• No results found

Kanttekeningen bij de kruisweg van Marcel Notebaert

In document West-Vlaanderen. Jaargang 9 · dbnl (pagina 66-72)

Totnogtoe heb ik zoals de meesten vele kruiswegen gezien waarbij de schilder of beeldhouwer er in meer of mindere mate in geslaagd was de cruciale feiten van het Calvariegebeuren te belichamen. Alleen Rouault leek er mij in geslaagd enkele momenten van de lijdende Christus en de Ecce Homo te vergeestelijken. En Marcel Notebaert.

Men zegt van goede boeken dat men ze nooit meer vergeet. Is het met schilderijen niet evenzo? Ik kan wijlen Tony Herbert, kritisch als niet een, begrijpen toen hij enkele weken vóór zijn dood de kruisweg van Notebaert zag en zei - iets dat voor wie hem kende veel betekent omdat hij zijn lof karig maar ernstig toezei! - Notebaert,

je kruisweg heeft mij ontroerd! Ik herinner mij weinig werken die zo intens door hun

obsederende ekspressie prent slaan. Voor mij betekenen die staties zoveel momenten die ik niet meer zal vergeten. Ik ken weinig werken waar de inhoud zó tot vorm getranscendeerd is en de vormelijke elementen zo veel bijdroegen om ook de inhoud tot plastische expressiviteit te transcenderen! Hoe akelig de taferelen in hun ruige rauwheid ook zijn, ze verbeelden de triomf van de geest

Ontmoeting met zijn moeder

Afneming

over de materie, van de wil over het lijden en de verguizing, van de mens over zijn sterfelijk lot. En naarmate de staties aan het oog voorbijtrekken deelt men in de overgave en de verrukking waarmee Notebaert uit eigen twijfels en noden dit pijnlijk scheppingsproces tot leven en religie gelouterd heeft. Zelfs de penseelstreken en de materie zijn hier draagsters van de religieuze ervaring.

Kommentaar zou hier overbodig hoeven te zijn. Geen kritiek vermag het beter dan het werk zelf de redenen op te dringen waarom dit werk ons tot in het diepst van de ziel gaat schokken. Het is een obsederende rij kruiswegstaties, een getormenteerd dialoog over het lijden van Jezus en het lijden van elke vereenzaamde mens. Jezus

verschijnt voor Pilatus als de goddelijke rebel, gijzelaar in naam van ons geloof en

onze revolte, en in zijn trotse miserabilisme is hij onoverwinbaar. Hoe leeg is die Pilatus, zo leeg dat al de leegheid van gerecht en leger en administratie en politiek niet leeg genoeg zijn om dat officiële leeghoofd van een Pilatus vrede te laten, want spijt alles is hij nieuwsgierig gebleven: ‘Zijt gij de koning van de Joden?’ Achter Pilatus geen achtergrond van geselkoorden, lansen noch doornenkroon. Niets dan de leegheid, het witte kleurloze onbegrip van de landvoogd Pilatus.

Jezus neemt dan zijn kruis op, hij vereenzelvigt zich met het kruis, tristis usque ad mortem, verpletterd onder de horizontale last van het kruis. En de strijd van de

kunstenaar is aangevangen om uit de soberste details en het gore ontgoochelende van deze wreedaardige Calvarie die fragmenten te isoleren, die vatbaar zijn om én de mizerie én de onoverwinbare goddelijkheid van deze terdoodveroordeelde te verbinden. Het kruis brengt echter zelf de oplossing, het horizontale, het diagonale, het vertikale kruis, dat als beeldconstructieve eenheid de gehele kruiswegconceptie gaat beheersen - zoals de litanieherhalingen in de poëzie van Péquy, wiens desolate eenvoud zo helemaal in de lijn ligt van deze kruisweg van Notebaert. Zo is van meet af aan Jezus bij de kruisopneming ook plastisch één geworden met de horizontalen en de vertikalen van de kruisboom. Jezus valt voor de eerste maal. Van de pijn zijn zijn armen tot hoekhaken verkrampt. Zijn handen zijn afgrijselijk aan het klauwen én naar het kruis én naar evenwicht in een zichzelf opschorende kniebeweging. O neen, zo heeft vroeger niemand de lijdende Jezus geschilderd. Het is een Christus, die de folterkampen gekend heeft en de bestialiteit van mensenbruten! Traag zal de dood bezit nemen van dit lamlendig tot het uiterste toe gefolterd wezen, de ijzig witte

rigor mortis van de tetanoswonden en de moordende haat... Maar daar is nog zijn moeder... lichtend moment in deze nooit geëindigde tragedie, lichtende liefde der

hulpelozen, der vernederden en getrapten... De diagonale van het kruis schijnt hier zijn loden last en verdoemenis voor een ogenblik te verliezen en het wederzijds begrijpen vindt plastisch zijn weerspiegeling in de dichte profilering der gezichten en de in elkaar grijpende armbewegingen.

In tegenstelling tot het diepe zielsbegrijpen, dat Jezus met zijn moeder bevond, is de hulp van Simon van Cyrene slechts een zakelijke ontlasting, de diagonale vorm van het kruis schept een scheiding tussen beide, scheidt hen meer dan het hen verbindt. Het medehelpen van Simon staat nog op de laagste trap van het begrijpen. Hij is onbewust een begenadigde helper, hij is ruig en ruw, slechts ten dele medevoelend in een gebeuren dat alleen zijn handen, immers gedilateerd van de inspanning, schijnen te kunnen begrijpen.

Dan komt Veronika, zij toont het zweetdoek, zij domineert een ogenblik als het verpersoonlijkte medelijden door ons dat vreemde gelaat te tonen, waarin voor alle tijden het leed om al 's levens onverenigbare tegenstrijdigheden ligt uitgedrukt.

