• No results found

Diepte-interviews

//////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

3.1 INLEIDING

De uitvoering van de impactanalyse verliep in verschillende fases.

De eerste fase bestond uit een literatuurstudie waarin we een eerste trendanalyse maakten uitgaande van de verschillende maatschappelijke veranderingen die we konden identificeren op macro-, meso- en microniveau. Die trends bepalen de context waarin we ons onroerend erfgoed moeten situeren en hebben potentieel een impact op de onroerenderfgoedzorg. Daarom

registreerden we op basis van de literatuur in binnen- en buitenland in deze fase meerdere relaties met het onroerend erfgoed.

In de volgende onderzoekfases wilden we nagaan in hoeverre onze theoretische bevindingen ook van toepassing waren in Vlaanderen. Dit deden we door middel van kwalitatieve onderzoeksmethodes zijnde diepte-interviews en een Delphi-bevraging. Door de discussie aan te gaan met de stakeholders van het onroerenderfgoed(beleid) wilden we de geïdentificeerde trends toetsen op hun

maatschappelijke relevantie en diepgang creëren.

Met de diepte-interviews afgenomen bij sleutelfiguren uit het stakeholderveld wilden we de trends die we hadden geïdentificeerd, aftoetsen op hun relevantie voor Vlaanderen en voor onroerend erfgoed en om missing links te vinden. Ze dienden om de literatuurstudie te verfijnen en aan te vullen. Inzichten van deze sleutelfiguren werden gebruikt om de stellingen in de eerste ronde van de Delphi-bevraging vorm te geven. Dit deel bevat de neerslag van deze interviews.

3.2 AANPAK

Eind 2013 selecteerden we 17 sleutelfiguren uit het stakeholderveld op basis van hun relatie met onroerend erfgoed (bv. eigenaars, professionals, middenveld, beleidsmakers…) en/of hun expertise in werkvelden die raakvlakken vertonen met onroerend erfgoed (mobiliteit, milieu, ruimtelijke planning, landbouw, duurzaamheid, sociaal-cultureel werk, toerisme…).

In de periode januari-februari 2014 ondervroegen we:

 Dominique ALLARD, Directeur Erfgoed, Koning Boudewijnstichting (KBS)

 Eva BRUMAGNE, Algemeen directeur Femma vzw

 Peter CABUS, Secretaris-Generaal Ruimte Vlaanderen

Philippe CASIER, Voorzitter, Landelijk Vlaanderen en Ghislain d’URSEL, Bestuurder,

Koninklijke Vereniging der Historische Woonsteden en Tuinen

 Peter DE WILDE, Administrateur-generaal Toerisme Vlaanderen

 Saartje DEGELIN, Adviseur Boerenbond

Karel DENDOOVEN, Stafmedewerker directie, en Cathy CARDON, (voormalig) marketing

manager, Herita vzw

//////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////  Erik GRIETENS, Beleidsmedewerker Integraal ruimtebeheer, Juridische & sociale

instrumenten, Bond Beter Leefmilieu vzw (BBL)

 Marc JACOBS, Directeur FARO, Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed vzw

Josée LEMAÎTRE, Administrateur-generaal Studiedienst Vlaamse regering

 Erik MATTHIJS, Promotor-coördinator Steunpunt Transities voor Duurzame ontwikkeling (Trado)

 Koen VALGAEREN, Algemeen directeur Vlaams Instituut voor Mobiliteit (VIM)

Edith VERMEIREN, Restauratiearchitecte Erfgoed & Visie bvba

 Peter VERMEULEN, (voormalig voorzitter) Vlaamse vereniging voor ruimte & planning (VRP vzw), Vennoot Stramien cvba

 Axel VERARCHERT, Beleidsmedewerker milieu en ruimte, Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE)

 Johan VERSTRYNGE, Afdelingshoofd Departement Landbouw en Visserij (LV), afdeling duurzame landbouwontwikkeling

Tijdens de interviews volgden we een vooraf verstuurde topiclijst. (Zie bijlage 2).

Daarin stonden alle trends opgelijst die we op basis van deskonderzoek konden relateren aan onroerend erfgoed. Voor de opmaak van de topiclijst volgden we het DEPEST-model. (cf. supra, literatuurstudie). Hierbij werden voor Vlaanderen veranderingen in (D) Demografische, (E) Economische, (P) Politieke en beleidsmatige, (E) Leefmilieu, (S) Sociale en culturele, en (T) Technologische factoren op macro-omgevingsniveau, in kaart gebracht en verder analytisch uitgesplitst.

Onze centrale vraag was hoe de sleutelfiguren aankijken tegen de verschillende maatschappelijke veranderingen, allereerst vanuit hun werkveld, maar vervolgens ook in relatie tot het onroerend erfgoed in Vlaanderen.

Wij wilden van hen horen:

 Welke trends volgens hen (on)belangrijk waren, en of zij hierin een gradatie zagen;

In welke tijdspanne de trends zich volgens hen zullen ontwikkelen (korte-, middellange- of

lange termijn);

 Met welke (on)zekerheid de trends zich volgens hen zullen verderzetten (zeker/onzeker);

 Hoe ernstig zij deze voor hun eigen werkveld achtten en voor het onroerend erfgoed;

Hoe groot de impact volgens hen zou zijn (groot, gemiddeld, klein);

Welke impacts zij zien en waarop ze betrekking hebben (bv. in het geval van onroerend

erfgoed: het ontstaan, behoud, beheer of ontwikkeling ervan); en

 Van welke aard volgens hen de impacts zullen zijn (bedreiging, opportuniteit, …).

Naast de vraag of er trends ontbraken in de lijst, vroegen we hen ook hoe zij de wisselwerking tussen hun werkveld en het onroerend erfgoed zagen.

Om de uniformiteit te bewaken werden de eerste interviews gezamenlijk afgenomen door de twee onderzoekers, waarna die elk afzonderlijk de leiding namen over de volgende interviews daarbij meestal vergezeld door een andere collega-onderzoeker. Alle gesprekken werden geregistreerd en volledig uitgeschreven.

//////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

3.3 RESULTATEN

In de antwoorden op de algemene vraag naar de belangrijkste trends, en de relatie hiervan met het onroerend erfgoed, werd de verwevenheid tussen de trends en de transversale dimensie veelvuldig benadrukt. Voor sommige bevraagden waren alle trends belangrijk, en werden de trends in de volgorde van de topiclijst overlopen. Anderen vonden het heel moeilijk om de verschillende trends te ordenen naar belangrijkheid en bij hen verliep het interview op gelijkaardige wijze. Sommige

sleutelfiguren beklemtoonden vooral de verwevenheid en gingen meer in op de transversale dimensie op metaniveau.

Een aantal geïnterviewden duidden wel bepaalde trends aan als meest belangrijk. Opvallend is dat het hier vooral ging om demografische trends (bevolkingstoename en multiculturaliteit) maar ook om beleidsmatige factoren (te regulerende overheid, de financiële aspecten van erfgoedzorg, vooral dan het gebrek aan middelen) of sociaal-culturele aspecten (met nadruk op de wijzigende menselijke verhoudingen en het gebruik van sociale media). Slechts een iemand vond de sociaal-culturele trends minder belangrijk.

Als we op basis van de aandacht die besteed werd aan de verschillende trends een uitspraak zouden doen, valt op dat vooral de demografische, sociaal-culturele en de ecologische trends (de laatste met nadruk op de uiteenlopende ruimtelijke aspecten) uitgebreider aan bod komen terwijl de technologische trends dan weer nauwelijks werden uitgediept. Toch moeten we dit enigszins nuanceren omdat ook de houding en keuzes van de overheid voor de meeste geïnterviewden een pijnpunt is en als determinerend wordt gezien voor het al dan niet doorzetten van bepaalde trends. Thema’s die eveneens door zowat iedereen werden aangehaald waren: onze regelgeving

betreffende eigendom, erfrechten en de pacht; de klimaatverandering en het concept duurzaamheid. Opvallend is dat tegenover de trend van individualisering zowat iedereen de

tegentrend van de deeleconomie stelde.

Enkele sleutelfiguren beklemtoonden vooral de verwevenheid tussen de maatschappelijke trends. Trends kunnen niet los gezien worden van elkaar. Zij benadrukten de mogelijke ontwikkelingen van het systeem als geheel en minder van de aparte delen van het systeem. Daarbij werd regelmatig gerefereerd naar duurzaamheid als drijvende kracht achter systeemtransities. Zij gingen in op de transversale dimensie op metaniveau en schoven topics zoals transitiedenken, erfgoed als onvervreemdbaar bezit in een geschenkeneconomie, denken vanuit het concept van ‘wicked problems’, de commons naar voor.

Alhoewel we expliciet vroegen om niet enkel de trends op zich te beoordelen en ook de link met de

onroerenderfgoedsector aan bod te laten komen, was dit voor een aantal sleutelfiguren niet

vanzelfsprekend. Dit bleek ook uit de analyse nadien van de verschillende gesprekken waar we vaststelden dat een aantal bevraagden vooral ingingen op de impact van de trends op de

samenleving als geheel en op hun eigen werkveld. De twee stakeholders uit de erfgoedsector zelf vertolkten heel uitgebreid de wisselwerking tussen de verschillende maatschappelijke trends en het (onroerend) erfgoed.

//////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Toch zag ook het merendeel heel uiteenlopende effecten van maatschappelijke veranderingen op de onroerenderfgoedsector.

De wisselwerking tussen de trends en de onroerenderfgoedsector raken zowat alle topics uit de lijst. We selecteren slechts enkele naar voor gebrachte voorbeelden:

De toename van de bevolking en van een aantal menselijke activiteiten (bv. wonen, mobiliteit, recreatie …) betekent druk op de (schaarser wordende) ruimte (incl. op grondprijzen) en dus op zowel monumenten, landschappen als archeologie;

De vergrijzing heeft een invloed op het vrijwilligerswerk, ook in de erfgoedsector;

De groeiende multiculturaliteit roept vragen op inzake de (toekomstige) perceptie van, en omgang met, het onroerend erfgoed;

Verstedelijking en suburbanisatie veroorzaken een versnippering van de open ruimte en

vergroten de vraag naar meer multifunctionele landschappen en gebouwen;

 De druk op landschappen en monumenten wordt groter door zowel de evolutie in onze ruimtelijke ordening, wijzigingen op het vlak van het milieu als door de

klimaatveranderingen…

Veranderingen in de hoeveelheid en de besteding van onze vrije tijd (bv. toerisme) en de wijzigende verwachtingen op het vlak van beleving hebben invloed op de ontsluiting van onroerend erfgoed; digitalisering helpt bij ontsluiting;

Door de internationalisering en de groeiende invloed vanuit Europa beïnvloeden heel wat erfgoedconventies sterker het Vlaams erfgoedbeleid;

Wijzigingen in onze productiesystemen (bv. de landbouw) oefenen invloed uit op

landschappen;

 De financiële crisis en de daling van financiële (overheids-)middelen verplichten tot keuzes in wat we beschermen en behouden;

Zowel deregulering en coregulering als de groeiende vraag naar een participatieve democratie zorgen voor meer stakeholderoverleg en inspraak van burgers en

erfgoedgemeenschappen in het erfgoedbeleid; een hogere scholingsgraad en een groeiende mondigheid beïnvloeden daarenboven de relatie tussen de overheid, burgers en

middenveld;

Het toenemend belang van sociale netwerken heeft impact op intermenselijke relaties en op de rol van de overheid (bv. op het vlak van informatie over onroerend erfgoed);

Verschillende sociaal-culturele veranderingen vergen van de onroerenderfgoedzorg een meer interactief gebeuren; een breed draagvlak voor onroerend erfgoed is cruciaal voor de toekomst hiervan;

Technologieën bieden mogelijkheden bij restauratie en onderhoud van onroerend erfgoed;

Het toenemend belang van de duurzaamheidsgedachte en post-modernistische waarden

zorgen o.m. voor een groeiende deeleconomie en kunnen van invloed zijn op de toekomst van onroerend erfgoed;

 …

De impacts worden soms gesteld vanuit een kritiek op de maatschappelijke trends, in het bijzonder inzake de beleidsmatige evoluties, waaraan dan vaak een verwachting wordt gekoppeld:

Zo vernoemde zowat iedereen de nood aan meer flexibiliteit in het onroerenderfgoedbeleid

en de aandacht voor herbestemming en wordt van de overheid een kaderstellende, stimulerende houding verwacht die hefbomen moet aanreiken; (we moeten af van het

//////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////  De verkokering en te grote interventiezucht van de overheid staat haaks op de groeiende

vraag naar transparantie inzake waarde-stelling en beschermings-criteria van onroerend erfgoed;

De beperkte financiële middelen oefenen druk uit op de zoektocht naar alternatieve

financieringsmogelijkheden en vragen om onderzoek naar andere financiële ondersteuningsmechanismen door de overheid;

Meer subsidiariteit vereisen voldoende competentie en financiële middelen op lagere beleidsniveaus;

 Zowat alle maatschappelijke veranderingen roepen om een herdenking van de momenteel gehanteerde definitie van onroerend erfgoed en om onderzoek naar de waarde(n) van onroerend erfgoed;

Doorheen de interviews werden vaak inhoudelijke bedenkingen geformuleerd bij de huidige

onroerenderfgoedzorg. Zo werd meerdere malen beklemtoond dat erfgoed iets dynamisch is en dat de erfgoedzorg rekening moet houden met wat er beweegt in de samenleving.

Meermaals werd onderstreept dat we maatschappelijke trends als een uitdaging moeten zien waarop ingepikt moet worden. We kunnen en moeten er ook positief tegenover staan en er de opportuniteit van inzien.

//////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////