• No results found

103

De Pacificatie van 1917 had het fundament gelegd voor een natie die verdeeld was in tenminste twee geloofsgroepen en twee ideologische stromingen. Elk hadden zij een eigen vertegenwoordiging in het parlement. Maar ook voorzagen zij hun achterbannen van eigen media, publieke voorzieningen, eigen verenigingen en organisaties, en gedeeltelijk ook eigen onderwijs. ‘Van de wieg tot het graf’ kon de Nederlandse burger grotendeels worden bediend door katholieke, protestantse, sociaal-democratische of ‘algemene’ organisaties. Die laatsten waren in de praktijk vaak liberaal. Deze vier stromingen hadden met wisselend succes greep kunnen krijgen op de leef- en denkwerel-den van de Nederlander. Elke stroming of ‘zuil’ droeg een ander beeld over het leven en de wereld uit. Daarbij speelden vooral radio en televisie een sleutelrol: weinig andere middelen konden zo direct, tot achter de voordeur, worden gebruikt om families aan te spreken.

Sinds de late jaren veertig begon echter iets te haperen in deze ordening. Mensen keken voorzichtig over de grenzen van de eigen leefwereld. Eerst waren het jongeren, die steeds massaler weigerden om zich aan te sluiten bij de verzuilde jeugdorganisaties. Liever gingen zij, na school of werk, naar de bioscoop of zelfs naar een danszaal of café. Langzaam maar gestaag begon het kerkbezoek op zondagochtend af te nemen. In de vroege jaren zestig namen deze ontwikkelingen een hoge vlucht: mensen kregen aanzienlijk meer te besteden, en begonnen steeds meer interesse te krijgen voor de nieuwe zaken die vooral uit de VS en Groot-Brittannië

kwamen. Luxegoederen bijvoorbeeld, films en popmuziek, of zelfs anticonceptiemiddelen. Voor de prominente figuren in de zuilen was het bedreigend: het werkte ondermijnend, de zuilen verbrokkelden gestaag.1

In die sfeer kwamen commerciële radio en televisie op. Het begon met Radio Veronica, dat vanaf een schip in de Noordzee programma’s uitzond die razend populair werden onder jongeren. Een strikte moraal was er niet te horen. De nieuwste popmuziek wel. En al snel volgde TV Noordzee, dat uitgezonden moest gaan worden vanaf een afgedankt booreiland op negen kilometer buiten de kust. Voor de nieuws-gierige, twijfelende burger kwam het als geroe-pen. En ook het ‘bank- en bierkapitaal’, de ondernemer die de consument wilde bereiken om in reclames zijn waren aan te prijzen, zag mooie kansen.

Het bracht Theo Bot (KVP), minister van Onder-wijs, Kunsten en Wetenschappen (1963-1965), in een moeilijke situatie. De meerderheid in het kabinet was zeer gehecht aan een gesloten omroepbestel als vaandeldrager van de zuilen. Deze wilde de zendpiraterij verbieden, en geen ruimte maken voor legale commerciële omroe-pen. De PvdA in de oppositie sloot zich daarbij aan. Maar de VVD, een regeringspartij, zag in de nieuwe zenders een vorm van keuzevrijheid die ook economische kansen bood. Veel gewicht leg-de vooral ook het kritische publiek in leg-de schaal. Uit opinieonderzoek bleek dat liefst 83% van de bevolking vond dat Radio Veronica moest blijven.2

Was het verstandig om daar tegenin te gaan?

1 Piet de Rooy en Henk te Velde, Met Kok

over veranderend Nederland (Amsterdam 2005) 159-161.

2 Peter van der Heiden, ‘Opgewarmde hutspot met onverteerbare brokken. Het omroepbeleid als draaipunt in drie kabinetten’ in: Peter van der Heiden e.a.,

Rondom de Nacht van Schmelzer. De kabinetten-Marijnen, -Cals en -Zijlstra 1963-1967. Parlementaire geschiedenis van Nederland na 1945 dl. 8 (Amsterdam 2010) 149-174, aldaar 152. KADER W ANKELENDE ZUILEN EN DE V AL V AN HET KABINET -MARIJNEN 1965

104

Er was wel veel steun voor het idee dat de bestaande wet ook op zee moest kunnen worden gehandhaafd. Na een uitbreiding van de wetge-ving maakten politie en PTT, met helikopters van de marine, een einde aan TV Noordzee.

Maar voor minister Bot was daarmee de kous niet af. Een speciale adviescommissie die was ingesteld, kwam tot de conclusie “(…) dat er geen voldoende redenen zijn om aan de aan-drang uit het bedrijfsleven weerstand te bieden”.3 Reclame op de publieke zender moest kunnen. Bovendien meldde het opgedoekte TV Noordzee zich nu aan onder de naam TROS, een niet aan een zuil gebonden omroep die legale zendtijd wilde. Vooral de christelijke partijen binnen de coalitie wilden daar niet aan, terwijl de VVD en enkelen binnen CHU en KVP ervoor waren. Er was dus geen gezamenlijk kabinets-standpunt. In februari 1965 werd opgeteld dat de Ministerraad inmiddels zeven vergaderingen aan de kwestie had besteed, zonder heldere uitkomst. Intussen moest minister Bot voort- durend vage antwoorden geven op vragen uit de Kamer en de pers, iets dat steeds moeilijker vol te houden werd. Het was erop of eronder. Met een nota probeerde minister Bot een compromis te vinden. Wel reclame, geen winstoogmerk; wel ruimte voor nieuwe

toe-treders, maar alleen als het verenigingen waren met een bepaald aantal leden. Volgens critici in het kabinet was daarmee feitelijk geen openheid gemaakt. Door eisen aan ledentallen te stellen, werd de geslotenheid zelfs versterkt. Nu de zuilen aan het ontbinden waren, was het moeilijk om een objectieve maatstaf te vinden op basis waarvan toegang en zendtijd konden worden toegewezen. En hoe kon voorkomen worden, dat commerciële belangen gingen raken aan de inhoud van programma’s? Ministers en fractielei-ders kwamen er niet uit. Dit ging over principes. Met hoge tijdsdruk vanuit het parlement, moest premier Marijnen op 26 februari 1965 conclude-ren dat het kabinet er niet uitkwam. Ontslag was onvermijdelijk geworden. Voor het eerst sinds 1917 struikelde een kabinet over een kwestie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Het recept van de Pacificatie werkte hier niet meer. Het kon wel omgaan met verdeeldheid tussen zuilen, maar niet met nieuwkomers van buiten.4

De val van het kabinet-Marijnen was een teken aan de wand. Er volgde een turbulente periode waarin de verzuilde structuur van de Nederland-se samenleving snel in verval raakte. Openheid, vrijheid en gelijkheid voor het individu kwamen steeds meer voorop te staan. Een kantelmoment, met grote gevolgen voor de werelden van OC&W.

104

3 Geciteerd bij: Van der Heiden, ‘Opgewarmde hutspot’ 155.

105

KADER W ANKELENDE ZUILEN EN DE V AL V AN HET KABINET -MARIJNEN 1965

106

Hier ontbrekende ministers worden elders in dit boek apart geportretteerd.

MINISTERS

VAN ONDERWIJS,