• No results found

Minister dr. J.Th. De Visser was de eerste minister van Onderwijs tussen 1918 en 1925. Aan het einde van zijn ambtstermijn werd hij geportretteerd door de portretschilder Huib Luns (1881-1942). Luns was een gerenommeerd portrettist, de directeur van de Rijksnormaal-school voor tekenonderwijzers in Amsterdam, en als voorzitter van de kunstenaarsvereniging Arti et Amicitiae een bekende figuur in de Nederlandse kunstwereld. Daarnaast was hij vader van zes kinderen waarvan vooral zijn zoon Joseph Luns (1911-2002) naam zou maken als markant minister van Buitenlandse Zaken en secretaris-generaal van de NAVO. Op het portret van minister De Visser zien we hem traditioneel gekleed in een stemmig zwart pak, ontspannen achter een tafel staan met enkele documenten voor zich. De minister lijkt tijdens zijn werk even te poseren voor de kunstenaar.

Na dit portret is er een lange periode incidenteel opdracht gegeven om bewindspersonen na hun afscheid en bij wijze van eerbetoon te portret- teren, maar een traditie was het aanvankelijk niet. Zo werd zijn opvolger, minister mr.

V.H. Victor Rutgers, destijds niet geportretteerd.

Zijn ministerschap duurde slechts 216 dagen. Mogelijk werd om deze reden besloten om geen portret van hem te maken. Pas decennia later heeft de kunstenaar Pieter van den Boogaard hem alsnog postuum geschilderd, en aan de traditie toegevoegd die in de loop van de jaren zestig en zeventig wel was ontstaan. Met een bedachtzame blik kijkt Rutgers de toeschouwer aan, gekleed in zijn officiële ambtskostuum,

INTERRMEZZO

100 JAAR MINISTERIE V

AN ONDER

WIJS, CUL

TUUR EN WETENSCHAP IN POR

180

2 In 1825 voert Koning Willem I het ambtskostuums in voor zijn hoogste ambtenaren: ministers, directeuren- generaal en staatsraden. In de OCW-eregalerij zijn de ministers Bertram Schrieke, Victor Rutgers en Jan Terpstra in dit ambtskostuum afgebeeld.

180

compleet met donkerblauwe rok, een voering van zwarte zijde en gesloten met een rij van negen vergulde knopen met een gekroonde W. De kraag, opslagen, zakkleppen en de rug tussen de zakkleppen zijn met goudborduursel versierd. De pantalon is wit met goudgalon op de zijnaden. De steek heeft witte veren, een gouden lis met knoop en oranje kokarde. Het montuur van de degen is verguld en de schede is wit. Rutgers draag de degen aan zijn zijde en de koninklijke onderscheidingen zijn duidelijk zichtbaar.2 De witte handschoenen losjes in de hand doen denken aan Rembrandts beroemde portret van Jan Six. En ook hier is het de vraag: is de minister zojuist gearriveerd of staat hij op het punt van vertrekken? Minister Rutgers was minister in het interbellum, zijn kostuum is negentiende-eeuws, maar het portret dateert uit 1988.

Minister Marius Waszink maakte deel uit van het kabinet-De Geer I en nam in 1928 zelf het initiatief om zichzelf te laten portretteren door de bekende kunstenaar Antoon Molkenboer. Molkenboer (1872-1960), telg uit een bekende kunstenaarsfamilie, had naam gemaakt met onder andere spotprenten in het politiek geïllustreerde tijdschrift De Kronijk. Hij maakte een gedetailleerd portret in aquarel, krijt en potlood op papier. Het toont de rijk gedecoreer-de minister Waszink in traditioneel kostuum. Aanvankelijk kwamen de portretten op basis van losse opdrachten tot stand; de keuze voor een kunstenaar kwam hetzij vanuit het ministerie hetzij van de bewindspersoon zelf. Antoon van Anrooy maakte tijdens de oorlog een portret van

181

minister Gerrit Bolkestein, lid van het oorlogs- kabinet in Londen. Omdat van Bolkestein een portret in de OCW-collectie ontbrak, heeft kleinzoon Frits Bolkestein dit portret enige jaren uitgeleend voor de portrettengalerij in de Hof- toren. Na drie jaar moest het terug en sindsdien hangt hier een reproductie. In 1956 werd pas door het ministerie besloten om ministers en staatssecretarissen na afloop van hun ambtster-mijn te portretteren als een visueel souvenir van hun ambt. Opdrachten daartoe maakten sinds-dien deel uit van het opdrachtenbeleid van het ministerie ter ondersteuning van eigentijdse kunstenaars. De opdrachten werden van 1956 tot 1966 verleend door een speciale commissie bestaande uit ambtenaren namens het ministerie van OCW, kunstenaars, politici en museumdirec-teuren. Ook directeur Edy de Wilde van het Stedelijk Museum Amsterdam maakte deel uit van een van deze commissies. De traditie bleek toen nog broos en eindigde voorlopig na tien jaar. Na 1966 bleven de portretopdrachten uit; pas in 1977 werd de draad weer opgepakt en de reeks weer voortgezet. Ontbrekende bewinds-personen werden eind jaren zeventig en tachtig postuum in beeld gebracht, zoals minister Rutgers. Zo is de traditie achteraf aangevuld en ingekleurd met postuum geschilderde portretten, als een

invented tradition zoals Eric Hobsbawm dat ooit omschreef.3 De collectie bevat kunstwerken van wisselende kwaliteit. Oorzaak daarvan is dat bij de keuze voor een bepaalde kunstenaar altijd twee belangrijke criteria een rol speelden en spelen: het vakmanschap van de portrettist en de persoonlijke voorkeur van de te portretteren bewindspersoon. Dat laatste was en is altijd doorslaggevend.

3 Eric Hobsbawm & Terence Ranger (red.), The Invention of Tradition (Cambridge 1983).

181

INTERRMEZZO 100 JAAR MINISTERIE V AN ONDER WIJS, CUL

TUUR EN WETENSCHAP IN POR

182

182

De portretten van ministers en staatssecretarissen zijn onlosmakelijk verbonden met hun functie in een specifiek kabinet. Zozeer zelfs, dat bewinds-personen die meermaals terugkeerden in een volgend kabinet meermaals werden geportret-teerd. Zo werd minister Jos van Kemenade door Gerard van Wijland in 1984 geportretteerd als minister van Onderwijs en Wetenschappen voor de Partij van de Arbeid in het kabinet-Den Uyl tussen 1973-1977. Armando Caïro heeft hem later opnieuw geschilderd, maar dan als minister in het kabinet-Van Agt II. Van Marja van

Bijster-veldt zijn eveneens meerdere portretten gemaakt.

In beginsel worden de portretopdrachten pas gegeven kort voor het aftreden van de betreffen-de bewindspersoon. In betreffen-de laatste maanbetreffen-den van haar ambtstermijn stond het portret van minister

Bussemaker echter al klaar. Het schilderij was

eerder afgerond dan de formatiebesprekingen voor het nieuwe kabinet.

Schilderijen op doek, tekeningen en aquarellen op papier, en foto’s hangen in de galerij naast elkaar. Dit eerste onderscheid in techniek is niet zonder betekenis. Van de eerste minister van Onderwijs, Johannes de Visser, is een geschilderd portret gemaakt, van de eerste staatssecretaris

mr. Jo Cals een tekening. Dit onderscheid in

techniek is sindsdien altijd volgehouden: van ministers wordt een schilderij op doek gemaakt, van staatssecretarissen een tekening, aquarel of foto: in ieder geval altijd een werk op papier. Uitzondering is het getekende portret van Molkenboer van minister Waszink, maar dit dateert van ver voor de eerste staatssecretaris. Het verschil in politiek gewicht is zo vertaald in

183

183

het gebruikte artistieke medium. Deze hiërarchie in technieken kent een lange kunsthistorische traditie die terug gaat naar de achttiende-eeuwse kunsttheorie aan de academies. Nadien werd dit onderscheid ook gehanteerd op de tentoonstel-lingen van werken van levende meesters, zoals die in de negentiende eeuw afwisselend in Den Haag, Amsterdam en elders werden georgani-seerd. De portrettengalerij hangt in een reeks van opeenvolgende bewindslieden. Meer dan de techniek is de chronologie in de parlementaire geschiedenis leidend: van minister De Visser tot minister Bussemaker. De portretten hangen naast en vooral hoog boven elkaar aan de wanden van de entree van het ministerie. Waar kunstenaars in het verleden wel klaagden over het feit dat hun werk te hoog hing op tentoonstellingen, kennen we dat soort signalen niet van bewindspersonen. De schilderijen van de ministers van OCW vertonen stilistisch veel variatie. Charles Eyk maakte een expressionistisch portret van minister

Jos Gielen, minister namens de KVP in het

kabinet-Beel I, Carel Willink hanteerde zijn magisch realistische stijl voor minister

Theo Rutten in 1961, en Hessel de Boer maakte

in 1977 een luchtig impressionistisch portret van minister Chris van Veen uit het kabinet-

Biesheuvel I en II. Sam Drukker en Armando Cairo maakten zowel getekende als geschilderde portretten van respectievelijk staatssecretarissen en ministers. Opmerkelijk is het horizontale formaat dat Ans Markus koos voor het portret en

profil van minister Jo Ritzen.

Het getekende portret van Jo Cals door de bekende kunstenaar Paul Citroen uit 1963 is een

INTERRMEZZO

100 JAAR MINISTERIE V

AN ONDER

WIJS, CUL

TUUR EN WETENSCHAP IN POR

184

184

van de fraaiste werken aan de wand en toont Cals, virtuoos met houtskool getekend. Twee jaar later maakte Citroen een vergelijkbaar portret van staatssecretaris Ynso Scholten. De vooraf bepaalde keuze voor een getekend portret op papier was weliswaar een beperking, maar liet de kunstenaar uiteraard nog veel ruimte voor uiteenlopende interpretaties, zoals blijkt uit de losse, schetsmatige tekeningen van Erika Visser van diverse staatssecretarissen. Of de vlotte tekening met Oost-Indische inkt die Sierk Schröder in 1963 maakte van staatssecretaris

Anna de Waal. Zij maakte namens de KVP deel

uit van de kabinetten-Drees III en IV en was de eerste vrouw die een kabinetspost bekleedde. Daarnaast kan gewezen worden op de gestileerde tekening van Riek Wesseling van staatssecretaris

Hans Grosheide, of het vlot getekende portret

van staatssecretaris Job Cohen door Sam Drukker. Aan de collectie schilderijen en tekenin-gen zijn inmiddels ook enkele foto’s toegevoegd, gemaakt door beroemde fotografen als Anton Corbijn, Erwin Olaf, Koos Breukel en Mike Roelofs. De bewindspersonen zijn zittend of staand geportretteerd, veelal in traditionele compo sities, ten halve of driekwart in beeld gebracht. Veel portretten tonen de bewindspersonen tamelijk ontspannen, losjes poserend voor de kunstenaar, zittend op een bank of stoel, of rustig

185

185

staand met de armen over elkaar. Sommige bewindspersonen tonen zich juist actief achter hun bureau, tussen de nota’s met de pen in de hand. De staatssecretarissen Gerard Stubenrouch

en Kees Schelfhout, getekend door respectieve-lijk Jan Sleper en Piet Klaasse, respectieve-lijken beide plotseling op te kijken van de voorliggende nota. Een opmerkelijk symbolistische compositie is van de hand van Kik Zeiler. Hij schilderde een curieus magisch realistisch portret van minister Arie Pais, minister van Onderwijs en Wetenschappen in het kabinet-Van Agt I. Minister Pais zit niet achter een bureau, maar aan een tafel waarbij hij bijna wordt overstroomd door symbolen die refereren aan de beleidsterreinen van zijn departement: een puntenslijper staat voor onderwijs, een sculptuur van een mythologische figuur staat voor de kunsten en een microscoop verbeeldt de wetenschap. Op de achtergrond zien we een collage van gebouwen, waaronder het oude ministerie van OKW, het Kurhaus en de pier van Scheveningen terwijl boven Den Haag donkere wolken zich samen pakken. Het geheel maakt het portret tot een bijzonder visioen van het minis-terschap.

Tot slot wilde staatssecretaris Rick Van der Ploeg

zich ogenschijnlijk juist niet als bewindspersoon laten zien. Hij liet zich door Anton Corbijn als een rapper fotograferen, resulterend in een foto die eerder past tussen Corbijns kunstenaarsfoto’s van popmusici als U2 uit de jaren negentig, dan tussen de overige portretten van bewindspersonen.

INTERRMEZZO

100 JAAR MINISTERIE V

AN ONDER

WIJS, CUL

TUUR EN WETENSCHAP IN POR

186

Portrettengalerijen in openbaar bestuur,