• No results found

aan den rand

In document RAZA (pagina 114-116)

Het bestuur zag ook liever, ‘dat de polder er in alle opzichten keurig bij lag’, maar de medewerking van de gebruikers liet nog veel te wensen over. ‘De stap tusschen den ouden toestand met regelmatige overstroomingen en meestentijds een te veel aan water en den thans beschapen toestand, is voor velen blijkbaar te groot geweest en hebben zij nog niet dien nieuwen toestand leeren waarderen’. Wat dat betreft stond de veehouderij lijnrecht tegenover de akker- en tuinbouw. Voor veehouders was de verbetering van de waterstaat al gauw te veel van het goede. Bouwland vereiste een betrouwbare wering en een veel diepere ontwatering. Voor akker- en tuinbouwers kon het altijd beter.

Het was al knap lastig om binnen één waterschap tot overeen- stemming te komen over het belang van afwatering. Het was nauwelijks te doen om tien waterschappen op één lijn te krijgen. Provinciale Staten oordeelde dat de afwatering via het Zuiderafwateringskanaal op het Oude Maasje verbetering behoefde en besloot daarom op 12 januari 1928 tot de oprichting van een overkoepelend waterschap. Dit waterschap, Het Zuiderafwateringskanaal, nam het gelijknamige kanaal, twee stoomgemalen en de bemaling over van de rijksoverheid. De toezegging om de streek te compenseren voor de verslechtering van de afwatering werd door het Rijk afgekocht voor 264.000 gulden. De verantwoordelijkheid voor de afwatering en de mogelijkheid om deze te verbeteren, lag voortaan in handen van het nieuwe waterschap.205

205 Provinciale Waterstaat aan GS NB 2-2-1927; RAT-1141:578. Reglement, Provinciaal besluit 30-10-1930, nr.7. J. van Hasselt en De Koning aan Zuiderafwateringskanaal 21-4-1931; RAT- 1181:443a. J. van Hasselt en de Koning, Korte nota betreffende de overname door het Waterschap ‘Het Zuiderafwateringskanaal’ van het Zuiderstoomgemaal te Keizersveer, het Zuiderafwateringskanaal met bijbehoorende werken en het stoomgemaal aan de Dussensche Gantel in eigendom, beheer en onderhoud, 20-5-1933; RAT-1181:443a. Wet 30-11-1934, Staatsblad 626. Overname 17-1-1935; RAT-1181:93.

Voor de polders langs de Amer en de Donge werden vergelijkbare overeenkomsten gesloten in verband met de overdracht van de elektrische gemalen. Een complicerende factor was de vraag hoe de kosten voor de centrale installatie moesten worden verdeeld.206

De onderhandelingen over de overdracht van de gemalen en de afkoop van de compensatie liepen synchroon met een verandering van de waterschapsgrenzen. De waterschappen ten westen van Wilhelminakanaal en Dongemond verbraken het verband met De Beneden Donge. De samenwerking langs de Amer kreeg gestalte in de oprichting van het nieuwe overkoepelende Waterschap De Amerkant.207

In 1944 werd voor Amer, Donge en Oude Maasje een nieuw scenario in de verf gezet. De

Rijkswaterstaatsdienst projecteerde een flinke dijk van nap + 6,00 m langs de zuidelijke oever van Amer en Bergsche Maas en door de mondingen van de Donge en het Oude Maasje. Het plan van Bongaerts om de afsluiting verder stroomopwaarts te leggen was verlaten. Om het waterbergend vermogen van beide rivieren te verbeteren zouden de Donge en het Oude Maasje achter de dijk met elkaar verbonden worden.208

Voor de gezamenlijke boezem had de Rijkswaterstaatsdienst een waterpeil van ongeveer nap + 0,40 m in gedachten. Maar dat kon desnoods tot nap + 2,20 m stijgen. Veel meer dan nap + 2,20 m konden de rivierdijken niet keren, daarom was tussen de dijk en het verbindingskanaal een 114 ha grote noodberging voorzien. Die was naar verwachting eens in de tachtig jaar nodig om verdere stijging tegen te gaan.

De gezamenlijke boezem waterde af via sluizen in de Dongemond. Daar kon ook water worden ingelaten, waarmee niet alleen de

gezamenlijke boezem kon worden gespoeld, maar desgewenst ook die van Mark & Dintel, via het Markkanaal. Bij de plannen was weliswaar rekening gehouden met de koelwaterbehoeften van de Dongecentrale, maar de pnem had inmiddels het zekere voor het onzekere gekozen en had besloten om een nieuwe centrale aan het buitenwater te stichten.

Tot dan toe stroomde het overtollige water bij eb (nap - 0,27 m) als vanzelf de polder uit, maar bij een waterpeil van nap + 0,40 m moest het in de lagere polders een handje worden geholpen. Waterschap Het Zuiderafwateringskanaal rekende voor dat zijn gemalen onder het nieuwe regime vier keer zo vaak moesten malen. De eigenaren van de hoger gelegen gronden waren juist benauwd dat ze het water niet aangevoerd kregen. Zij konden vooral de positieve effecten van de vloed (nap + 1,23 m) niet missen. Die stelde namelijk de aanvoer van vers water veilig, onder andere voor het vee.209

206 Verslag Emiliapolder in zake bemaling, 33. Emiliapolder, Gecombineerde Buitengronden en Nieuwe Dombosch aan De Beneden Donge juni 1933; RAT-1166:114. Hoofdingenieur-directeur Rijkswaterstaat directie NB aan Emiliapolder, 20-12-1933; RAT-1166:114. J.A.P. Krügers, Rapport betreffende de overname der electrische bemalings-installaties van de Dongepolders, door het Waterschap ‘De Beneden Donge’, 23-12-1936; RAT-1141:507. Hoofdingenieur J.P. van Noorden aan GS NB, 30-5-1938; RAT-1181-13.

207 Waterschap De Amerkant (besluit PS NB 26-7-1935, KB 31-1-1936, in werking 14-3-1936, opgeheven bij KB 9-8-1949, ivm oprichting uitgebreider Waterschap De Amerkant en Zonzeel). PS NB besloot op 28-7-1938 tot reorganisatie van de waterschappen De Beneden Donge en Het Zuiderafwateringskanaal. Afkondiging mbt Het Zuiderafwateringskanaal 21-12-1939, Provinciaal blad 1940 nr. 30, ingaand 1-7-1940. Bijzonder reglement van het Waterschap De Beneden Donge, 24-5-1944; RAT-1153:244.

208 Raad voor de Waterhuishouding, Subcommissie afsluiting Donge en Oude Maasje, Nota betreffende het plan tot afsluiting van Donge en Oude Maasje, 21-4-1944; RAT-1141:435.

209 Afsluiting Donge en Oude Maasje, zj 1944; RAT-1181:325. De Beneden Donge aan Commissaris van de Koningin, 1-6-1944; RAT-1181:325.

Akkerbouwers

In document RAZA (pagina 114-116)