• No results found

De impacts van economische veranderingen op het onroerend erfgoed

4 Delphi-bevraging

4.3 IDENTIFICATIEGEGEVENS .1 Steekproefkader

4.5.8 De impacts van economische veranderingen op het onroerend erfgoed

4.5.8 De impacts van economische veranderingen op het onroerend erfgoed

Bij de vraag naar de twee economische trends waar de erfgoedsector prioritair aandacht aan zou moeten besteden, zagen we dat ongeveer de helft van de respondenten begaan is met de druk op de openbare financiën (49%).

Iets minder mensen vonden het toenemend belang van de steden in de economie een prioritair thema (43%).

Figuur 46: Aan welke 2 economische trends zou de erfgoedsector de komende 15 jaar (tot 2030) prioritair aandacht moeten besteden? (Ns=178, Nt=186)

Op een derde, gedeelde plaats komen ‘toename internationaal toerisme’ en ‘innovatie als bron van competitief voordeel’, goed voor respectievelijk 32% en 33%. 17% van de respondenten vonden alternatieve bedrijfsmodellen in de landbouw een prioritair thema en een op tien mensen ging voor schaalvergroting in de landbouw.

De druk op de openbare financiën baart nogal wat mensen zorgen en lokte 8 reacties uit. Een deel van de respondenten vond dat de overheid voldoende middelen ter beschikking moet blijven stellen voor onroerend erfgoed want, behoud van onroerend erfgoed is een zaak van algemeen belang. Zo moeten er zeker middelen voorzien worden voor intergemeentelijke samenwerkingsverbanden. Een ander deel van de respondenten vond dat het huidige financieringsmodel niet houdbaar is op lange termijn waardoor we meer zullen moeten inzetten op alternatieve inkomsten en preventie.

Het toenemend belang van de steden in de economie kwam als tweede prioritair thema naar voor. Iemand stelde dat het geen optie is om erfgoedsites die een belangrijke plek innemen in een stedelijke omgeving waar ruimte sowieso schaars is, te laten verkrotten. We moeten daarom nadenken over onze omgang met leegstand en reconversie en over hoe we met erfgoed een aangename sfeer kunnen creëren.

In de argumenten bij de trend ‘toename internationaal toerisme’ lazen we dat Vlaanderen heel veel erfgoed heeft en dit zo goed mogelijk moet proberen te ontsluiten en uit te spelen. Anderzijds waarschuwden twee respondenten dat teveel toerisme een bedreiging kan vormen voor het erfgoed en kan leiden tot vervlakking en zelfs verdwijning. Dit is een vraag naar draagvlak.

Ook innovatie kwam een aantal keer aan bod in de opmerkingen. Men pleitte voor meer innovatie in de erfgoedsector. Dit hoeft niet noodzakelijk harde innovatie te zijn maar kan ook gaan over het creatief omspringen met bestemmingen. Iemand wees erop dat we erfgoed als bron van innovatie niet teveel op een mercantilistische manier mogen bekijken omdat dit ook bedreigend is voor het erfgoed. De conclusie is dat de overheid zich steeds zal moeten inzetten voor het behoud, beheer en de ontsluiting van erfgoed.

//////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Op het einde van de eerste ronde vroegen we de respondenten om de 5 belangrijkste trends aan te duiden waaraan de erfgoedsector aandacht moet besteden de komende 15 jaren (tot 20130). Vier van de economische trends stonden in de top 10. Na de druk op de openbare financiën op de derde

plaats met 63 kruisjes, volgde in dalende volgorde het concept duurzaamheid (6de plaats met 53

kruisjes), alternatieve financiering (9de plaats met 48 kruisjes) en het toenemend belang van steden

in de economie (10de plaats met 46 kruisjes). Toerisme, innovatie en de evolutie in de landbouw

kregen respectievelijk nog 32, 23 16 kruisjes achter zich. De crisis blijkt voor de respondenten weinig zorg te baren en bungelt met 8 kruisjes als voorlaatste op de lijst.

Gevraagd naar ontbrekende trends schoof een respondent de kloof tussen arm en rijk naar voor, terwijl iemand anders de koppeling tussen o.m. economische ontwikkelingen en de druk op de ruimte en landschappen legde en nog een derde iemand de vermarkting van het erfgoed en de zorg ervoor aankaartte.

In de tweede ronde bouwden we een van de zeven verhalen op rond de financiering de erfgoedzorg, waarbij zowel gekeken werd naar de uitgaven- als naar de inkomstenzijde. Aspecten zoals de druk op de overheidsinvesteringen en alternatieve financieringssystemen kwamen aan bod.

4.5.8.1 Het verhaal over financiering

Geld telt, zeker in tijden van schaarste

Als herbestemming en erfgoedparticipatie belangrijke thema’s zijn waar we in de komende 15 jaar aandacht aan zouden moeten besteden, dan sluit ‘druk op openbare financiën’ daar zeker bij aan.

In het volgende decennium zullen overheidsbudgetten voor onroerend erfgoed krimpen. Dit is zo voor alle overheden, maar als gevolg van de decentralisatiebeweging van het beleid, waarbij bevoegdheden werden overgedragen zonder passende compensatie, bovenal voor lokale overheden. Er valt te vrezen dat hierdoor patrimonium van de hand zal worden gedaan met mogelijks negatieve gevolgen voor de erfgoedwaarden. Om dergelijk scenario te vermijden, dienen we zowel in te zetten op een reductie van de kosten als op een toename van de inkomsten. Langs de uitgavenzijde zijn kostenbesparingen mogelijk als werk wordt gemaakt van prioritering van kosten en preventie. Langs de inkomstenzijde zijn een toeristenbelasting en alternatieve financieringsvormen haalbare opties. Van deze laatste wordt verwacht dat vooral PPS-constructies en crowdfundingmechanismen de overheidsinvesteringen kunnen aanvullen, met die kanttekening dat ze de basisfinanciering nooit kunnen vervangen. Daarvoor zijn de benodigde investeringen te omvangrijk en de alternatieve geldstromen te onzeker en te volatiel, iets wat met name bij crowdfunding speelt. Alternatieve financiering heeft als bijkomend voordeel dat het draagvlakverhogend en activerend kan werken.

De beoordelingen van het verhaal m.b.t. de financiering zijn meer verspreid dan die van de andere verhalen.

63% was het eens (helemaal akkoord of akkoord), 20% ging noch akkoord, noch niet akkoord, en 15% was het niet eens (waarvan de meerderheid niet akkoord).

Een derde van de respondenten (43) preciseert ook zijn standpunt. Vele argumenten bestempelen de krimpende overheidsmiddelen als een politieke keuze en beklemtonen dat de alternatieve

/////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

financieringsformules geen gemakkelijke oplossing zijn en dat de resultaten ervan niet mogen overschat worden.

Tegelijkertijd werden meerdere kostendrukkende mogelijkheden op verschillende terreinen geopperd. Door herbestemming kunnen ook private middelen worden aangeboord.

Figuur 47: Financiering (Ns=123, Nt=186)

Bij wie het eens was, zagen de respondenten de noodzaak van een mix. Erfgoedbeheer, zowel bestemming als middelen, moet bekeken worden vanuit een samenwerkingsmodel. Alternatieve financieringen zijn niet alleen zaligmakend en bovendien niet eenvoudig. Ze vergen een specifieke expertise, en over de verhoopte opbrengsten moeten we in Vlaanderen realistisch blijven.

Verschillende respondenten stelden dat er creatief en kostenbesparend moet gedacht worden zowel langs de inkomsten- als langs de uitgavenzijde. Herbestemming en het stellen van prioriteiten worden meermaals als belangrijk naar voor geschoven. Ook naar het overheidshandelen zelf (procedures, wisselwerking hogere en lagere overheden,…) moet kritisch gekeken worden. Bij wie het eens was, zagen de respondenten de noodzaak van een mix. Erfgoedbeheer, zowel bestemming als middelen, moet bekeken worden vanuit een samenwerkingsmodel. Alternatieve financieringen zijn niet alleen zaligmakend en bovendien niet eenvoudig. Ze vergen een specifieke expertise, en over de verhoopte opbrengsten moeten we in Vlaanderen realistisch blijven.

Verschillende respondenten stelden dat er creatief en kostenbesparend moet gedacht worden zowel langs de inkomsten- als langs de uitgavenzijde. Herbestemming en het stellen van prioriteiten worden meermaals als belangrijk naar voor geschoven. Ook naar het overheidshandelen zelf (procedures, wisselwerking hogere en lagere overheden,…) moet kritisch gekeken worden. Bij wie noch akkoord, noch niet akkoord ging, werd gewezen op verschillende risico’s en kostenposten: risico op verlies van erfgoed door privatisering; de hoge kosten van alternatieve financieringsmodellen; op het afwentelen van de kosten op de private sector (niet afgeronde

discussie m.b.t. solidariteitsfonds voor de archeologie); de middelen die de bureaucratie opslorpt; de hoge premies in Vlaanderen in vergelijking met het buitenland;… Er zullen keuzes moeten gemaakt worden, ook in wat we willen bewaren en hoe. Volledige maatschappelijke kosten-batenanalyses lenen zich beter tot het nemen van beslissingen.

//////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Diegenen die het niet eens waren, opperden uiteenlopende bezwaren tegen het verhaal. PPS gaan enkel op voor projecten met economische meerwaarde, terugvallen op crowdfunding voor de andere is te optimistisch. Een toeristenbelasting ondermijnt die sector. Rentabilisering van

erfgoedinfrastructuren en herbestemming werden verschillende keren als alternatieve

financieringsvorm naar voor geschoven, maar dit vergt flexibiliteit van de overheid. En die overheid moet, om het draagvlak te behouden, instaan voor voldoende basisfinanciering. Het gaat om

maatschappelijke keuzes. Maar als de overheid desinvesteert, zal ook de gemeenschap afhaken. Dat lokale besturen door gebrek aan middelen mogelijks hun patrimonium van de hand zouden doen, zoals in het verhaal gesteld werd, mag een risico genoemd worden maar zeker geen vaststaand gegeven gezien gemeenten die werken aan het erfgoeddraagvlak door de nabijheid van de burger (lees kiezer) rekening zullen houden met de gecreëerde lokale erfgoedgemeenschappen. Overigens werd de stelling dat de overheid beter zorgt voor haar patrimonium dan een privébeheerder als kort door de bocht bevonden.

4.5.9 Conclusies

De mondiale economie is al langer een vaststaand gegeven, haar hoedanigheid is dat evenwel niet. De klassieke tweedeling Oost/West met productie in het Oosten en consumptie in het Westen vervaagt. Groeilanden winnen aan koop- en innovatiekracht. De stad komt op de voorgrond te staan als motor van economische groei. De meerderheid van de respondenten erkent dat onroerend erfgoed in dit proces een belangrijke rol kan opnemen. Onroerend erfgoed is een belangrijke vestigingsfactor omdat het positief bijdraagt aan de kwaliteit van de leefomgeving en dus aan de levenskwaliteit en leefbaarheid in steden. Meer zelfs, onroerend erfgoed garandeert een unieke beleving en is zo van tel voor het onderscheidend vermogen van steden. Al vereist een positieve rol flexibiliteit. Zonder eigentijdse invulling en integratie/opname in de ‘leef’-omgeving kan onroerend erfgoed een rem zetten op economische ontwikkeling. Daarnaast is onroerend erfgoed ook een evidente pull-factor voor toerisme. Erfgoed zorgt voor de authenticiteitservaring waar bezoekers naar op zoek zijn. In het licht van toenemend internationaal toerisme zal onroerend erfgoed daarom economisch aan belang winnen. Al zal dit volgens de respondenten vooral opgaan voor de

kunststeden en voor een aantal topmonumenten. Voorzichtigheid is trouwens geboden bij een te grote focus op erfgoed als hulpbron voor toerisme. Erfgoed dient functioneel te zijn en actief

gebruikt om zo het draagvlak te behouden of eventueel te vergroten. Sommige respondenten uitten twijfel over de trends zelf. Zal internationaal toerisme wel toenemen? Klimaat- en milieuproblemen kunnen roet in het eten gooien. Is de opdeling stad en platteland wel zo zinvol? Moeten we niet meer kijken naar het niveau van regio’s?

Dat onroerend erfgoed een bron van innovatie is, werd niet eenduidig onderschreven. Wie het eens is, erkent erfgoed als inspiratiebron en leverancier van een schat aan kennis. Al is volgens velen de link tussen erfgoed en innovatie niet zo scherp te stellen. De sector zelf wordt alleszins niet innovatief gepercipieerd. De belangrijkste innoverende technieken komen niet uit de

/////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

stelt zich de vraag of de innovatieruimte binnen de sector wel groot genoeg is om een belangrijke economische factor te zijn.

Mondialisering kan ook negatief werken op het onroerend erfgoed. Dat schaalvergroting en intensivering van de landbouw, als gevolg van prijsdruk, geen goede zaak is voor cultuurhistorische landschappen in agrarisch gebied wordt door bijna 60% van de respondenten onderschreven.

Moderne landbouwpraktijken beïnvloeden landschap én bodem (niet-functionele kenmerken

verdwijnen, erosie, verlies aan biodiversiteit en aantasting waterhuishouding). Oude hoevegebouwen worden onaangepast bevonden. Toch is niet iedereen overtuigd van de onverenigbaarheid van grootschalige landbouw en cultuurhistorie. In het verleden heeft

schaalvergroting zeker geleid tot een verschraling van de kwaliteit van de open ruimte. Vandaag kunnen we dit niet meer onomwonden stellen. Door participatief samen te werken moeten beide belangen kunnen samengaan (vb. initiatieven van VLM). Bovendien is het niet zeker dat de schaalvergroting van de landbouw in Vlaanderen onveranderlijk kan doorgaan. Ruimtelijk worden grenzen gezien. Er is ook sprake van een tegenbeweging waarbij andere, meer duurzame

landbouwvormen (biolandbouw, lokale voedselproductieketens, …) gepromoot worden. Deze zijn

dikwijls makkelijker verzoenbaar met natuur en cultuur, een stelling waar een ruime meerderheid van de respondenten zich achter schaarde. Al waren ook hier andere meningen te horen. Ook alternatieve bedrijfsmodellen vergen aanpassingen aan traditionele landschappen. Er werden ook vragen gesteld bij de rentabiliteit en algemene doorwerking van dergelijke initiatieven.

In onze samenleving wint duurzaamheid steeds meer aan belang. Onroerend erfgoed is bij uitstek een schoolvoorbeeld van duurzaam beheer van ruimte en grondstoffen. Bovendien draagt het ook culturele, historische en maatschappelijke duurzaamheid in zich. Op het vlak van energieprestatie scoort onroerend erfgoed heel wat minder. Strengere energieprestatienormen kunnen voor de nodige druk zorgen op bouwkundig erfgoed. Maar, er bestaan al heel wat innovatieve oplossingen om de energieprestaties van bouwkundig erfgoed te verbeteren. Alleen zijn ze niet altijd gekend of worden ze onvoldoende toegepast. Sommige respondenten wezen erop dat de soms strakke houding van de overheid en van de erfgoedwereld implementatie van deze oplossingen in de weg staat. Van alle economische trends gaat de grootste bekommernis uit naar de financiering van ons onroerend erfgoed. Algemeen wordt aangevoeld dat er druk staat op de overheidsbudgetten voor onroerend erfgoed. Dit zou vooral op het lokale niveau spelen bij gebrek aan voldoende

compensaties voor nieuwe bevoegdheden. Als lokale overheden het kerntakendebat voeren, dan bestaat het risico dat onroerend erfgoed achteraan in de rij van investeringen komt te staan wegens zijn beperkte return-on-investment. Maar dit hoeft niet zo te zijn. Investeringen in onroerend erfgoed zijn tevens investeringen in de openbare ruimte, cultuur en in de creatie van

werkgelegenheid. Het is een troef die inkomsten kan genereren. Een aantal lokale overheden zijn zich hier reeds zeer goed van bewust.

Naast lokale overheden ervaren hogere overheden en privaatrechtelijke vzw’s volgens sommigen ook financiële druk. Werkingsmiddelen worden uitgehold. Er wordt vastgesteld dat de Vlaamse Overheid het vereiste renovatietempo niet kan bijhouden, wat geïnterpreteerd kan worden als vraagdruk om meer te investeren van overheidswege. We worden er trouwens door respondenten meermaals op gewezen dat een krimp in overheidsmiddelen voor onroerend erfgoed een politieke

//////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

keuze is en niet noodzakelijk onvermijdelijk. De recente aankondiging van de recurrente verhoging van het premiebudget door de Vlaams Overheid geeft aan dat enige rek tot de mogelijkheden behoort, daar waar de nood het hoogst is.

Respondenten reiken ook oplossingen aan voor de budgettaire druk, zowel specifiek voor lokale overheden als algemeen voor beheerders van onroerend erfgoed. Evident zouden middelen kunnen geherstructureerd worden van het gewestelijk naar het lokaal niveau. Zoals hierboven aangegeven kunnen prioriteiten ook gecombineerd worden. Onroerend erfgoed kan een rol spelen in de creatie van lokale werkgelegenheid. Alternatieve inkomstenbronnen kunnen overwogen worden zoals een toeristenbelasting, occasioneel medegebruik of alternatieve financiering zoals PPS en crowdfunding. Al zijn deze laatste niet zaligmakend. Ze zijn hoogstens een aanvulling en kunnen de basisfinanciering niet vervangen. Daarvoor zijn de benodigde investeringen te omvangrijk en de alternatieve

geldstromen te onzeker. PPS zou enkel opgaan voor projecten met economische meerwaarde. Over de verhoopte opbrengsten van alternatieve financieringen moeten we in Vlaanderen ook realistisch zijn. Dergelijke formules zijn bovendien niet eenvoudig te implementeren. Een iemand argumenteert dat zonder basisfinanciering, de gemeenschap ook zal afhaken. Sommigen pleiten onomwonden voor een rentabilisering van erfgoedinfrastructuren en herbestemming als alternatieve financieringsvorm. Aan de uitgavenzijde is er eveneens ruimte voor verbetering. Keuzes dringen zich op, ook in wat we willen bewaren. Preventief onderhoud is aan de orde van de dag. Maatschappelijke-kostenanalyses kunnen ons helpen om keuzes te maken. Op langere termijn zouden investeringen in

draagvlakverhoging weleens de grootste impact kunnen hebben op de financiering omdat ze direct inwerken op de betalingsbereidheid van mensen. Met andere woorden, met een goede mix aan maatregelen kan de financiële druk het hoofd geboden worden.