En Jezus valt voor de tweede maal, voorovergestuikt op de knieën, gans de voorarm op de grond neergesmakt, zoals Oosterlingen zich ritueel voor hun god vernietigen. Hoe hoekig en vernietigd onder het verpletterend kruis!

De Wenende Vrouwen kunnen zich niet langer beheersen. Met misbaar zijn zij naar Hem toegesneld, maar Jezus houdt niet van het misbaar en met zijn lichaam en met zijn kruis wijst hij het af, alsof hij hen ook terecht wil wijzen naar het zwijgende leed der miljoenen verguisden van toen en nu. Het grote lijden verraadt geen misbaar, het zoekt de stilte. Voor de enige maal heeft Jezus zijn laatste wil gestaald en agressief gereageerd.

Maar de inspanning was uitputtend en de derde val smakt hem neer, plat en languit over de grond, horizontaal verpletterd. Maar terwijl zij hem bij de volgende statie

de klederen van het lijf rukken heeft hij zich in een geestelijke onthechting hervat

-prachtig uitgedrukt door de overheersende vertikaallijn van zijn lichaam. Terwijl hij lineair door Notebaerts penseel tot bloedens toe wordt afgestriemd, begint hij in zijn zielegrootheid te ontstijgen aan zijn fysieke leed. Jezus is ernstig gebleven en solemneel als de imponerende traagheid, waarmee alle vroegere staties aan ons oog zijn voorbijgetrokken.

De kruisnageling! Obsederend is de vertikaallijn van het kruis in een verrassende

perspektiefvervalsing op de toeschouwer gedrild, tot diep in zijn ziel waar hij de blijvende zin van dit gebeuren bevroedt, want... wie is er zonder schuld? Wie kan hier de onpartijdige getuige blijven? Wie is hier rechter en beul?

De kruisdood is nabij. Jezus zegt aan Johannes: ziedaar uw moeder. En aan de moeder: ziedaar uw zoon! Alles is vervuld. Het Kruis ook heeft zijn calvarie-functie vervuld. Het is uit het beeld verdwenen. Meditatief gezien zijn de figuren onder het kruis als de voortzetting van het Calvariegebeuren doorheen de

gang van de tijden van groter belang dan het accident van Jezus' dood. Wat blijft is datgene, wat in zijn naam zal gedacht en gedaan worden.

Het hoekig verstuikte lijk kan nu worden van de kruisboom afgenomen. Alles is vervuld naar Gods wet en profetie. Er is iets ten einde gebracht dat nooit opnieuw zal gebeuren en in een triomferende Entdinglichung wordt Jezus Christus neergelegd in het graf, de wade wordt een triomf van abstraktie... Alles is volbracht! Lijnen, vormen, kleuren als componenten van een plastische vergeestelijking werden hier dienstbaar gemaakt aan een reeks kunstwerken met een K zo groot als een kerk, waar het begrip schoonheid ophoudt en waar de kunst een schepping geworden is van diep, persoonlijk religieus ervaren in een alle tijdelijkheid overwinnende, alle menselijke beperktheid en leed ontstijgende, alle tragiek overwinnende symboliek. Lineaire durf, een paar grondkleuren, enkele kleurspatten... bijna niets... en toch alles!

Deze kruisweg kon enkel nu geschilderd zijn, anno 1960, na de

exterminatiekampen, na Rouault, Landuyt en Buffet... nadat Notebaert zelf had leren beseffen hoe een mens, die de Godmens wil schilderen, ten slotte zichzelf ervaart als een stuk miserabele, erbarmelijke en toch oneindige nietigheid. En zo verplicht hij ook ons in deze Kruisweg onszelf te zien.

Een bibliofiele uitgave van deze kruisweg werd in nagedachtenis van de goede mens en geestelijke adviseur Z.E.H. Kanunnik Jos. Dochy door de zorgen van het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond uitgegeven. De gedichten van Fernand Bonneure zullen vele van zijn vrienden waarschijnlijk én door hun schokkende diepzinnigheid én door hun haast op informele poëzie gelijkende nieuwheid verrassen. Behoudens vergissing zijn het de eerste in modernistische poëzie geschreven kruiswegverzen. Wie ze traag leest, en luid leest - want ze behoren m.i. kennelijk tot het type van de spreekpoëzie - zal traag weten hun kern te ontbolsteren. Het lijkt mij dat zij met opzet zo werden geschreven om echo's te verwekken waarvan de herhaling hoe langer hoe duidelijker de kernervaring van de dichter weergeeft. Eigenaardige

resonantiegedichten waar het ritme onze onbewuste lagen wil wakker trillen met zijn obsederende herhalingen, zijn ongewone woordkoppelingen en -climaxen, momenten van een religieuze vervreemding vol eksperimentele woord- en

gedachten-contaminaties en ook momenten van een niets ontziende geestelijke en poëtische helderziendheid... met hier en daar van die verzen, die aan het begin staan van een lange eigen mijmering... zoals wanneer Jezus voor Pilatus staat:

Achter paleishagen blijven de hanen achter

en bij de Kruisopneming:

De schaduw van het kruis is groter dan het kruis

en vele andere.

Ik hoop alleen dat velen met mij in mijn enthoesiasme mogen delen. Ik geloof dat alleen zij echte kunstenaars zijn, die blij en opgetogen zijn wanneer iets nieuws en iets groots het daglicht heeft gezien, bij henzelf... of bij anderen!

In document West-Vlaanderen. Jaargang 9 · dbnl (pagina 66-72)