekke leidde tot de conclusie dat de Mark ten zuiden van Breda gestremd werd door zandbanken. De drie richtten hun pijlen daarom ook op het Heemraadschap van Mark & Dintel.97

Volgens de gemeentebesturen was het heemraadschap verant-

woordelijk voor het behoorlijk uitdiepen van de Mark tussen de Belgische grens en Breda. Zij zagen niet in waarom die verantwoordelijkheid alleen stroomafwaarts zou gelden. De gemeenten stroomopwaarts werden voor hun uitwatering immers ook aangeslagen door het heemraadschap. Dat leek een ijzersterk argument, maar de drie hielden er toch alvast rekening mee dat het heemraadschap daar anders over dacht. Ze hadden daarom nog een stok achter de deur: mocht het heemraadschap bedenkingen hebben ‘dan willen wij volgaarne de onderwerpelijke zaak aan het oordeel van den bevoegden regter onderwerpen’.

Mark & Dintel toonde begrip. De Boven-Mark bevond zich inderdaad ‘in den ellendigsten toestand’. De rivier was niet in staat om het overtollige

‘bovenwater’ naar de ‘hoofdrivier’ af te voeren. Maar het heemraadschap voelde zich niet verantwoordelijk. Het ruimen van de zandbanken en het verbreden en verdiepen van de Boven-Mark diende te geschieden door en op kosten van de gemeenten, ‘ieder in eigen boezem’.98

Het heemraadschap gaf als toelichting dat het alleen op het bevaarbare deel van Mark en Dintel bevoegd was, dus stroomafwaarts van de haven van Breda. Het was niet verplicht, ‘zelfs niet bevoegd, om de kleine ontelbare, onbevaarbare en onvlotbare riviertjes, beken en waterleidingen, die veelal tot in Belgie hunnen oorsprong nemen, ten kosten van het Heemraadschap te onderhouden’.99

Gedeputeerde Staten probeerde Mark & Dintel nog tot medewerking te bewegen en toen dat niet lukte onthield het zelfs de goedkeuring aan de begroting van het heemraadschap. Maar dat was duidelijk een brug te ver. Mark & Dintel deed een beroep op de Kroon en werd in het gelijk gesteld.

96 Van Opstal aan GS NB, 21-11-1874, 9; SAB- 393.1:1197. Burgemeester Ginneken en Bavel aan GS NB, 12-9-1870; SAB-393.1:1197. 97 Princenhage, Teteringen, Ginneken en Bavel aan

M&D 12-12-1871, In: Mark en Dintel, Gevoerde briefwisseling betrekkelijk het geschil gerezen over de vraag: op wie de verplichting rust tot onderhoud van de waterleiding de Mark boven Breda. Gevolgd van (...), 4-11-1872, 1-2; SAB-393.1:1185. 98 M&D aan GS NB, 14-5-1872, In: Mark en Dintel,

Gevoerde briefwisseling (...), 4-11-1872, 14-15; SAB-393.1:1185.

99 Mark & Dintel aan Ginneken, Teteringen en Princenhage, 29-1-1872, In: Mark en Dintel, Gevoerde briefwisseling (...), 4-11-1872, 3-5; SAB-393.1:1185.

De Boven-Mark bevond zich

In document RAZA (pagina 60-64)