• No results found

Landgoed Vilsteren

In document IJskelders in Salland 2010-2011 (pagina 39-45)

4. Inventarisatie van 10 ijskelders

4.4 Landgoed Vilsteren

Het dorp Vilsteren (gemeente Ommen) is onderdeel van het 1000 hectare grote landgoed Vilsteren. Het esdorp wordt voor het eerst genoemd in 1244. Al in 1381 is er sprake van een hof en in1690 blijkt het bestaan van een spieker.84 De marke Vilsteren bestond in 1457 uit zes en in 1664 uit elf erven. Een van de boerderijen wordt omstreeks 1725 verbouwd tot een bescheiden landhuis. In dezelfde periode worden tussen landhuis en andere delen van het landgoed verschillende eiken- en dennenlanen aangeplant (Stenvert, 1998 p. 269).

Eind achttiende eeuw komt het in bezit van de familie Helmich en vinden grote aanpassingen plaats. Omstreeks 1853 maakt het landhuis plaats voor een nieuw landhuis. Na 1854 komt door vererving het landgoed aan de familie Cremers, die heden ten dage het landgoed nog bezit.

Het landgoed bevat een herenhuis met parkaanleg, bossen, lanen, herberg, molen, school, kerk met pastorie rond de dorpswei en boerderijen. Zuidelijk van de Vilsterseweg bevindt zich het bos met de zgn. Zeven Alleetjes en de buitenplaats met monumentaal toegangshek, hoofdgebouw, koetshuis met boerderij, werkbaashuis, ommuurde tuinen met

83

Afb. 37; Zie foto’s en schets van de ijskelder in de bijlagen.

84

Spieker (ook wel Spijker) is de benaming voor een voorraadschuur waar graan (spica) opgeslagen wordt. De naam komt vooral voor in het noorden en het oosten van Nederland.

40 voorheen kassen en koepel. Noordelijk heeft meer een ruimtelijk karakter, bepaald door de Molenesch en Groote Esch met uitzicht op de Witte Koepel met daaromheen een

landschappelijke aanleg (1812-1816) van de vroeg negentiende eeuw, naar ontwerp van Blom85. Het huidige huis Vilsteren is een monumentaal bakstenen bouwwerk van de architect E. Cuypers uit 1908 (Oldenburger- Ebbers, 1995 p. 173).

Bosbouw en landbouw zijn de belangrijkste peilers van het landgoed. De familie Cremers is de huidige bewoners van het landhuis Vilsteren. Daarvoor was het huis lange tijd een Internationale School en maakte onderdeel uit van de Internationale School Eerde.

De ondergrond en een aantal gebouwen, zoals "Groot Spijker”, zijn eigendom van de Landgoed Vilsteren B.V. waarvan de familie Cremers aandeelhouder is (Cremers, 1999).

Afb.56 Huize Vilsteren omstreeks 1900. Kastelen in Overijssel in ansichten, toen de meeste ijskelders nog in werking waren (bron: http://ansichten.kasteleninoverijssel.nl/

De ijskelder van Vilsteren

De ijskelder is gelegen nabij het Huis Vilsteren aan de Vilsterseweg 16, 7734 PD Vilsteren. Kadastrale gemeente: Ommen, sectie H, nummer 7403. Ten noorden van de ijskelder ligt een

85

Georg Anton Blom (1765-1827). In 1812-1816 werden delen van de oorspronkelijke rechtlijnige aanleg door tuinarchitect Blom veranderd in een aanleg in de landschapsstijl met slingerpaden en solitairen.

41 vijver.86 De buitenplaats Vilsteren is met haar hoofdgebouw en bijgebouwen een

Rijksmonument met no. 508586. De ijskelder maakt deel uit van het ensemble 508586 en wordt niet afzonderlijk beschreven.

De coördinaten van de ijskelder zijn: 52°30'57"NB, 6°21'4"OL. Landgoed Vilsteren B.V. is eigenaar van de ijskelder. De ijskelder is in 2005 gerestaureerd onder leiding van Th. J. Wit.87 Het gebouw was oorspronkelijk geheel door opgeworpen grond aan het oog

onttrokken. De ijskelder is beschermd als onderdeel van de Rijks Beschermde Historische Buitenplaats Vilsteren.88 De ijskelder is het centrum van een kleinschalige aanleg op deze locatie nabij het hoofdhuis, naar het ontwerp van G.A. Blom. Onderdelen van dit ensemble waren de ijskelder, een niervormige vijver en een tuinkoepel welke half in de nabij gelegen tuinmuur was geplaatst.89

Bouwgeschiedenis en huidig gebruik

Gegevens met betrekking tot de bouwkundige geschiedenis, zoals bouwtekeningen en

archiefstukken, ontbraken. De oorspronkelijke ijskelder dateert, afgaande op de stenen, uit ca. 1860.90 De resten van de oude ijskelder bevonden zich ondergronds. Het betrof een bakstenen ringmuur met sleuf, die aan beide lange zijden voorzien was van bakstenen muren. De

restanten van de muren waren ongeveer 20 lagen hoog.

De sleuf diende als toegang tot de ringmuur met koepelgewelf aanzet. De bodem van de sleuf was voorzien van bakstenen en nabij de toegang of uitgang was sprake van twee of drie op regelmatige afstand geplaatste treden. De toegang ligt aan de zuidkant. Op halfsteens afstand van de ringmuur was een twee steens brede en 6 lagen hoge ring van baksteen aangebracht. De bodem van de toegangssleuf liep door tussen de halfsteens brede smalle ruimte, die aanwezig was tussen de hogere ringmuur en de lage tweede ring. De

bodem binnen de tweede ring was voorzien van zand.

De twee volumes die het grondplan van de ijskelder vormgaven waren: een cirkel en een langgerekte rechthoek. De cirkel beslaat de kelder, de langgerekte rechthoek, de gang die vanaf het maaiveldniveau toegang geeft tot de kelder. De middellijn van de gang volgt de

86

Ensemble

87

Restauratie architectuur & Landschap te Amsterdam

88

De ijskelder heeft geen eigen Monumentnummer bij het RCE, KICH en in de Cultuurhistorische atlas.

89

Zie foto’s en schets van de ijskelder in de bijlagen. Foto’s Th. .J. Wit, 2002, Rentmeester landgoed Vilsteren 2005, auteur 2010.

90

Mondeling: door rentmeester de heer H. Fernhout; datering aan de hand van gebruikt materiaal d.d. 14.05.2010

42 middellijn van de cirkel. Van de tweeëntwintig nog bestaande baksteenlagen vormden de laatste zeven lagen een deel van het gewelf van de kelder. Bij de gang restte nog slechts de aanzet van de overwelving. Uit het inmeten en tekenen bleek dat de straal van de binnenmaat van het hoge staande muurwerk van de kelder ca. 226 cm was. De kelder was oorspronkelijk opgebouwd uit een trommel of tambour van ongeveer vijftien lagen hoog, met een straal van 226 cm en een steens muurdikte. Op de tambour was de koepel geplaatst, waarvan het porringspunt op de helft van 226 cm lag en de porring zelf een gelijke maat had.91 De koepel volgde de gelijke maat en vorm van de plattegrond alleen staand of in verticale zin.92

De graden van gewelfaanzetten bij de resten op de staande muren van de gang

correspondeerden geheel met het reeds genoemde porringspunt van de koepel, waardoor voor de gang sprake was van een andere kortere porringsmaat van ca. 56 cm. Hierdoor was het gewelf van de gang niet bepaald door een halfcirkelboog maar door een segmentboog.

Een sterke wiskundige of mathematische achtergrond bij de vormgeving van de ijskelder is niet ondenkbeeldig, mede omdat andere maten schijnbaar binnen het systeem van de cirkels werden gevonden. De breedte en de hoogte van de lage iets van de tambour

geplaatste binnenring sloot naadloos aan op de staande cirkel, die de binnenmaat van het koepelgewelf bepaalde. De buitenmaat van de gang was gelijk aan twee keer de porring van ca. 56 cm. Met andere woorden, het doordraaien van de binnencirkel die mede het gewelf bepaalde stemde overeen met de buitenmaat van de gang.

Een andere bijzonderheid was, dat drie keer de porring van ca. 0,56 m plus de steenmaat gelijk was aan de maat van het begin van de gang tot aan de binnenring.93 De ijskelder was opgetrokken uit een rood waalformaat handvormsteen (230 x 115 x 54 mm.), tien lagen met voeg hadden een maat van 61,6 cm. Het wildverband metselwerk was opgebouwd uit strekkenlagen, afgewisseld door koppenlagen. Het is een type steen die de ambachtelijke traditie van de eerste helft van de negentiende eeuw in zich draagt, maar qua formaat al aansluit bij de toenemende mechanisatie in de baksteenindustrie en daarom

91

De porring is de denkbeeldige lijn die tussen het gewelf en het draaipunt of porringpunt ligt en waarmee zodoende de boog van het gewelf bepaald kan worden. Het porringspunt van het ijskeldergewelf ligt op de hoogte van de kruin van de tambour en halverwege de maat 2,26m. De maat van de middellijn van de

binnenmaat van de tambour 2,26 m komt vrijwel overeen met een halve Zwolse of Sallandse Roede; 4,53 m: 2 = 2,265 m. Een Roede is verdeeld in 16 voet (Wit, 2004 p. 8). Zie bijlage

92

Onder invloed van de architectuurdiscussies over de ‘ware nationale bouwstijl’ rond het midden van de negentiende eeuw kwam de mathematische traditie van de Renaissance door de relatie met de 80-jarige oorlog opnieuw in de belangstelling en vond wederom toepassing. Het is mogelijk dat deze achtergrond een rol bij de vormgeving van de ijskelder heeft gespeeld (Wit, 2004 p. 7-8).

93

Een halve Sallandse Roede = 226,5 cm = 4 x 56,6 cm. De buitenmaat van de gang is 2 x 56,6 cm (Wit, 2004 p. 8).

43 omstreeks te 1860 dateren is.

De westelijke muur van de gang nabij de toegang had een uitsparing, die mogelijk informatie gaf over de afsluiting van de toegang. Verder in de gang, nabij de laatste tree, vertoonden beide wanden sporen van een raaplaag of mortelresten, die ook een relatie met een tweede afsluiting van de kelder gehad kan hebben (Wit, 2004 p.7).

Restaurateur Th. J. Wit van A & L (restauratie van Architectuur & Landschap) te Amsterdamvervaardigde tussen 2002-2004 het restauratieplan voor de ijskelder van

Vilsteren. Restauratie volgde in 2005.94 Opvallend was de gaafheid en de resten van het nog bestaande werk van de kelder na de ontgraving die voorafging aan de restauratie. De ijskelder staat op dit moment leeg en is onbewoond. Er zijn geen vleermuizen aanwezig.

Beschrijving; typologie, afmetingen, gebruikte materialen

De ijskelder heeft een grondplan dat bestaat uit een smalle rechthoek die zuidelijk met de frontmuur de toegang vormt en waarvan een korte zijde tegen het cirkelvormige grondplan van de ringmuur de ijskelder is geplaatst. De ijskelder valt onder type 3, dat wil zeggen dat de bakstenen hoofdruimte van de ijskelder een bakstenen koepelgewelf heeft95.

De frontmuur bevat een centraal geplaatste grenen deur met een flauwe segmentboog met boven en aan de staande zijden steens schoonmetselwerk en rollaag. Boven en nabij de frontmuur zijn grondkeringen aangebracht met forse natuurstenen keien. De groene

opgeklampte deur is afgehangen met hengen aan in het metselwerk geplaatste duimen en heeft een ring als deurgreep.96 Hout, ijzermaten en kleuren van de herstelde onderdelen volgen de traditie van de landelijke bouwkunst van omstreeks het midden van de negentiende eeuw. De deur is teruggeplaatst in de gang, zodat de deur ‘droog’ hangt binnen een overstek.

Na de toegang volgt een smalle bakstenen gang of portaal met een langgerekt troggewelf dat tegen het koepelgewelf eindigt. Het portaal of de sluis heeft de volgende maatvoering: L = 170 cm, B = 64 cm en H = 122 cm. Het bestrate vloervlak van het portaal bevat voorin twee dalende treden en eindigt bij de rand van de ijsput. Een tweede deur of los luik dat

oorspronkelijk halverwege de gang aanwezig was, ontbreekt. Het schoonmetselwerk is in koppen- en strekkenlagen uitgevoerd. De ijskelder heeft een cirkelvormige steens bakstenen trommel waarop een steens koepelgewelf aansluit. Een halve

94

Foto- & Tekeningenarchief Vilsteren; tekeningen nrs. 7734.01.01 t/m 7743.01.06.

95

Type: Reinink & Vermeulen type 3 (typologie auteur 3-II).

96

44 steen breed van de ringmuur is een steens ca. 30 cm. hoge tweede ringmuur aanwezig, waarop een houten ijsrooster is aangebracht. De vloer van de gang loopt tussen de trommel en de tweede ringmuur door. Binnen de tweede ringmuur bestaat de bodem uit een

puinbed en zand.

De ijskelder is klein van formaat. De ijsput heeft een diameter van 216 cm. De totale hoogte van het grondvlak van de ijsput tot aan de gewelftop bedraagt ca. 200 cm.

De gebruikte stenen van de ringmuur en sluis bestaan uit rood waalformaat

handvormstenen. De restauratie volgde geheel de oorspronkelijke opzet van de kelder. Buiten is de ijskelder met aarde afgedekt en met bomen en struikgewas begroeid. In de directe nabijheid van de ijskelder ligt de gegraven vijver volgens het ontwerp van G. A. Blom, waaruit mogelijk ijsblokken werden gezaagd en vervolgens in de ijskelder werden bewaard.

De gewelfkruin van de koepel heeft geen vulgat. Het voegwerk binnen en buiten is in crème- witte kleur uitgevoerd, de ondergrondse zijden van de ijskelder zijn vertind97. De deur van de ijskelder is niet voorzien van een slot.98

Porringpunt

De porring is de denkbeeldige lijn die tussen het gewelf en het draaipunt of porringpunt ligt en waarmee de boog van het gewelf bepaald kon worden. Het porringpunt van het

ijskeldergewelf ligt op de hoogte van de kruin van de tambour en halverwege de 226 cm. De maat van de middellijn van de binnenmaat van de tambour van 226 cm komt vrijwel overeen met een halve Zwolse of Sallandse Roede; 453 cm: 2 = 226,5 cm.99

Opmerkingen

De huidige staat van de ijskelder is goed. Er is overwogen om een vulgat in de kruin van het koepelgewelf aan te brengen, maar dit is niet uitgevoerd. De ijskelder en de directe omgeving zijn volledig gerestaureerd en hersteld in 2005. De ijskelder maakt deel uit van een ensemble en wordt niet afzonderlijk beschreven in het register van de RCE.

Algemene conclusie: uitstekend.100

97

Vertinnen: pleisterlaag die voegen en stenen gelijkmatig bedekt bijvoorbeeld om indringen van vocht en wortels tegen te gaan.

98

Onderzoek/veldwerk ter plaatse door auteur: 14.05.2010, 9.06.2010, 14.04.2011.

99

Zie bijlage: figuur 17 en figuur 35

100

45

4.5 Landgoed Den Aalshorst101

In document IJskelders in Salland 2010-2011 (pagina 39-45)