• No results found

Internationale zeestrategie als fundering van de Nederlandse zeestrategieën van 1912, 1921 en 1939

2.28 Mahan de gematigde (3): fleet-in-beings in 1690 en in de Russisch-Japanse Oorlog

Mahan stelde in zijn Naval Strategy dat de Russische nederlaag had kunnen worden voorkomen als de Russen niet nog een grote fout had-den gemaakt. Het was van meet af aan bekend dat de strijd óók om Port Arthur zou gaan. Toch hadden de Russen hun Aziatische slagvloot niet in deze haven zelf moeten stationeren om deze te willen behouden. Ma-rinehavens waren er voor de veiligheid van de vloot en niet omgekeerd. Daardoor verwerd de vloot tot een passieve fortress fleet, waarvan het be-staansrecht was zijn eigen haven te verdedigen.

Het hoofddoel, betoogde Mahan, had het bestoken van de Japanse zeeverbindingen moeten zijn. Dat kon door de Russische vloot als een actieve fleet-in-being in te zetten en de meest geschikte haven daarvoor was Vladiwostok. Stationering aldaar vergrootte bovendien zowel de kans op behoud van de Aziatische vloot als van Port Arthur. Het Ja-panse leger had dan tevens ernstige aandacht aan Vladiwostok moeten besteden, waarvoor het niet alleen te zwak was, maar ook de strijd bij Port Arthur gedeeltelijk had moeten opgeven.

Nee, de ware fleet-in-being was volgens Mahan de ongeveer even sterke Japanse slagvloot, die Port Arthur blokkeerde. Omdat de Russische for-tress fleet deze haven niet kon verdedigen tegen het Japanse leger, deden de schepen alsnog een uitbraakpoging naar Vladiwostok. Maar zij moesten terugkeren na een gevecht met admiraal Togo in augustus 1904.

Mahan prees hierin het voorzichtige beleid van Togo, die een beslis-singsslag zorgvuldig uit de weg ging om zijn fleet-in-being intact te hou-den! Hierdoor verzwakt zou deze niet meer tegen de naderende Oost-zeevloot opkunnen. De Aziatische vloot van de Russen werd, tijdens dit gevecht tenminste, in wezen beschermd door een risicogedachte.

Hier is veel later tegenin gebracht dat als Togo de beslissingsslag te-gen de Aziatische vloot had gezocht, de Oostzeevloot, die nog ver weg was, had moeten omkeren doordat er niets meer te verenigen viel.187 Merkwaardig, omdat dit omkeren hooguit zou gebeuren bij een enorme victorie voor Togo, iets dat absoluut niet zeker was. Wat wel zeker was waren zijn verliezen aan mensen materieel en maandenlange repara-ties, temeer omdat de uitgebroken Russische slagschepen in betere con-ditie verkeerden dan die van de Oostzeevloot te Tsushima en– aantoon-baar– wèl veel schade aankonden.

Juist daarom verweet Mahan de Russische Aziatische vloot dat die zo’n beslissingsslag niet had geforceerd door vaker en hardnekkiger uit te breken! Want zelfs als zij die slag had verloren, had zij via de schade aan Togo’s vloot de oorlog kunnen winnen. Togo’s idee om het uitscha-kelen van de Aziatische vloot over te laten aan het leger, was juist.

Mahan ging nog verder. Het zoeken van een beslissingsslag mocht nooit een doel in zichzelf worden. Indien het mogelijk was om, zoals Togo bij het begin van de oorlog had gedaan, de zee te beheersen met licht materieel, verdiende dit de voorkeur. Een slagvloot kon dan intact worden gehouden, liefst tot na de oorlog.188 Ook in Mahans geheugen stond die kwade 15e mei 1904 gegrift, toen 2 Japanse slagschepen die zich in de nabijheid van Port Arthur waagden, verloren gingen in een mijnenveld. De rest van de oorlog moest Togo er met 4 toe. In wezen propageerde Mahan de blokkade op afstand.

Als Mahan al zo dacht, zal het niet verbazen dat Corbett, die in op-dracht van de Britse overheid een grondige – geheime – analyse van deze oorlog maakte, een zeer gunstige visie had op Togo’s defensieve strategie.189 Die van augustus 1904, maar nog meer die bij Tsushima in 1905: niet de beslissingsslag zelf zoeken, maar de vijand laten nade-ren naar een punt waar hij kan worden onderschept op jouw voorwaar-den om dan met maximale concentratie zo beslissend mogelijk toe te slaan. Tsushima was volgens Corbett een beslissingsslag, of beter werd een beslissingsslag, juist doordat deze een uitputtende landstrijd wist te voorkomen.

Hoewel hij de waarde van een verdedigende fleet-in-being inzag, zette Mahan zich ernstig af tegen wat hij the extreme school noemde. Hij dacht hierbij aan de navolgers van admiraal Philip Colomb, wiens in 1890 verschenen studie over de Franse overwinning in 1690 de discus-sie over een fleet-in-being in gang had gezet. Colomb betoogde dat:

De zee moet worden schoongeveegd van verdedigende schepen of eskaders voordat de volgende stap in maritieme oorlogsvoe-ring, de aanval op grondgebied, kan worden gezet.190

Zonder heerschappij ter zee dus geen invasie.191 Toch moet men dit niet verabsoluteren. Colomb definieerde een fleet-in-being als ‘a fleet which is able and willing to attack the enemy’.192 Dit‘able’ klinkt zin-nig, maar vreemd genoeg verhelderde hij het niet, bijvoorbeeld op wel-ke voorwaarden een verdedigende vloot succesvol kon zijn. In plaats daarvan poneerde hij simpelweg een axioma:‘while descents on territo-ry are common when there is no “fleet in being”, they are absent whe-never there is a fleet capable of interfering.’193Hij beweerde dat de ge-schiedenis dit leerde. Aanvankelijk neigde ook Corbett hiertoe. Zelfs na-dat de Brits-Nederlandse vloot onder Torrington in 1690 door de Fransen was verslagen, stelde die, bleek de resterende dreiging af-doende om een invasie te voorkomen.

Dit alles werd Mahan te gortig en hij betoogde dat de Franse vloot destijds niet daadkrachtig genoeg was geleid. De Fransen hadden de verslagen schepen doortastender moeten achtervolgen en een transport-vloot in gereedheid moeten brengen.194De Franse admiraal Castex viel Mahan later bij en bevestigde dat zijn landgenoten in 1690 geen duide-lijke militaire strategie bezaten, waardoor ze geen transportvloot gereed hadden.195 Mahan benadrukte uitdrukkelijk dat het bevechten van de heerschappij ter zee niet nodig was voor een invasievloot, maar dat de bescherming van deze vloot slechts een tegenaanval moest kunnen af-slaan.

Er valt veel te zeggen voor deze kritiek op Colomb. De fleet-in-being van Torrington was succesvol omdat het gevaar waartegen deze Enge-land beweerde te beschermen niet bestond. Wanneer een konvooi trans-portschepen in 1690 de zeilen had gehesen onder dekking van de zege-pralende Franse strijdmacht, had de verdediging niet langer passief kunnen blijven. En zou het de zojuist verslagen Brits-Nederlandse vloot dit keer wel lukken tegen de superieure Franse?

De extreme school had enkele weken voor de Japanse aanval in 1904 nog betoogd dat alleen al een passief blijvende Russische vloot voldoende was om die te voorkomen. Die passiviteit pakte anders uit: Japanse transportschepen voeren uit. Ze naderden hun doel, Port Arthur, echter niet direct, maar landden aanmerkelijk oostelijker, in de Japanse kolo-nie Korea. Dat de eerste grote troepentransporten ongemoeid bleven, lag niet alleen aan deze Japanse doortraptheid, maar was ook de schuld van de Russen zelf. Hun vloot bleef passief, want zij mocht niet uitva-ren om in te grijpen. Niet enkel uit respect voor de lieve vrede, maar vooral omdat de op oorlog beluste Russische beleidsmakers dachten dat het slagen van deze Japanse daad van agressie het Russische vredes-kamp zou verzwakken.196

Deze redenen nemen niet weg dat de Japanners van te voren vijande-lijke aanvallen op hun troepentransportvloten niet geheel konden uit-sluiten, terwijl ze de heerschappij ter zee niet bezaten. Men kan Mahan moeilijk ongelijk geven dat hij hierop wees.197 Corbett ging hier in mee. In zijn Some principles erkende hij ruiterlijk dat de Japanners de heerschappij ter zee niet bezaten en dat het voldoende voor ze was wan-neer ze de vijand konden beletten om hun transportschepen aan te val-len.198 Wel waren ze tijdens de oorlog behoedzaam met het overbren-gen van troepen zolang de Russische vloot zich in Port Arthur bevond.

Uiteindelijk oordeelden beide zeestrategen – doordat ze empirische analyse verkozen boven ideologische geschiedschrijving – opmerkelijk eensgezind over 1904 en 1905.

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN