• No results found

Het klimaat op aarde verandert zichtbaar

Bevolking Vlaams Gewest (observaties 1975-2015; verwachtingen 2020-2060)

2.6 TRENDS IN DE LEEFOMGEVING VAN DE MENS

2.6.1 Het klimaat op aarde verandert zichtbaar

2.6 TRENDS IN DE LEEFOMGEVING VAN DE MENS

De (fysieke) leefomgeving van de mens is het geheel van natuurlijke en menselijke factoren waarin het menselijk leven plaatsvindt. Daaronder worden factoren begrepen als het klimaat, de toestand van het water en de bodem, en de ruimtelijke activiteiten van de mens (bebouwing, grondbewerking, …). De voorbije 70 jaar veranderde de leefomgeving van de mens in grote mate, vooral door toedoen van de mens zelf. De bevolkingsaangroei samen met andere leefgewoonten zorgde voor een sterk

toenemende bebouwing, verdwijning van talloze planten en dieren190, uitputting van natuurlijke

hulpbronnen en milieuverontreiniging. In trendrapporten valt te lezen dat de toekomst hierin weinig

verandering zal brengen.191 De druk op de ruimte neemt nog toe en natuurlijke hulpbronnen raken

steeds verder uitgeput. Bijkomend worden de tekenen van de klimaatverandering steeds beter zichtbaar. Al zijn er ook positieve evoluties te ontwaren in bijvoorbeeld milieuverontreiniging. In dit hoofdstuk bespreken we deze trends meer in detail en gaan we hun impact op het onroerend erfgoed na.

2.6.1 Het klimaat op aarde verandert zichtbaar

Lange tijd was klimaatverandering een gecontesteerde trend met hevige voor- en tegenstanders. Sinds het vierde congres van het Intergovernmental Panel for Climate Change (IPCC) in 2007 wordt wereldwijd aanvaard dat het klimaat wel degelijk verandert en dit onder invloed van menselijke activiteit. Onder klimaat verstaan we de gemiddelde weersgesteldheid over een langere periode uitgedrukt in gemiddeldes en varianties van oppervlaktevariabelen als temperatuur, wind en neerslag. Dit in tegenstelling tot de weersverwachting die weersveranderingen op korte termijn weergeeft.

De complexiteit van het klimaat maakt eenduidige inschattingen van de verandering moeilijk. Toch slaagt men erin om klimaatmodellen steeds nauwkeuriger te maken. Hierdoor kunnen we met een redelijke betrouwbaarheid stellen dat wereldwijd de gemiddelde temperatuur stijgt,

neerslagpatronen veranderen en dat extreme weerbeelden toenemen. Het vijfde en meest recente klimaatrapport van het IPCC toont aan dat in de periode 1880 tot 2012, de gemiddelde

oppervlaktemperatuur (land en oceaan) op aarde met 0,85°C steeg (met 90% zekerheid dat de

gemiddelde temperatuurstijging tussen de 0,65 en 1,06°C lag).192 In het noordelijk halfrond was de

periode 1983-2012 waarschijnlijk de warmste 30-jarige periode van de laatste 1.400 jaar. Ook de neerslaghoeveelheid nam sinds het begin van de 20ste eeuw toe, hoewel dit vóór 1951 slechts met lage betrouwbaarheid kan worden gesteld. Wel kan met hoge betrouwbaarheid gezegd worden dat sinds 1951 de gemiddelde neerslaghoeveelheid in de gematigde klimaatstreken in het noordelijk halfrond steeg. Verder worden wereldwijd veranderingen opgemerkt in extreme weerbeelden. Zo

190

WWF 2014

191 European Environment Agency 2015

//////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

steeg het aantal warme dagen en nachten overal ter wereld en nam de frequentie van hittegolven toe in grote delen van Europa, Azië en Australië. In Noord-Amerika en Europa wordt eveneens een stijging vastgesteld in de frequentie en de intensiteit van zware neerslag en dit met een zekere waarschijnlijkheid.

