• No results found

Conclusies (2): leek de Nederlandse operationele strategie op de Duitse en Oostenrijkse?

3.19 en 5 kruisers van 4.000 ton met 8 onderzeeboten

3.22 Conclusies (2): leek de Nederlandse operationele strategie op de Duitse en Oostenrijkse?

Toen de Duitse risicostrategie faalde Groot-Brittannië neutraal te hou- den, had Von Tirpitz geen operationeel antwoord. Was er een Neder- landse operationele strategie mogelijk wanneer Japan toch aanviel? An- ders gezegd, hoe zou de situatie zijn geweest als Nederland zich niet had laten meeslepen door navalisme en heerschappij ter zee, maar de traditionele strategie van een fleet-in-being verkoos? Deze eiste meer spe- cificiteit dan de archipel als geheel: keuze van het strategisch object dat men wilde beschermen via het strategisch defensief, namelijk het hoofd- eiland Java tegen een invasie.

Er zijn vrij simpele criteria om een operationele strategie te beoorde- len. Vinden, binden, slaan. Om te beginnen met het‘vinden’: de afstan- den binnen het eilandenrijk waren zeer groot en alleen bij hun magere kruissnelheid bezaten oorlogsschepen een behoorlijk vaarbereik. Neder- land bezat volgens de vlootwet van 1914 slechts 13 tactische verkenners. Rond de klok verkennen betekende veel onderhoud en bunkeren, waar- door er gemiddeld 2 of 3 van de 5 kruisers beschikbaar waren en onge- veer 2 van de 8 kleine torpedobootjagers. Genoeg voor één en in het beste geval twee toegangen van de Javazee.

Het‘binden’ van de vijand werd door deze smalle toegangen welhaast gegarandeerd. Hier kon men ook het beste ‘toeslaan’, een overmacht blokkeren zolang die niet al te groot was. Dit betekende een beslissings- slag met als inzet de heerschappij ter zee in de Javazee. Om dezelfde redenen als bij het‘vinden’ was het nodig de geplande slagvloot te con- centreren: er waren te weinig slagschepen. (Met één in onderhoud in Nederland in het beste geval drie of vier operationeel in Indië.)

De Slag bij Tushima was het grote voorbeeld dat zelfs eind 1944 nog voldeed, toen bij de Filippijnen een machtig Japans eskader zich te plet- ter voer op een linie Amerikaanse slagschepen die Straat Surigao blok- keerde. Akiyama Saneyuki, die bekend stond als ‘de vader’ van de Ja- panse marinestrategie, zag Tushima als een operationele hinderlaag te- gen de naderende vijand.173 Dit is evenzeer van toepassing op de Nederlandse aanpak.

Verslagen van de Staatcommissie en de Inleiding tot de maritieme strate- gie en zeetactiek van Putman Cramer uit 1913 suggereren dat men in de omgeving van het eiland Karamita wilde blokkeren. Verder tonen de zware eisen die hij formuleerde voor een effectieve fleet-in-being, hoe- zeer de waarde ervan voor hem gelijk stond aan effectieve operationele inzet. Een andere aanwijzing is de inzet van de pantserschepen in de Eerste Wereldoorlog. Commandant Zeemacht Pinke en Eskadercom- mandant Bauduin waren zich bewust van dilemma tussen concentratie en ‘alles te beheersen’. Neutraliteitshandhaving, wat veel van dat laatste weg had, was slechts een tussenfase. Zolang er ook maar de kleinste kans bestond dat deze overging in oorlog, wilden zij zoveel mogelijk in de Javazee geconcentreerd blijven.

Er waren uiteindelijk niet meer slagschepen gepland dan er pantser- schepen waren. Vaarbereik en vooral kruisvaart van beide scheepstypen waren niet zó verschillend dat hun operationele inzet sterk verschilde. De voor een strategisch defensief noodzakelijke concentratie van ver- kenning en van slagkracht betekende dat de heerschappij ter zee buiten de Javazee tegen Japan niet kon worden betwist.

Maar er was een groot verschil met de Duitse slagvloot. De kleine Nederlandse kon met maximaal effect worden ingezet wanneer ‘make- believe war’ plaats maakte voor ‘real war’, om de termen van Martin van Creveld te gebruiken.174 Wat waren de oorzaken van deze realisti- sche visie?

Ten eerste werd de Nederlandse keuze van de vijand meer bepaald door reële defensiebehoeften dan door veronderstelde economische con- currenten, in tegenstelling tot de Duitse en, in mindere mate, de Ameri- kaanse keuze. Ten tweede kwam de Nederlandse vlootopbouw zo laat dat Naval Strategy van Mahan een grote invloed uitoefende. Mahan rela- tiveerde hierin zijn navalisme. Ten derde toonde de zeeslag bij Tsushima dat een vloot in het strategisch defensief een grotere vloot kon binden en verslaan door de geografie uit te buiten. Ten vierde had Colijn een militaire strategie afgedwongen: de vloot moest ook de hoofdtaak van het leger op zich nemen. Ten vijfde viel het navalistische streven naar een beslissingsslag samen met de operationele noodzaak. Het zesde punt is zojuist genoemd: eigen ervaring dat weinig schepen concentratie noodzakelijk maakten.

Het Nederlands navalisme leek sterk op dat van Oostenrijk-Hongarije. De slagvloot daarvan kon evenmin zijn pretentie waarmaken in de Mid- dellandse Zee actief te zijn, laat staan de eigen zeeverbindingen erdoor te beschermen, maar had eveneens een uitvoerbare operationele strate- gie: de heerschappij in de Adriatische Zee behouden. Het land bezat in 1914-1915 ruimschoots de vloot die Nederland ambieerde en had boven- dien minder gevaarlijke tegenstanders ter zee.

Als Japan geen invasie wenste, zou een toekomstige strijd in de Java- zee wel eens kunnen lijken op die in de Adriatische gedurende de Eerste Wereldoorlog. Een langdurige vijandelijke blokkade op afstand, waarbij de vijandelijke dreadnoughts buiten deze zee werden teruggetrokken van- wege verdedigende onderzeeboten. Omgekeerd bezaten de Nederlanders en de Oostenrijkers te weinig licht materieel om hun zeeverbindingen goed te beschermen buiten de kustwateren, zelfs in deze besloten zeeën. De doelstelling dat de slagvloot geheel Nederlands-Indië kon beveili- gen tegen invasies bleef een illusie. Een gevaarlijke, aangezien die tot deconcentratie kon aanmoedigen. In de praktijk kon de Nederlandse ri- sicostrategie vooral voorzien in twee kritieke situaties:

(1) In een oorlog het blokkeren van een invasievloot naar Java die was voorzien van een middelsterk escorte van zware schepen. En zolang dit gevaar uitgesloten was:

(2) bij neutraliteitshandhaving voorkomen dat een buitenlandse operatielijn door het ontbreken van weerstand gemakshalve door Nederlands-Indië liep.

Het materieel werd gepland voor één oorlogssituatie: de invasie tegen Java blokkeren. Het ging om niets méér dan een minimumvloot voor een klassieke fleet-in-beingstrategie. Een minimumvloot die kansloos was als Japan een beslissingsslag verkoos met de hoofdmacht van zijn slag- vloot.

Toch dwingt de vlootwet van Rambonnet bewondering af, doordat hij met zijn bouwtempo tot het uiterste wist te gaan van wat er in Neder- land financieel mogelijk was. ‘Hoe krachtiger en strijdvaardiger onze vloot is’, constateerde de technische subcommissie nuchter,

des te zwaarder zal de tegenstander de beheersing om de strijd ter zee vallen, des te meer krachten, inspanning en tijd zal die strijd van hem vergen, des te gunstiger wordt het vooruitzicht, dat feitelijke inbezitneming van grondgebied zal worden belet of in ieder geval vertraagd.

Die realistische slotwoorden ‘of in ieder geval vertraagd’ werden in het uiteindelijke rapport van de Staatscommissie weggelaten...175

Hoofdstuk 4

Eerste Wereldoorlog en commissie-Gooszen: alleen

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN