• No results found

Navalisme plus realisme: de Nederlandse risicostrategie van 1912-1914

3.2 Van Van Heutsz’ onderzeebootvloot (à la Jeune École) tot wéér pantserschepen

De beslissingsslag bij Tsushima gaf Japan problemen met een land dat in 1897– dus later dan Japan – ook een maritiem koloniaal rijk stichtte. Dat jaar annexeerden de Verenigde Staten simpelweg het koninkrijk Hawaï en het jaar daarop namen zij met militair geweld zowel Cuba als de Filippijnen over van Spanje. Dit maakte Nederland en de Verenigde Staten in beide regio’s in zekere zin tot buren.

Sinds 1907 werd Japan door de Verenigde Staten als de belangrijkste potentiële vijand in de Stille Oceaan gezien. De Fransen waren al het jaar daarvoor gaan rekenen en meenden dat Japan desgewenst binnen een maand Frans Indochina (en in ieder geval het deel dat nu Vietnam is) kon overweldigen met 150.000 man. Zij wisten de integriteit van hun kolonie voorlopig te waarborgen door in 1907 een traktaat met Ja-pan te sluiten.

Nederland zag datzelfde jaar af van het streven naar zo’n traktaat uit angst dat Japan iets terug zou vragen.9 Ook hier sloeg de sympathie voor het kleine dappere Japan geleidelijk om in schrik. Nederlands-In-dië was de afgelopen veertig jaar geleidelijk omsingeld. De Fransen na-men Indochina in bezit, de Amerikanen de Filippijnen, de Duitsers de ten oosten daarvan gelegen Carolinen en Marianen. Wat betreft de Indi-sche eilanden die niet geheel onder Nederlands-IndiIndi-sche controle ston-den, nestelden de Britten zich in het noordwesten van Borneo en de Duitsers zich in de noordoostelijke helft van Nieuw-Guinea. Vóór 1905

was Nederlands vooral beducht dat een grote mogendheid economisch of strategisch aantrekkelijke gebieden zou overvallen (via een coup de main) of zelfs zou annexeren. Een in 1906 geformeerde staatscommis-sie adviseerde nu dat geheel Nederlands-Indië moest worden be-schermd tegen beide gevaren.

Aan dat ‘geheel Nederlands-Indië’ werd ten tijde van de Russisch-Ja-panse Oorlog en onmiddellijk daarna extra hard gewekt. De escalerende werking van deze oorlog hierop wordt vaak onderschat. Nederland rondde zijn koloniale rijk min of meer af tussen 1904 en 1908. Door ingrijpen op vele plaatsen werden grote delen blijvend onder Neder-lands gezag geplaatst, vaak op bloedige wijze. Dat gold zeer zeker voor het pal naast Java gelegen Bali dat pas in 1906 definitief onder Neder-lands gezag kwam.

Die staatscommissie werd niet voor niets in 1906 opgericht. Uit de Russisch-Japanse oorlog moest Nederland consequenties trekken. De nooit besliste strijd om het materieel, een torpedovloot of een artillerie-vloot, laaide weer op. Wie in maart dat jaar wèl durfde te kiezen was de doortastende voorman van de Nederlandse koloniale macht bij uitstek, gouverneur-generaal van Nederlands-Indië J.B. van Heutsz. Hij advi-seerde voor de Indische defensie een hoogstmoderne torpedovloot van 18 onderzeeboten! Deze konden bij een aanval over de archipel uitzwer-men om de voornaamste gebieden te beveiligen tegen een coup de main of een invasie.

Voor verkenning en verdere ondersteuning moesten 32 torpedoboot-jagers worden gebouwd.10 Dergelijke schepen bezat Nederland nog steeds niet. Deze keuze hoefde niet duur te zijn, berekende hij, want de zwaardere schepen zouden verdwijnen. Aangezien daarmee weinig ge-vechtskracht verloren ging, mag men hem wel nageven, was de resulte-rende krachtige torpedovloot ongetwijfeld een vooruitgang.

De commandant Zeemacht in Nederlands-Indië wierp tegen dat bijna niets bekend was over de tactische waarde van onderzeeboten als defen-sieve wapens.11Was er werkelijk bijna niets over bekend? Of onderzee-boten het wondermiddel waren tegen een kleine, door enkele snelle schepen uitgevoerde, coup de main? Moeilijk bewijsbaar, inderdaad, maar tegen een grotere coup, die afhankelijk was van een trage trans-portvloot, daar viel veel voor te zeggen. Enkele maanden na van Heutsz’ advies beoefenden Franse onderzeeboten en torpedoboten met veel suc-ces de verdediging van belangrijke kustgebieden:

Van de [aanvallende] zeestrijdkrachten werden uitgeschakeld: 5 schepen bij Bizerte, 5 schepen bij Toulon, 16 schepen voor Mars-eille in de middag van de 31e juli, 25 schepen voor MarsMars-eille in

de ochtend van de 2e augustus, nog zonder rekening te houden met de schepen die waren getorpedeerd voor Algiers op de oefe-ning van 6 augustus, waaraan de onderzeeboten niet deelna-men.12

Aldus admiraal Fournier, steunpilaar van de Jeune École. De Fransen werden er steeds geruster op dat vijandelijke slagschepen en trans-portschepen hun kust niet konden naderen.13 In 1909 voerden hun onderzeeboten meer dan 40 geslaagde ‘torpedoaanvallen’ uit bij de ver-dediging van de Bretonse haven Lorient! (Wie kon vermoeden dat Lorient een uiterst belangrijke Duitse onderzeebootbasis in de Tweede Wereldoorlog zou worden?)

Maar een hiermee samenhangende oefening in het versperren van een gehele zeestraat, Het Kanaal, bleek tactisch te hoog gegrepen. Ver-kenning was de zwakke schakel. Een Frans eskader, dat ongetwijfeld voor een Duits speelde, wist de onderzeeboten vrijwel onopgemerkt te passeren, wat in slechts één lanceerpoging resulteerde.14Vervangt men ‘Het Kanaal’ door ‘Indische zeestraat’, dan ligt de conclusie voor de hand: goede verkenning was absoluut noodzakelijk.

Torpedobootjagers en een pantserschip

Het bleef voorlopig bij een advies van Van Heutsz, want in Den Haag verstreken de zaken traag. De Staatscommissie van 1906 had twee jaar nodig voor een rapport. In het voordeel van de koloniale houwdegen werkte dat de commissie door Willem Rooseboom werd geleid, zijn voorganger als gouverneur-generaal, en die, minstens zo belangrijk, lui-tenant-generaal buiten dienst van de landmacht was. Het rapport gaf hem goeddeels gelijk: het stelde dat de pantserschepen te klein waren en dat voortaan beter een torpedovloot kon worden gecreëerd.

Maar in die lange tussentijd was inmiddels de bouw goedgekeurd van het pantserschip De Zeven Provinciën van 6.530 ton. Het was groter dan de eerdere en vice-admiraal J. Wentholt, sinds 5 augustus 1907 mi-nister van Marine, hoopte op een eskader van 4 nieuwe pantserschepen van ongeveer 7.000 ton tegen de zich ontwikkelende zeemachten van de Verenigde Staten en Japan.15

Inzicht in Van Heutsz’ voorkeur voor een torpedovloot biedt zijn op-merking over moderne slagschepen, waarvan de marine ‘met de hand op het hart’ moest erkennen ‘dat dergelijke schepen beneden 16.000 à 18.000 ton van weinig waarde zijn’.16Deze laatste tonnage was die van de Dreadnought en Van Heutsz zag dus zeer goed in hoezeer dit schip eerdere‘zware schepen’ devalueerde.

Het voornaamste materiële resultaat van het rapport was de bouw van de eerste Nederlandse torpedobootjagers, de Wolf-klasse. Zelfs de

pantserschiplobby meende dat Indië niet meer geheel zonder kon. Het werden er 8 in plaats van de 32 van Van Heutsz.

In de praktijk lag de waarde van deze torpedobootjagers in verken-ning, torpedoaanvallen en de bestrijding van andere torpedovaartuigen. In deze volgorde. Wat de beschermde kruisers betreft, die waren voor verkenning tamelijk traag en veelal buiten Indië gestationeerd. In het jaar dat het rapport uitkwam – 1908 – werd een journalist van de Java-bode uitgenodigd op oefeningen van de marine. De journalist wees er op dat torpedoboten voor verkenning bij de toegangen tot de Javazee te klein en onzeewaardig waren:

De torpedoboten hebben heel wat gepresteerd, doch tevens ge-toond voor dusdanig doel te klein te zijn, vooral wat kolenruimte betreft.

Over hun mate van zeewaardigheid voor een taak als de nu verrichte viel bezwaarlijk te oordelen, omdat de actie gezegend was met bijzonder goed en rustig weder. Toch is bij de tot oorde-len bevoegden de meening ongeschokt gebleven dat onze torpe-doboten veel te klein zijn voor dergelijk werk in volle zee. Bij een beetje wild weer toch zouden ze al niet veel meer dan tien mijl hebben kunnen maken, terwijl nu twintig gevorderd en ook geleverd werd.

Trouwens, hun bestemming is feitelijk het verdedigen van ree-den en havens. Gelukkig dat de bouw van destroyers, voor Indië bestemd, niet meer op zich zal laten wachten.17

Zijn uitgebreide verslagen werden bovendien in luxe brochurevorm aangeboden aan de abonnees van zijn krant. Toch moet de commissie hebben beseft dat ook deze toekomstige destroyers (torpedobootjagers) van de Wolf-klasse voor verkenning aan de kleine kant waren: de Indi-sche torpedovloot zou vooral moeten vertrouwen op zes torpedokruisers van 1.500 ton.18Daarnaast zouden mogelijk ook onderzeeboten kunnen worden gebouwd.

Die torpedokruisers kwamen er nooit en de eerste onderzeeboot voor Indië, de K I (Koloniën 1), waarvan de bouw in 1910 werd goedgekeurd, zou er zonder deze aanbeveling ook wel zijn gekomen.

De torpedobootjagers vloeiden voort uit een Indische behoefte. Als aanvallers boven water in Nederland zelf werden – wat tot de Tweede Wereldoorlog niet meer zou veranderen – torpedoboten groot genoeg geacht.

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN