• No results found

De druk op de openbare financiën

4 Delphi-bevraging

4.3 IDENTIFICATIEGEGEVENS .1 Steekproefkader

4.5.4 De druk op de openbare financiën

Zelfs indien de omgang met erfgoed innovatief is, betekent dit niet dat erfgoed de bron van innovatie is. Ook hier lazen we dat de innovatie in de sector zelf beperkt is.

Wie helemaal niet akkoord ging, vond dat in de hedendaagse bouwkunde de nieuwe materialen voor de innovatie gezorgd hebben. Onroerend erfgoed gaat meer over vakmanschap en technisch inzicht terwijl nieuwe materialen vooral op productieproces geënt zijn. In die zin is onroerend erfgoed geen bron van innovatie.

4.5.4 De druk op de openbare financiën

Met 87% van de respondenten die akkoord of helemaal akkoord gingen, kunnen we stellen dat het overgrote deel van de experten het eens waren met de stelling dat vooral lokale overheden het, door de druk op de openbare financiën, moeilijk krijgen om hun investeringsniveau in onroerend erfgoed vol te houden. Een minderheid ging niet akkoord (7%) en nog minder experten waren onbeslist (3%). 47 respondenten brachten argumenten aan.

Heel wat respondenten die het eens waren, voelden zich geroepen hun mening te

onderbouwen. De oorzaak van de budgettaire moeilijkheden op lokaal niveau werd door meerdere respondenten gelegd bij de

decentralisatie van beleid. De regionale overheid schuift steeds meer bevoegdheden door naar het lokale niveau (ook inzake onroerend erfgoed) zonder dat daar enige vorm van compensatie tegenover staat. Het valt te vrezen dat erfgoed het onderspit zal delven als de lokale overheid keuzes moet maken tussen verschillende maatschappelijke investeringen, vb. riolen aanleggen versus investeren in erfgoed. Lokale overheden zullen een kerntakendebat moeten voeren en bepaalde taken afstoten. De plaats die erfgoedinvesteringen krijgen in dit debat is voor discussie vatbaar. Investeringen in onroerend erfgoed hebben doorgaans een beperkte return on investment en belanden daardoor vaak lager op het prioriteitenlijstje. Men zou daarom verschillende prioriteiten moeten kunnen combineren zoals herbestemming van onroerend erfgoed en creëren van

tewerkstelling voor langdurig werklozen. Lokale overheden krijgen het ook moeilijk omdat ze

genegeerd worden in het nieuwe onroerenderfgoeddecreet. Een respondent zag weinig meerwaarde in het concept onroerenderfgoedgemeente. Het gevolg van deze evolutie is dat er veel patrimonium van de hand wordt gedaan met soms negatieve gevolgen voor de erfgoedwaarden. Men ziet nu al dat investeringen in landschappen worden afgebouwd. Toch zijn er ook gemeenten die wel investeren en investeringen in erfgoed ook zien als investeringen in openbare ruimte, cultuur, leefomgeving en creatie van werkgelegenheid.

Figuur 42: Door de druk op de openbare financiën krijgen vooral lokale overheden het moeilijk om hun

investeringsniveau in onroerend erfgoed vol te houden. (Ns=181, Nt=186)

//////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Daarnaast valt op te merken dat niet alleen lokale overheden het moeilijk zullen krijgen, maar dat ook hogere overheden en privaatrechtelijke vzw’s budgettair beperkt zitten. De Vlaamse Overheid beschikt volgens een respondent over onvoldoende middelen om het vereiste renovatietempo te volgen. Toch blijft het moeilijk te voorspellen of de huidige tendens zich zal doorzetten tot 2030. Wie het eens was, reikte ook een aantal oplossingen aan. De meest evidente zou een

herstructurering zijn van de middelen van het gewestelijke niveau naar de lagere niveaus. Los

daarvan, zouden lokale overheden moeten inzien dat erfgoed een troef vormt waarvan de inkomsten vooral lokaal te rapen vallen (bv. horeca). Inkomsten uit de toeristenbelasting of uit occasioneel medegebruik kunnen het investeringsniveau van lokale overheden in onroerend erfgoed op peil houden. Daarnaast kunnen partnerschappen met private partners aanvullend werken (cf. English Heritage). Langs de uitgavenzijde zijn besparingen mogelijk als men keuzes durft te maken. Een gewijzigde visie op onderhoud van monumenten wordt daarbij noodzakelijk geacht.

Algemeen stelde men vast dat er weinig maatschappelijk draagvlak is voor de kosten die aan onroerend erfgoed verbonden zijn. Door te investeren in dit draagvlak via onderwijs wordt het belang van erfgoed ook in de toekomst mee verdedigd door toekomstige generaties. We mogen daarom maatschappelijk draagvlak niet onderschatten als investering om te komen tot een maatschappij die het nut inziet van erfgoedinvesteringen. Tevens wordt herbestemming cruciaal geacht om erfgoed kansen te geven, ook al zijn er dan misschien drastische ingrepen nodig om het monument leefbaar te maken.

Wie niet akkoord ging met de stelling reageerde ofwel op de trend ofwel op de impact. Zo zou de druk op de openbare financiën er vooral komen door het stellen van verkeerde prioriteiten van het beleid. Met andere woorden, deze druk zou opgeheven kunnen worden indien overheden de juiste prioriteiten zouden stellen. Andere respondenten vonden dat de stelling wel opgaat maar ook voor andere overheden en private eigenaars. Dit betekent dat ook andere overheden de gevolgen ondervinden van hun financiële beperkingen voor investeringen in onroerend erfgoed. Bijkomend hebben bovenlokale en landelijke overheden weliswaar globaal meer budget, maar is hun te onderhouden erfgoed vaak ook groter en duurder. De oplossing moet gezocht worden in

kostenbeheersing op lange termijn door sterker in te zetten op preventie. Een iemand zag in de trend naar decentralisatie net nieuwe kansen voor lokale overheden naar financiering. Lokale overheden kunnen ook experimenteren met andere aanvullende financieringsvormen.

4.5.5 Duurzaamheid

60% van de respondenten was het eens met de stelling (akkoord of helemaal akkoord), tegenover net geen 19,5% die het niet eens was (niet akkoord of helemaal niet akkoord) en net iets meer dan 17% noch akkoord, noch niet akkoord ging. Net iets meer dan 3% weet het niet. 10 respondenten hadden niets ingevuld bij deze stelling.

Opvallend was opnieuw het aantal aangevoerde argumenten, met name 54, die de stelling

nuanceerden. Zo benadrukten verschillende respondenten in alle antwoordcategorieën de “reductie van het begrip duurzaamheid” en beklemtoonden ze dat erfgoed an sich duurzaam is.

/////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Bij wie het eens was, werd enerzijds meermaals benadrukt dat duurzaamheid ruimer is dan energie-efficiëntie, het gaat evenzeer om de levensduur, het hergebruik van het bouwkundig erfgoed en de ruimte zelf en van de bestaande grondstoffen. En

daarenboven “Erfgoed draagt in zich historische, maatschappelijke en culturele duurzaamheid” schreef een respondent. Anderzijds gaat het om het zoeken naar alternatieve en innovatieve oplossingen, die volgens sommigen reeds voorhanden zijn, maar beter gekend en toegepast moeten worden.

Figuur 43: De toenemende aandacht voor duurzaamheid zet bouwkundig erfgoed onder druk omdat doorgaans niet kan voldaan worden aan de steeds strenger wordende energieprestatienormen. (Ns=180, Nt=186)

De normen op het vlak van energie-efficiëntie mogen dan al een druk leggen op bouwkundig erfgoed, maar hierbij is, zo stelde iemand, “een brede visie en financiële ondersteuning” nodig. Enkele respondenten wezen naar de overheid die te star reageert en/of naar het werkveld dat er nog niet klaar voor is. Een evenwicht zoeken in deze “spanningsverhouding” betekent nochtans

“investeren in de toekomst” van erfgoed.

Ook bij wie noch akkoord, noch niet akkoord ging, werden dezelfde argumenten aangevoerd. Zo werd de noodzaak aan “innovatief en out-of-the-box-denken” enkele keren naar voor geschoven en werd erop gewezen dat er reeds heel wat oplossingen bestaan. Ook hier weer werd gekeken naar de ‘strikte’ opstelling van de overheid en naar de erfgoedwereld. Iemand schreef “Tot slot... niet

duurzaam beheren is geen keuze, want staat gelijk aan niet meer moeten beheren (wegens vernieling) op middellange of lange termijn.”

Bij wie het niet eens was (niet akkoord of helemaal niet akkoord) vonden we eveneens een

gelijkaardige argumentatie. “Duurzaamheid mag niet herleid worden tot energieprestatienormen” en erfgoed zelf is duurzaam of kan duurzaam gemaakt worden. “Het hergebruiken is op zich een

logische duurzaamheidsreflex.” Er gelden enerzijds overigens voor geïnventariseerd en beschermde erfgoed minder strenge normen en anderzijds kunnen innovatieve oplossingen worden nagestreefd. Er werd ook flexibiliteit van de overheid gevraagd die keuzes moet maken.

Bij de 6 respondenten die het niet wisten, gaven 2 mensen uitdrukkelijk aan dat ze onvoldoende gegevens hebben om zich uit te spreken over de stelling.

//////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////