Ook in Vlaanderen zijn de tekenen van klimaatverandering niet meer te ontkennen. Het MIRA indicatorrapport uit 2012 toont aan dat Vlaanderen sinds de pre-industriële periode 2,3°C warmer werd met een opgetekende constante groeivoet van 0,4°C per decennium in de laatste jaren (zie Figuur 10). De temperatuurstijging is in alle seizoenen significant en het sterkst in de lente.

Bovendien situeren de 17 warmste jaren sinds het begin van de metingen zich in de laatste 20 jaar193

en neemt het aantal erg warme dagen jaarlijks toe.

Figuur 10: Afwijking van de jaargemiddelde temperatuur in België, Europa en mondiaal (1850-2011)

Bron: MIRA indicatorrapport 2012

In lijn met internationale waarnemingen neemt ook in Vlaanderen de neerslag toe (zie Figuur 11). De metingen tonen een jaarlijkse gemiddelde toename van de neerslag met 0,5 mm. Deze toename doet zich enkel voor in de winter. In de andere seizoenen blijft de neerslaghoeveelheid nagenoeg constant. Verder blijken ook het aantal dagen met zware neerslag op te lopen, van drie naar zes over zes decennia.

//////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Figuur 11: Neerslag per jaar en per decennium in België (Ukkel, 1833-2011)

Bron: MIRA indicatorrapport 2012

De huidige klimaatverandering wordt haast unaniem toegewezen aan oplopende concentraties broeikasgassen in onze atmosfeer door menselijke activiteit. In Vlaanderen is meer dan 84% van de emissies te wijten aan het energiegebruik en de –productie voornamelijk in de industrie, de

huishoudens en het wegtransport.194 Andere belangrijke oorzaken van broeikasgasemissies zijn

verteringsprocessen bij herkauwers, afvalverwerking, landbemesting, en mestverwerking.195

Wetenschappers schatten op basis van regionale klimaatmodellen dat de reeds zichtbare trends in

Vlaanderen zich in de toekomst zullen verderzetten.196 In de Natuurverkenning 2030 lezen we dat in

Vlaanderen de gemiddelde temperatuur zal blijven stijgen in alle maanden van het jaar. Drie

klimaatscenario’s197 samen voorspellen tegen het einde van de 21ste eeuw een stijging van 1,5°C tot

4,4°C in de winter en van 2,4°C tot 7,2°C in de zomer. De temperatuur van de 10% warmste dagen wordt tussen de 3,2°C en 9,5°C hoger ingeschat. Wat betreft neerslag wordt gerekend op nattere winters en een toename met een factor 2,5 van het aantal dagen met extreme neerslag in de scenarioperiode 2071-2100 in vergelijking met de referentieperiode 1961-1990. De regionale klimaatmodellen voorspellen ook weersveranderingen die nu nog niet zichtbaar zijn zoals de trend naar drogere zomers en een toename van de gemiddelde windsnelheid in de winter (10 tot 20% hoger tegen het einde van de 21e eeuw).

Als de toekomstvoorspellingen bewaarheid worden, dan zal dit een aanzienlijke impact hebben op het leven op aarde. Men verwacht effecten op milieusystemen en socio-economische systemen, zij

het met grote regionale verschillen.198 Binnen de milieusystemen worden invloeden verwacht op

oceanen (verzuring, opwarming, veranderende fenologie van zeeorganismen), kustzones (erosie, stijging van de zeespiegel, stormvloeden), zoetwatersystemen (overstroming van rivieren, uitdroging 194 VMM 2015 195 Federale Overheid 2013 196 INBO 2009 197

Vlaamse wetenschappers leidden op basis van simulaties van mondiale en regionale klimaatmodellen drie klimaatscenario’s af die de grenzen van de klimaatverandering in Vlaanderen tegen het einde van de 21ste eeuw aangeven (Milieuverkenning 2030 (VMM 2009), p 286).

//////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

van rivieren, verhoogde watertemperatuur, …), landecosystemen en biodiversiteit (veranderde fenologie van planten en dieren, veranderde spreiding van planten en dieren) en de bodem

(toenemende bodemerosie, veranderende bodemvochtigheid).199 Binnen de socio-economische

systemen voorspelt men veranderingen in de landbouw (verlengd groeiseizoen, veranderde

fenologie van landbouwgewassen, toenemend belang van waterirrigatie), de bosbouw (bosgroei, toenemend gevaar voor bosbranden), de visserij (veranderde leefgebieden van vissen), gezondheid (verhoogde gezondheidsrisico’s door overstromingen, extreme temperaturen, luchtvervuiling, en nieuwe ziektes), energie (verminderde verwarmingsnood in Noord-Europa), transport (verhoogde kosten door extreem weer vnl. voor spoortransport) en toerisme (toegenomen aantrekkelijkheid van

Noord- en Centraal-Europa voor toerisme, afname van gebieden geschikt voor wintersport).200

In de Milieuverkenning 2030 en de Natuurverkenning 2030 worden voor Vlaanderen een aantal

simulatieoefeningen gemaakt die mogelijke milieueffecten inschatten. Over waterstanden langs

rivieren voorspelt men tijdens droge zomers een 50%-daling van de laagste rivierdebieten wat de kans op watertekorten aanzienlijk verhoogt. In alle seizoenen zullen meer extreme weerdagen verantwoordelijk zijn voor een toename van de piekafvoeren in rivieren met een groter

overstromingsgevaar tot gevolg.201 Aan de kust verwacht men zeespiegelstijgingen van 20 tot 200 cm

in de periode 1990-2100.202 Ook de kans op hoogwater neemt toe door hogere windsnelheden. Een

grotere golfbelasting en een verhoogde getijdenslag verhogen de kans op erosie van strand en duinen en op bresvorming. Verder menen wetenschappers te weten dat planten en dieren een andere spreiding en fenologie zullen kennen. In de Natuurverkenning 2030 wordt voorgerekend dat

in een nat klimaatscenario203 zeventien broedvogelsoorten bedreigd zullen zijn in 2100 door een te

hoge gemiddelde temperatuur tijdens het broedseizoen. De helft van deze soorten zijn momenteel niet bedreigd. Een soortgelijke inschatting wordt gemaakt voor de dagvlinders. Bij de planten zou de

beuk het grootste slachtoffer zijn van de klimaatwijziging.204 Met het verdwijnen van inheemse

soorten komen nieuwe soorten aanzetten zoals de Provençaalse grasmus. Van sommige exoten kan nu al een verhoogde aanwezigheid worden vastgesteld waaronder een aantal Zuid-Europese

libellensoorten.205 Naast ruimtelijke verschuivingen treden ook temporele verschuivingen op. De

natuurindicator ‘piekmoment stuifmeelproductie bij berk en grassen’ toont dat voor zowel de berk als de grassoorten de jaarlijkse piek van stuifmeelproductie om de 3 jaar met één dag vervroegt. Dit duidt op een veranderende fenologie bij planten en dieren.

De klimaatwijzing belooft een grote en nefaste impact te hebben op zowat alle domeinen van de samenleving. Onroerend erfgoed hoort daar ook bij. Van oudsher is onroerend erfgoed nauw

verbonden met het klimaat.206 Rurale landschappen werden gevormd door de plantensoorten die er

konden overleven. Historische gebouwen en steden werden ontworpen volgens de kenmerken van 199 EEA 2012 200 Ibid. 201 Brouwers e.a. 2009 202 Ibid. 203

Dit is het scenario waarin Vlaanderen de grootste toename kent van neerslag, overstromingen, bodemvocht- en grondwaterstanden in de winter en een sterke stijging van de temperatuur in de winter en zomer.

204

Leefmilieu Brussel 2009

205 INBO 2015

//////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

het lokale klimaat. Bodemcondities bepalen het bewaarpotentieel van archeologische artefacten. Het voortbestaan van ons erfgoed is dus sterk afhankelijk van klimatologische omstandigheden. Als de voorspelde klimaatveranderingen zich doorzetten, dan zijn er substantiële directe gevolgen te

verwachten voor het onroerend erfgoed (zie Tabel 3 voor een overzicht van mogelijke gevolgen).207

