• No results found

Beschikbare tijd wordt meer gefragmenteerd

Bevolking Vlaams Gewest (observaties 1975-2015; verwachtingen 2020-2060)

2.7 SOCIAAL-CULTURELE VERANDERINGEN

2.7.5 Beschikbare tijd wordt meer gefragmenteerd

activiteiten vanuit persoonlijke interesse op een bepaald moment in het leven. Meer en meer ‘lichte’ gemeenschappen ontstaan als, meestal kleinschalige, informele groepen waarin mensen samen

activiteiten doen.320

Ook ten aanzien van bv. de overheid wijzigen de verhoudingen. Steeds meer mondige burgers staan kritisch tegenover het gevoerde beleid, vragen om niet-geïnstitutionaliseerde inspraak of zetten zelf participatieprojecten op. (cf. infra)

2.7.5 Beschikbare tijd wordt meer gefragmenteerd

De afgelopen decennia kregen we in Vlaanderen, en bij uitbreiding in België, gemiddeld meer

recreatieve tijd. Onder recreatieve tijd vallen zowel sociale participatie (verenigingsleven, religieuze

plechtigheden, vrijwilligerswerk, feest, bezoek, praten, telefoneren…) als vrije tijd (ontspanning waaronder sport, spel, lezen, muziek beluisteren, artistieke hobby’s, televisie kijken, naar theater gaan...). Het gaat om activiteiten die vooral gericht zijn op de persoonlijke en sociale ontwikkeling. De recreatieve tijd wordt meestal omschreven als residuele tijd, de tijd die overblijft na alle

verplichtingen en persoonlijke behoeften.321 De hoeveelheid vrije tijd en tijd voor sociale participatie

die iemand ter beschikking heeft, wordt onder meer bepaald door persoonskenmerken als geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, gezinssamenstelling en positie op de arbeidsmarkt.

Naargelang de levensfase waarin iemand zich bevindt en geslacht, gaat zijn tijd immers meer of minder op aan verplichtingen (betaald werk, opleiding, huishoudelijk werk en zorgtaken),

persoonlijke verzorging (eten en drinken …), slapen en/of verplaatsingen waardoor de hoeveelheid resterende tijd voor ontspanning en recreatie meer of minder ruim is.

De hierna volgende cijfers zijn grotendeels gebaseerd op het tijdsonderzoek 2013-2014 (TOR13), dat

werd uitgevoerd aan de VUB.322 Voor dit onderzoek hielden 3.260 Vlamingen tussen 18 en 75 jaar in

de periode januari 2013 tot februari 2014 gedurende één week een dagboek bij en vulden ze twee vragenlijsten in. Voor de online dagboekregistratie moesten respondenten aangeven welke activiteit ze uitvoerden op elk moment van de dag. Hierbij werd ook gevraagd naar de plaats (thuis, op het werk, bij familie, ...) en of men met anderen had gesproken tijdens de activiteit.

Van de 168 uren waaruit een week bestaat, besteden we in Vlaanderen al decennia lang bijna de helft aan persoonlijke verzorging, incl. slapen. De tijd voor verplichtingen (opleiding, werk, kinderzorg en –opvoeding, en huishouden), nam – gemiddeld - tussen 1966 en 2015 beduidend af met zowat

320 van den Berg e.a. 2011

321 Glorieux & Van Tienhoven 2009, p. 53

322

De resultaten, die in juni 2015 gepresenteerd werden, kunnen online geconsulteerd worden. Glorieux e.a. 2015.

Het was reeds een vierde keer dat een tijdsbestedingsonderzoek werd uitgevoerd. De voorgaande onderzoeken gebeurden op niveau van het hele land, waarbij de resultaten van het eerste in 1966 niet op te splitsen waren per regio. Bovendien was de registratie beperkt tot één week en niet zoals in 2013-2014 online gedurende het ganse jaar. Daarom is enkel een gedetailleerde vergelijking voor Vlaanderen mogelijk vanaf het onderzoek uitgevoerd in 1999. In de vergelijking is voor het laatste onderzoek enkel rekening gehouden met de dagboeken ingevuld tijdens die ene vergelijkbare week.

//////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

12u.323 De grootste daling tekende zich af tussen 1966 en 1999 (11u). Toch kreeg niet iedereen het

minder druk.

De verschillen tussen vrouwen en mannen waren 50 jaar geleden veel sterker aanwezig dan in

1999324 en daalden sindsdien nog verder. O.m. de intrede van meer vrouwen op de arbeidsmarkt is

hier niet vreemd aan. Ook inzake vrije tijd merken we een verschil. Mannen hadden in 2013

gemiddeld per week 5,5u meer recreatieve tijd dan vrouwen, terwijl dit verschil in 1999 nog bijna 7u

bedroeg.325

De hoeveelheid beschikbare vrije tijd varieert ook in functie van de leeftijd. Op jonge leeftijd is er bijvoorbeeld nog veel vrije tijd beschikbaar, maar die neemt snel af en wordt het laagst tijdens de drukke leeftijd, het zogeheten “spitsuur” van het leven (tussen 25 en 50 jaar) om op oudere leeftijd

weer sterk toe te nemen.326

Aan sociale participatie besteedden we wekelijks in 2013 een uur minder in vergelijking met 1999, waarbij vrouwen er iets meer tijd voor maken dan mannen.

Tabel 5: Tijdsbesteding van Vlamingen in 1999, 2004 en 2013

Resultaten van 1999 2004 2013

Betaald werk 20:48 20:44 20:22

Huishoudelijk werk 19:33 18:53 17:27

Kinderzorg en -opvoeding 2:28 2:32 2:20

Persoonlijke verzorging, eten en drinken 15:39 15:33 16:46

Slapen en rusten 61:13 61:09 59:53 Opleiding 2:39 2:34 4:20 Sociale participatie 9:06 10:17 8:04 Vrije tijd 26:52 27:24 25:48 Wachten 0:11 0:12 0:16 Verplaatsingen 7:04 7:20 11:19 Overige 2:22 1:23 1:25

Bron: Glorieux e.a. 2015

Opmerkelijk is de stijging van de tijd die wekelijks opgaat naar verplaatsingen, van 7u in 1999 tot bijna 11,5u in 2014. Ter vergelijking, in 1966 besteedden vrouwen in België hier geen 5,5u aan en mannen 7,5u.

323

Zie ookGlorieux & Van Tienhoven 2009; Van Hove e.a. 2011p. 180.

324

Glorieux & Van Tienhoven 2009; Van Hove e.a. 2011

325 In 1966 was het verschil wel maar iets minder dan 2,5u in het voordeel van de mannen. Glorieux & Van Tienhoven 2009 p. 16

//////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Op Europees vlak bevindt België (en Vlaanderen) zich wat de beschikbaarheid aan recreatieve tijd betreft, in de middenmoot. Volgens Aliaga ging het rond de eeuwwisseling per dag gemiddeld om

ongeveer 5,5u voor mannen en bijna 5u voor vrouwen in de 16 betrokken lidstaten.327

Herinneren we eraan dat Vlamingen behoorlijk tevreden zijn met hun vrije tijd en met hun sociale contacten, maar tegelijkertijd het minst tevreden met de beschikbare tijd nodig om ‘de dingen te

doen die men moet doen’.328 Voegen we hieraan toe dat, volgens de Quality of life surveys van de EU

en de OESO, werkende Belgen binnen Europa dan weer bij de respondenten behoren die best heel

tevreden zijn met het evenwicht tussen werken en privéleven.329 (cf. supra)

Naar de verre toekomst toe, is het moeilijk te voorspellen hoe de beschikbare recreatieve tijd zal evolueren. Door de verwachting dat we met zijn allen langer zullen werken, gaan de vooruitzichten op korte termijn veeleer in de richting van een vermindering. Toch hangt de voorspelbaarheid van dit toekomstscenario samen met de verdere evolutie van de economische en financiële context en van bijvoorbeeld het arbeidsmarktbeleid die beide een sterke invloed hebben op de werkzaamheid van

de bevolking.330

Bekijken we de tijdsbesteding van de Vlamingen meer in detail vanuit de rubrieken ‘vrije tijd’ en ‘sociale participatie’ dan zien we dat we in Vlaanderen in 2013-2014 zowat de helft van de vrije tijd (iets meer dan 13,5u) doorbrachten voor de televisie of een video bekeken. Tussen 1999 en 2013 is dit met een uur afgenomen, net zoals het geval is voor uitgaan. We besteden ook iets minder tijd aan lezen, recreatie (waaronder toeristische uitstappen ressorteren) en muziek luisteren, maar wel een ietsje meer aan sport en ontspanning, en aan hobby en spel. De tijd gespendeerd aan de nieuwe media is op 15 jaar meer dan verdubbeld tot 2u. Voor cultuur en vermaak trekken we gemiddeld 1u

uit, wat constant is gebleven t.o.v. 1999.331

Wat betreft onze sociale participatie (die onze betrokkenheid bij het verenigingsleven, onze sociale

contacten en de verzorging en hulp aan gezinsleden omvat332), spenderen we gemiddeld per week 40

uren minder aan activiteiten (zowel als leidende of als deelnemer/lid) voor allerhande verenigingen

en zetten we ons een kwartier in als vrijwilliger.333

Niet enkel de hoeveelheid beschikbare tijd is belangrijk, ook het moment dat we over recreatieve tijd beschikken, zal van invloed zijn of we bijvoorbeeld al dan niet cultureel of sociaal zullen participeren. Meer en meer stelt men vast dat onze vrije tijd versnipperd en gefragmenteerd is. Dit is vooral bij werkenden in het spitsuur van hun leven en bij werkende vrouwen in het bijzonder, waardoor deze

327 Op basis van de resultaten van verschillende Time-use-surveys in 16 verschillende Europese lidstaten (uitgevoerd tussen 1998 en 2004, voor België dus gebaseerd op TBO’99) stelde Alliaga vast dat de invulling van de recreatieve tijd in ons land vergelijkbaar is met de andere lidstaten. Aliaga 2005

Opgelet, in haar gegevens is eveneens de activiteit van sociale participatie (algemene sociale contacten en vrijwilligerswerk) opgenomen. ’Leisure time’ moet dan ook vertaald worden als recreatieve tijd en niet als de in het Nederlands meer gebruikelijke maar tegelijkertijd engere term ‘vrije tijd’.

328

Bral 2015, 28

329 European Commission 2014a; OECD 2015c

330 Sonck e.a. 2011, 211

331

Glorieux e.a. 2015

332

Onder ‘verenigingsleven’ vallen activiteiten als lid van een vereniging, vrijwilligerswerk, enz. Sociale contacten omvatten telefoneren, e-mailen, naar een feest gaan, met iemand koffie drinken, enz., terwijl verzorging van en hulp aan gezinsleden kan bestaan uit zorg bij ziekte, bezoek aan huisarts, raad geven, enz.

//////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

mensen onvoldoende toekomen aan ontspanning en recreatie, wat op zijn beurt weer leidt tot een

gevoel van tijdsdruk.334 Tijdsnabijheid zou zo van groot belang kunnen zijn, wat bv. een gevolg zou

kunnen hebben voor de interesse voor lokale evenementen en de eigen omgeving.

Ook het steeds ruimere en gediversifieerde culturele en vrijetijdsaanbod waaruit mensen kunnen kiezen, evenals de motivatie om voor een bepaalde vrijetijdsbesteding te kiezen, zijn cruciaal. Toch zijn de patronen van onze cultuurparticipatie, niet enkel te verklaren vanuit onze allerindividueelste

invulling op basis van smaken of ‘goesting van het moment’.335 Cultuursociologisch onderzoek leert

ons dat ze ontstaan in de context van de sociale werkelijkheid waarbij bijvoorbeeld persoonskenmerken zoals opleiding, leeftijd… een invloed uitoefenen.

Op basis van voorgaande cijfers kan tot hiertoe weinig gezegd worden over de plaats die het onroerend erfgoed in onze tijdsbesteding inneemt. Daarvoor is bijkomende detaillering nodig.