• No results found

In de collectie van het Nationaal Onderwijs-museum bevinden zich twee zwarte ordners waarin minister Jo Cals minutieus de totstand-koming van de Mammoetwet bijhield. Deze ordners zijn onderdeel van het archief van onderwijsjournalist Ton Elias (1921-1980).1Na de loodzware debatten over de nieuwe onderwijs-wet die het sterk verbrokkelde vervolgonderwijs in één stelsel moest onderbrengen, overhandig-de Cals zijn ordners aan Elias.2 Reeds in 1963, het jaar waarin de onderwijswet werd aangeno-men, publiceerde de journalist zijn studie

V an Mammoet tot wet, waarin hij, zoals de ondertitel aangeeft, de ‘geschiedenis en de betekenis van de wet tot regeling van al het onderwijs tussen de lagere school en de universiteit/hogeschool’ optekende. In De canon van het onderwijs (2012) staat vermeld dat de zelfverzekerde minister Jo Cals “na jaren van discussie en mislukte wetsontwer-pen […] de knoop wist door te hakken”.3 De Mammoetwet en Cals’ naam zijn als een eeneiige tweeling met elkaar verbonden. Zelf zag hij dit

enigszins anders. Het feit dat Cals zijn ordners aan Elias overhandigde, geeft aan dat hijzelf het onder- wijshistorische belang van de Mammoetwet niet al te zwaar nam. In een interview met het geïllus-treerde gezinstijdschrift De katholieke illustratie in september 1960 zinspeelde hij daar al op:

Alleen moeten ze niet telkens zeggen, dat die wet voor het voortgezet onderwijs mijn “levenswerk” is; dat klinkt net alsof ik op het punt sta dood te gaan...’ Tijdens de plenaire behandeling van het ontwerp door de Tweede Kamer herhaalde de bewindsman zijn bezwaren tegen die terminolo-gie: ‘Ik lees telkens weer, vanochtend ook, over: het levenswerk van Minister Cals. Nu is dat op zichzelf al een beetje vervelend, wanneer men 47 jaar is en men hoort over zijn “levenswerk” spreken. Ik heb mij nog geen vijftien jaar in de landspolitiek bewogen. Deo volente, hoop ik de gelegenheid te hebben ook na de behandeling van dit wetsontwerp, aan het openbare leven in Nederland, nog enige tijd althans, deel te nemen en in ieder geval hoop ik de gelegenheid te hebben ook nog iets te presteren.4

41

POR

TRET

JO CALS (KVP 1952-1963)

Jo Cals geschilderd door Arie Kater, 1965,

42

Paul van der Steen stelt in zijn biografie Cals.

Koopman in verwachtingen 1914-1971 vast dat de politicus in de tien jaar die hem na zijn onderwijswet nog restten weliswaar de gelegen-heid had gekregen zich wat breder te profileren dan onderwijsminister, maar dat na zijn vroeg- tijdige dood eind december 1971 de kranten hem vooral herinnerden als “de kleine mammoet in de Nederlandse politiek”; een verwijzing naar Cals’ geringe lengte. “De Mammoetwet was,” aldus een van de vele necrologieën, toch “Cals levenswerk.”5

Biograaf Van der Steen schildert een caleidos-copisch beeld van de temperamentvolle rooms-katholieke politicus. Cals werd op 18 juli 1914 geboren op een schoolterrein, zo begint Van der Steen; voor een biografie over een onderwijs-minister is dit een treffend begin. Cals’ vader was schoolhoofd van het Klein College, een lagere school in Roermond. De zoon trad niet in vaders voetstappen, maar was voorbestemd priester te worden. Hij brak zijn studie aan het kleinsemina-rie in Rolduc af om in 1935 in Nijmegen rechten te gaan studeren. Tijdens de rechtenstudie ontmoette hij zijn toekomstige echtgenote G.C. (Truus) van der Heijden, dochter van de Nijmeeg-se hoogleraar burgerlijk recht, handelsrecht en oud-vaderlands recht. E. van der Heijden. Bij de kennismaking tussen de beide ouderparen bood vader Cals zijn verontschuldigingen aan “voor de vrijpostigheid van zijn zoon die het had durven aanleggen met een meisje uit een hogere klasse”. Vader Van der Heijden, zelf koopmans-zoon, maakte, aldus de biograaf, geen probleem van dit standsverschil: “Hij kon zich goed vinden

in de keuze van zijn dochter, zag in Cals een deel van zijn karaktereigenschappen terug: intelligen-tie, strijdvaardigheid en spotzucht.”6

Cals’ overvolle studententijd was vormend voor zijn latere leven. Over zijn tijd bij het corps, wat hem een studiejaar kostte, zei hij: “De beste leerschool voor het parlement is, wanneer men een keer een lastige corpsvergadering moet presideren. In elk geval leert men daar interrum-peren!”7 Kort na de Duitse bezetting in mei 1940 deed Cals rechtenexamen. Truus van der Heijden had enkele weken voor haar toekomstige man examen gedaan en was met betere resultaten geslaagd.8

Gedurende zijn vele maatschappelijke en politieke functies was Cals behept met een grote werklust en dadendrang. Een kleine greep uit zijn vele functies: advocaat en procureur (1940-1950), KVP-fractievoorzitter in de Nijmeegse gemeente-raad (1945-1948), staatssecretaris Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen (1950-1952), onderwijsminister (1952-1963), minister-president (1965-1966). Tijdens vakanties reed hij zijn gezin naar een camping en ging daarna zelf in een hotelkamer zitten, zodat hij in alle rust stukken kon doornemen.9 Deze enorme toewijding aan het politieke handwerk en de soms forse tegenstand en tegenvallers die hij moest verwerken – zoals de val van zijn kabinet door de ‘Nacht van Schmelzer’ – leidden een aantal keren tot een burn-out, aldus Van der Steen. Kort na Cals’ overlijden sprak premier Barend Biesheuvel op de radio ‘over een politicus die letterlijk gewoekerd had met zijn talenten’.10

5 Van der Steen, Cals, 473. 6 Van der Steen, Cals, 54-55. 7 Ibidem, 56.

8 Ibidem, 62. 9 Ibidem, 167. 10 Ibidem, 478.

43

11 Ibidem, 474.

12 Ton Elias, ‘In memoriam mr. Cals. Een onderwijsminister van formaat’, in: De Tijd, 31 december 1971. 13 Van de Steen, Cals, 14. 14 Elias, ‘In memoriam mr. Cals’.

De portretten die er na de dood van de KVP- politicus in de dag- en weekbladpers verschenen, zijn minder hagiografisch dan bij zijn voorganger dr. J. Th de Visser (1857-1932), de eerste onder- wijsminister. Elsevier-redacteur Cees Labeur schreef dat de “scherpste tong uit de naoorlogse politiek zal niet meer spreken”. In enkele tref- fende zinnen schetste Labeur Cals’ onstuimige karakter:

Geestig en agressief, rancuneus en innemend, progressief en naïef, slagvaardig en rad van tong. Een mengelmoes van eigenschappen die met elkaar goed waren voor de vorming van een groot staatsman en parlementariër. Alleen al als zijn hand boven de interruptiemicrofoon zweefde – en dat gebeurde nog wel eens, want mr. Cals hield van het debat, daarin was hij een meester – kregen zijn politieke opponenten het al benauwd. Met zijn vaak wrange grappen of uiterst spitse opmerkingen maakte hij menig tegenstander “dood”. Zonder zijn uitzonderlijke gevatheid had hij het beduidend moeilijker gekregen met zijn zeer gekritiseerde Mammoetwet.11

Onderwijsjournalist Ton Elias prees Cals’ slag-vaardigheid (hij noemde hem een “vechthaan”), zijn internationale oriëntatie, zijn sociale visie op het onderwijs en zijn oog voor individualisering.12 Aan het slot van zijn necrologie gingen Elias’ gedachten uit naar Truus Cals, de trouwe echt genote, die samen met de secretaresses 49 plak boeken met knipsels, foto’s, brieven en kaarten had bijgehouden.13Tijdens de debatten in de Kamer zag de journalist haar dikwijls in de loge zitten, soms met de kinderen: “Zij missen nu

meer dan een figuur die voor het onderwijs een minister van uitzonderlijk formaat is geweest. Maar daarover valt niet te schrijven”, aldus Elias.14

POR

TRET

De Nederlandse Grondwet bepaalt de bestuurlijke inrichting van ons land, van onze constitutionele parlementaire democratie. Zo regelt de Grondwet de taken en bevoegdheden van parlement, regering, ministers, ministeries en hun ambtenaren. De grondwette-lijke vrijheid van onderwijs, wetenschap, kunst en cultuur is een uniek uitgangspunt in onze Grondwet dat elders anders ter wereld zo niet bestaat, zeker als het gaat om de maatschappelijke organisa-tie ervan in eigen verenigingen, stichtingen en andere organisaorganisa-ties, en de financiering door de staat daarvan. Essentieel daarbij is dat de staat bij zijn financiering geen onderscheid mag maken naar denominatie-ve, politieke of maatschappelijke richting. Onderwijs, wetenschap, kunst en cultuur horen vrij te zijn. De burgers creëren dat. Niet de staat. Deze over tuiging wortelt in de traditie van onze rechtsstaat. Deze is onder andere gebaseerd op het verenigen van minderheden, omdat geen enkele maat-schappelijke groepering de meerderheid heeft, of zou mogen hebben. De staat moet dus de verschillende principes van bevolkingsgroepen respecteren en toestaan dat deze doorwerken in onderwijs, wetenschap en cultuur. Dat is natuurlijk gemakkelijker gezegd dan gedaan. Er duiken allerlei grensconflicten op. De wereld verandert. Maatschappelijke stromingen ook. Het is een hele toer om daarmee op verantwoorde wijze om te gaan.

Bij de vrijheid van onderwijs spelen de verschillende maatschappelijke groeperingen een belangrijke rol. Onderscheiden worden het openbaar en het bijzonder onderwijs. Het openbaar onderwijs is zo veel mogelijk ‘neutraal’ en is voor iedere burger bestemd.

in

ter

mezz

o

in

ter

mezz

o meterzzin

o

44

OCW IN DE GRONDWET