Bij bouwkundig erfgoed vreest men onder meer de achteruitgang van materialen door hogere temperaturen en grotere neerslaghoeveelheden (toename chemische reacties, verhoogd risico op zoutkristallisatie), water- en stormschade door overstromingen, hevige neerslag en hogere windsnelheden in de winter, en schade door verheffingen en verzakkingen van de grond door wijzigende bodemgesteldheden. In extreme gevallen kunnen gebouwen met erfgoedwaarde zelfs voorgoed verloren gaan. Denken we maar aan de gevolgen van de zeespiegelstijging en

stormvloeden.208

Bij de landschappen zijn de voorziene gevolgen niet minder ernstig. Door fluctuaties in temperatuur en vochtigheid zal de stress op planten en dieren toenemen. Het valt te verwachten dat enkel soorten zullen overleven die extremen aankunnen. Waterschade, droogteschade en stormschade aan landschappen worden eveneens voorspeld. Aan de kust kunnen delen van de polders en duinen zelfs helemaal verdwijnen als de zeespiegel stijgt en de kans op hoogwater toeneemt. Als exoten hun intrede doen, dreigen historische landschappen aangetast te worden.

Ook archeologisch erfgoed zal te lijden hebben onder wijzigingen in het klimaat en de

milieusystemen. Vooral veranderingen in de bodemgesteldheid hebben impact op artefacten die nog in de bodem zitten. Fluctuaties in de vochtigheidsgraad en veranderingen van de grondwaterstand kunnen de stratigrafische waarde van de bodem vernietigen. De opmars van schimmels en

ongedierte door vocht en opwarming, betekenen eveneens een verslechtering van de

bewaarcondities in de bodem. Sites die reeds blootgelegd werden, kunnen te maken krijgen met water- en stormschade en erosie.

207 Cassar 2005; Kaslegard 2011; EEA 2012; MIRA 2013b; INBO 2009

//////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Tabel 3: Belangrijkste voorspelde wijzigingen in Vlaamse klimaat- en milieusystemen en mogelijke impact op onroerend erfgoed

Belangrijkste trends Waarschijn-lijkheid van de trend* Termijn van mogelijke impact op onroerend erfgoed**

Mogelijke impact op onroerend erfgoed

Algemeen Bouwkundig erfgoed Landschappelijk erfgoed Archeologisch erfgoed Klimaatvariabelen Temperatuur

Hoger jaargemiddelde T ZW MLT Hoger comfort bij bezoek aan sites, langer bezoekseizoen.

Achteruitgang van materialen en interieurs (door toename chemische reacties), vooral problematisch als veranderingen snel gaan.

Planten en dieren die hogere T niet aankunnen verdwijnen. Kans op woekering van planten. Exoten doen hun intrede.

Meer dagen met extreem hoge T

MLT Lager comfort bij bezoek aan sites.

Achteruitgang van materialen. Lager wooncomfort.

Stress op planten en dieren. Neerslag

Nattere winters Verhoogd risico op zoutkristallisatie in baksteen en cement en op expansieschade.

Planten die vochtgevoelig zijn, verdwijnen.

Drogere zomers Verhoogd risico op zoutkristallisatie in baksteen en cement.

Verhoogde kans op droogteschade aan landschappen.

Toename in aantal dagen en omvang van zware neerslag

Hogere kans op waterschade.

Hogere kans op waterinsijpeling (door gebrekkige of ondergedimensioneerde afwateringssystemen).

Verhoogde kans op schade aan landschappen (vegetatie en bodem).

Verhoogde kans op erosie van de bodem en vernietiging van archeologisch erfgoed. Wind/stormen Toename gemiddelde windsnelheid tijdens de wintermaanden Hogere kans op stormschade.

Hogere kans op schade aan daken, ramen en luifels. Ruïnes vervallen sneller.

Hogere kans op stormschade aan bomen.

Hogere kans op stormschade aan archeologische sites.

Milieusystemen Bodem Veranderingen in de vochtigheidsgraad van de bodem (verhoogde vochtigheidsgraad in de

ZW MLT Verhoogde kans op schade aan structuren door bodeminstabiliteit. De grond verheft en verzakt.

Schade door zoutkristallisatie.

Aantasting landschappen, enkel planten die extremen aankunnen overleven.

Ook verhoogde kans op branden in de

Vernietiging van artefacten in de bodem door veranderende bewaarcondities.

Belangrijkste trends Waarschijn-lijkheid van de trend* Termijn van mogelijke impact op onroerend erfgoed**

Mogelijke impact op onroerend erfgoed

Algemeen Bouwkundig erfgoed Landschappelijk erfgoed Archeologisch erfgoed winter, verlaagde vochtigheidsgraad in de zomer) zomer.

Bodemerosie door meer en intense stormen

Verzakking van de grond. Aantasting van landschappen. Vernietiging van archeologische resten en sporen.

Landecosystemen en biodiversiteit

Veranderde fenologie en fysiologie van planten en dieren

ZW KT Huidige onderhoudsschema’s worden onaangepast.

De compositie van landschappen verandert.

Veranderde spreiding van planten en dieren

ZW KT Verhoogde kans op aantasting van gebouwen door nieuwe diersoorten (waaronder agressieve houtkeversoorten).

Druk op historische landschappen door introductie nieuwe planten- en boomsoorten en verdwijnen van typische soorten.

Toenemend risico op schimmels, ongedierte en ziektes door vocht en opwarming

ZW MLT Aantasting van organische materialen (zoals hout).

Aantasting van de historische waarde van landschappen.

Aantasting van artefacten in de bodem?

Sterkere groei van biologische organismen/ Verlengd groeiseizoen

ZW MLT Sterkere vegetatie op en rond gebouwen wekt vochtige condities op die nefast zijn voor vele gebouwen. Woekering van vegetatie.

Woekering van vegetatie. Andere teelten worden mogelijk in agrarische landschappen. Toxische algen in meren. Impact op belevingswaarde.

Diepere wortels kunnen bestaande bodemstructuren vernietigen.

Zee+kust

Stijging zeespiegel Verlies en/of schade van bouwkundig erfgoed in kustzones.

Verlies van en/of schade aan cultuurlandschappen: de West-Vlaamse polders en duinen.

Schade aan archeologische sites door overstroming, erosie en chemische verstoring van de bodem (verhoging gehalte zoutchloriden in de bodem kustzones).

Ook kans op behoud door vrijwaring.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// Belangrijkste trends Waarschijn-lijkheid van de trend* Termijn van mogelijke impact op onroerend erfgoed**

Mogelijke impact op onroerend erfgoed

Algemeen Bouwkundig erfgoed Landschappelijk erfgoed Archeologisch erfgoed

Frequentie en grootte van windgolven neemt toe  meer kans op hoogwater en dus overstroming

Verhoogde kans op schade aan gebouwen in kustzones en langs de Schelde.

Verlies van en/of schade aan cultuurlandschappen: de West-Vlaamse polders en duinen.

Verlies van archeologische sites door overstroming, erosie en chemische verstoring van de bodem. Water

Piekafvoeren in rioolstelsels, beken en grachten nemen toe door hevige neerslag zowel in zomer als winter

Hogere kans op waterschade (incl. verzakkingsgevaar en groei van schadelijke micro-organismen na droogtijd).

Hogere kans op waterschade aan landschappen.

Hogere kans op schade aan archeologisch erfgoed.

Bron: Climate change, impacts and vulnerability in Europe 2012209; Climate change and the historic environment210; MIRA Indicatorrapport 2012211; Natuurverkenning 2030212; Climate change and cultural heritage in the Nordic countries213; Erfgoedbalans214; Assessing the potential impacts of climate change on traditional landscapes and their heritage values on the local level215. * O=onzeker, W=waarschijnlijk, ZW=zeer waarschijnlijk

** KT=korte termijn (tegen 2020), MLT=middellange termijn (tegen 2030), LT=lange termijn (tegen 2050), ZLT=zeer lange termijn (na 2050)

209 EEA 2012 210 Cassar 2005 211 MIRA 2013b 212 INBO 2009 213 Kaslegard 2011 214 de Boer 2009 215

//////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

De klimaatverandering heeft ook indirect impact op onroerend erfgoed door de matigings- en

aanpassingsmaatregelen die overheden nemen of van plan zijn te nemen in de toekomst. In een

poging de opwarming van de aarde een halt toe te roepen, besliste de internationale gemeenschap om de stijging van de gemiddelde aardtemperatuur sinds de pre-industriële tijd te beperken tot 2°C. Om dit doel te bereiken, worden tal van maatregelen genomen aan zowel de vraag- als aanbodzijde. Aan de vraagzijde wordt ingezet op het verminderen van de energiebehoefte. In een erfgoedcontext betekent dit dat gebouwen met erfgoedwaarde zoveel mogelijk geïsoleerd worden en dat

infrastructuur voor verwarming en sanitair warm water geoptimaliseerd wordt.216 Dergelijke

ingrepen vereisen bijzondere aandacht omdat bij slechte uitvoering de kans op beschadiging of verlies van erfgoedwaarden reëel is. Aan de aanbodzijde zal men fossiele brandstoffen zoveel mogelijk trachten te vervangen door hernieuwbare energiebronnen. Door ingebruikname van onder meer zonnepanelen, windturbines en biomassa-installaties de voorbije jaren, steeg het aandeel

groene stroom in het totaal bruto eindverbruik van elektriciteit in Vlaanderen naar 10,5% in 2013.217

Energieproductie uit hernieuwbare energiebronnen heeft belangrijke ruimtelijke implicaties omdat deze meestal decentraal gebeurt in kleinere lokale productie-eenheden. Bijvoorbeeld de

zonnepanelen die omwille van efficiëntieredenen doorgaans op daken geplaatst worden. Op monumenten kan dit visueel onaantrekkelijk zijn. Bovendien kan men niet altijd garanderen dat de zonnepanelen op termijn zonder schade kunnen worden verwijderd. Ook de inplanting van

windturbines blijkt vanuit landschappelijk oogpunt een delicate oefening omdat ze visuele hinder

kunnen veroorzaken en de landschapsbeleving totaal kunnen wijzigen (zie Figuur 12).218

Figuur 12: Windturbine in de omgeving van het kasteel Hagelsteen in Schelle

Bron: agentschap Onroerend Erfgoed

216

Vernimme 2013

217

Jespers e.a. 2015

//////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Vanuit het besef dat de opwarming van de aarde mogelijk niet kan worden tegengehouden, zullen naast matigings- ook aanpassingsmaatregelen nodig zijn die de huidige systemen maximaal

aanpassen aan de nadelige gevolgen van de klimaatwijziging. Ook deze maatregelen kunnen impact hebben op het onroerend erfgoed. Om piekafvoeren op te vangen, zullen afwateringssystemen geherdimensioneerd en buffervoorzieningen aangelegd moeten worden. Voor bouwkundig erfgoed kan dit problematisch zijn omdat dit het historisch uitzicht kan wijzigen. In andere gevallen kan dit tot herstel van historische structuren leiden. Voor de open ruimte kan dit een goede zaak zijn omdat open ruimte water opvangt bij zware regenval en water bijhoudt tijdens droge periodes. Hierdoor vergroot de kans dat open ruimte en rurale landschappen behouden blijven, maar kunnen ze door het ontstaan van de remediërende klimaatfuncties, zoals wachtbekkens en overstromingsgebieden, ook verdwijnen. Anderzijds verhogen langere periodes van droogte de noodzaak tot de aanleg van irrigatiesystemen in de landbouw wat veranderingen kan teweegbrengen in cultuurhistorische landschappen. Irrigatiesystemen die al bestonden kunnen in ere hersteld worden. Door de

temperatuurstijging zullen ook meer monumenten baat hebben bij de installatie van airconditioning voor het behoud van het interieur en het comfort van toeristen en bewoners in de zomer. Aan de kust zijn adaptatiemaatregelen nodig om hevige stormen en een stijgende zeespiegel op te

vangen.219 De aanleg van verhoogde dijken kan de beleving van bouwkundig erfgoed op bijvoorbeeld

zeedijken totaal wijzigen. In extreme gevallen kan het zelfs nodig zijn bepaalde delen van de kust en de polders op te geven waardoor erfgoed en historische landschapsstructuren voorgoed verloren

kunnen gaan.220 Algemeen kan gesteld worden dat de nood aan monitoring en onderhoud van sites

met erfgoedwaarde door de klimaatverandering sterk zal toenemen. Dit zal de kosten alleen maar doen toenemen.