• No results found

Jeune École (3): de macht van de neutrale staten beperkt de onbeperkte handelsoorlog

Internationale zeestrategie als fundering van de Nederlandse zeestrategieën van 1912, 1921 en

2.5 Jeune École (3): de macht van de neutrale staten beperkt de onbeperkte handelsoorlog

Een industriële handelsoorlog stuitte op de in 1856 te Parijs gesloten in- ternationale overeenkomst die het optreden van kruisers tegen koop- vaardijschepen in fatsoenlijke juridische banen moest leiden. Er was geen enkele rekening gehouden met zo’n oorlog of de torpedoboot, om- dat die nog niet bestonden.

Dit fatsoen schonk destijds strategisch voordeel. De meeste onderte- kenaars gaven betrekkelijk weinig weg. Ze waren in 1856 nog net niet afhankelijk genoeg van de zeehandel om elkaar daarmee doorslagge- vende schade toe te brengen. En van de grote uitzondering, Groot-Brit- tannië, kon de handel nu niet meer wezenlijk worden bedreigd. De

prijs hiervan, die de Britten spoedig betreurden, was dat hun machtige vloot de vijandelijke zeehandel voortaan maar beperkt kon blokkeren:

de wetgeving over zeeoorlog was een realiteit in de internationale politiek. Ze had als ultieme sanctie zeestrijdkrachten achter zich staan en ze gaf machtsbalans weer die, op enigerlei moment, be- stond tussen de oorlogvoerenden en de neutralen.17

Wanneer de Britse vloot een kust enigszins serieus wilde blokkeren, dan moest ze het Verdrag van Parijs overtreden. Dit was alleen mogelijk met stilzwijgende instemming van de belangrijkste neutrale mogendhe- den, als eerste de Verenigde Staten.18 Doorgaans hadden die geen eco- nomisch of politiek belang bij zo’n blokkade. Toen de Britten rond 1900 hun moeizame verovering van Zuid-Afrika wilden versnellen door een effectieve blokkade, werd dit, met de Amerikanen voorop, gewei- gerd. Niet Engeland, maar de gezamenlijke overmacht van de neutrale zeemogendheden garandeerde de internationale vrijheid ter zee. De Engelsen waren niet de enigen die moeite hadden met wat er in 1856 was overeengekomen. Veertien jaar later bracht oorlog tegen Duitsland de Fransen de vervelende ervaring dat neutrale schepen dankzij de overeenkomst vrijwel onbelemmerd vijandelijke havens mochten aandoen.19 Mede hierdoor bleek de zo kostbare Franse vloot een schaap in wolfsvacht. De kruiseroorlog die de Jeune École wenste, was bijna onuitvoerbaar. Bij de verrassend optredende torpedoboten was de kans op onmacht nog groter, want het was verboden om een koopvaardijschip aan te vallen zonder het eerst te waarschuwen. Daar- om, betoogde Aube, was de overeenkomst van Parijs niet meer van deze tijd.20

Sommigen wezen hem op een probleem: wanneer Frankrijk in een handelsoorlog met Groot-Brittannië het verbod negeerde, konden de verrassingsaanvallen alleen voortduren als de neutrale staten – die zwa- re verliezen zouden lijden als ze op Engeland bleven varen – zich niet tegen Frankrijk keerden.

De Jonge School en haar tegenstanders verschilden van mening hoe- veel waarde Frankrijk aan dit probleem moest hechten.21De Jeune École erkende dat zelfs de scherpste ogen tijdens een nachtaanval vaak niet konden vaststellen welke nationaliteit het aangevallen schip bezat. Maar het was de eigen keuze van een neutrale staat om wel of niet op Enge- land te varen en verder hing Frankrijks welvaren in hoge mate af van de woelige baren. Een typisch navalistisch argument. Volgens de tegen- standers hoefde men in een zeeoorlog niet tot het inhumane uiterste te gaan, aangezien Engeland niet bij machte was het voortbestaan van Frankrijk te bedreigen; alleen het Duitse leger was dat.22

Inderdaad was het Duitse leger de belangrijkste reden dat Frankrijk ter zee niet was opgewassen tegen Engeland. De Franse vloot moest het met minder geld stellen dan de landstrijdkrachten en hierin kon weinig verandering komen.23Nieuwe technologie kon dit structurele tekort on- voldoende oplossen.

Ter zee hadden de Fransen en Britten niet eens genoeg aan elkaar. Vanwege het verder verslechteren van de relatie met de Duitsers, maak- ten de Fransen zich in het tijdvak 1888-1898 zelfs meer zorgen over de zeestrijd tegen het bondgenootschap dat Duitsland had getekend met Oostenrijk-Hongarije en Italië, dan tegen Engeland! Gedurende de tweede helft van dit tijdvak zagen ook de Britten de snel groeiende Itali- aanse vloot als de meest waarschijnlijke vijand.24Deze gemeenschappe- lijke mediterrane vijand betekende niet dat de Britten en Fransen elkaar omhelsden, integendeel, hun relatie verslechterde eveneens.

Ongeacht de uitkomst van de discussie over de onbeperkte handelsoor- log verbeterde de torpedoboot zeker de kansen bij elke handelsoorlog, ook op volle zee. In 1886 hielden de Fransen grote oefeningen, waarvan de uitkomst nog eens werd bevestigd door Britse manoeuvres van twee jaar later. De eeuwenoude nabije blokkade van de Franse oorlogshavens was voltooid verleden tijd. De grotere schepen die eraan deelnamen werden te gemakkelijk slachtoffers van torpedoboten. De onvermijdelij- ke blokkade op wat grotere afstand schonk de Franse kruisers een goede gelegenheid om de havens ongezien te verlaten. Hun kruiseroor- log was des te belangrijker omdat de oefeningen óók aan het licht brachten dat torpedoboten verder in zee nauwelijks bruikbaar waren. Kruisers en slagschepen bleven onmisbaar.25

Vooruitstrevend was ook het strategisch gebruik van de vloot onder Aube. De Franse slagvloot maakte weinig kans tegen de Britse slagvloot, maar veel tegen de Italiaanse en werd in de Middellandse Zee gestatio- neerd. Tegen Engeland werden slechts kruisers en torpedoboten ingezet voor de handelsoorlog. Het risico van een Britse invasie werd extra afge- dekt door het sterke Franse leger. Als men de sterkere was, moest de slagvloot de heerschappij ter zee behalen en was men dat niet, dan moest men asymmetrisch strijden.

2.6

Jeune École (4): de industriële oorlog met kruisers,

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN