• No results found

De Israëlische invasie in Libanon en de islamitische bewegingen

Het fundamentalisme als algemeen verschijnsel

2.5.6 Het islamitisch fundamentalisme en Israël

2.5.6.3 De Israëlische invasie in Libanon en de islamitische bewegingen

Na 1948 trokken veel Palestijnen naar Libanon. Ook de PLO vestigde zich aan-vankelijk in Libanon, van waaruit zij de strijd tegen Israël organiseerde. Dit heeft sinds die tijd voor een voortdurende spanning binnen de Libanese samenleving gezorgd. In 1964 werd al-jama‘at ol-Islamiyya (‘de islamitische groep’) door Fathi Yakan in Libanon opgericht. Later werd al-Tawhid ol-Islami (‘de islamitische unificatie’) in het leven geroepen, een nog radicalere beweging. Deze organisaties stonden onder invloed van de ideeën van Qutb en Mawdudi (Wessels 2001: 48).

De soennitische groep Tawhid (‘de eenheid van God’), onder leiding van Sjeik Sa‘id Sha‘ban, koos eveneens voor een antiwesterse lijn. Deze groep streeft sinds de jaren tachtig naar het stichten van een islamitische staat gebaseerd op de sharia. De Tawhid heeft nadien vele malen het Westen en met name de VS gewaarschuwd voor hun bemoeienissen met binnenlandse aangelegenheden in moslimlanden, en heeft sinds-dien eveneens gedreigd met militaire aanslagen. Het verwijt tegen PLO-leider Arafat door Sjeik Sha‘ban luidt dat hij de strijd tegen Israël niet genoeg islamiseert als gevolg van zijn seculiere bewind en door zijn te gematigde politieke optreden. Sha‘ban verwerpt het secularisme, het Arabisch nationalisme en het politieke pluralisme (zie Dekmejian 1995: 164).

De macht van het soennitische bewind is in de Libanese samenleving beperkt gebleven, vooral omdat zij de massa niet heeft kunnen mobiliseren tegen de Israë-lische invasies. In dit land is er sinds het midden van de twintigste eeuw een sjiitische beweging aanwezig die een radicale koers volgt tegen de staat Israël. De sjiieten waren in staat om een belangrijke rol te spelen in de Libanese maatschappij na de onafhan-kelijkheid, met name na de Israëlische invasies in dit land.

De sjiitische beweging

Hoewel de sjiieten sociaal gezien de armste gemeenschap vormden in de Libanese samenleving, zijn zij geleidelijk uitgegroeid tot de machtigste beweging. De sjiieten bewoonden hoofdzakelijk het noorden van Libanon. Vanaf de jaren zestig trokken veel van hen naar Beiroet als gevolg van de armoede en de Israëlische invallen. Een groot deel woonde daar in de sloppenwijken onder zeer slechte omstandigheden.

In de jaren zestig is de sjiitische beweging onder de leiding van imam Moesa Sadr opnieuw opgebloeid. Deze trad in contact met de Palestijnse activisten en steunde aanvankelijk de strijd van de PLO tegen Israël. Ook raakte hij geleidelijk aan

geïnteresseerd in het mobiliseren van de sjiieten in Libanon en werd hij door de sjiitische gemeenschap als leider geaccepteerd. Sadr wist door de jaren heen financiële steun te verzamelen van enkele Noord-Afrikaanse regeringen voor geremigreerde sjiieten in Libanon. Daarmee was het onderwijsprobleem van deze gemeenschap opgelost, waardoor de sociale omstandigheden van de sjiieten aanzienlijk verbeterden (Soeterik 1986: 106-107).

In 1969 werd hij voor zes jaar gekozen tot voorzitter van de Hoge Islamitisch Sjiitische Raad (SISC). Deze organisatie was een sjiitische beweging die samengesteld was uit zu‘ama, oelama en de nieuwe elite, en voerde strijd voor de verbetering van de positie van sjiieten in de Libanese samenleving. Door die benoeming werd Sadr een van de belangrijkste politieke leiders in Libanon (Soeterik 1986: 107; Norton 1987: 44; en Halawi 1992: 143).

In 1975 werd door hem de landelijke organisatie AMAL (‘hoop’) opgericht, die zich inzette voor de mobilisering van de Libanese sjiieten in hun strijd tegen het Israëlische leger. Hoewel hij in het begin een hervormer en pragmatische leider bleek, koos hij in de strijd tegen Israël voor een harde lijn (Norton 1987: 39-49). Het succes van imam Sadr was aanzienlijk, omdat hij in staat bleek groepen te activeren voor de strijd tegen Israël. Sadr was tevens verantwoordelijk voor het politiseren van de sjiitische islam in de Libanese samenleving.

In 1978 zou Sadr op mysterieuze wijze verdwijnen bij een bezoek aan Libië; er is nooit meer iets van hem vernomen. Onder zijn opvolger Nabih Berri, sinds 1992 parlementsvoorzitter van Libanon, raakte AMAL in overwegend seculier politiek vaar-water. Sindsdien zijn de doelen van AMAL bijgesteld: zij streeft niet meer naar een islamitische revolutie en zeker niet naar de invoering van de sharia of het oprichten van een islamitische staat. Later, tijdens de burgeroorlog in Libanon (1975-1990), kwam AMAL in conflict met andere islamitische groepen zoals de Palestijnse PLO en zelfs met de sjiitische Hezbollah (Wessels 2001: 48).

In 1981 bombardeerden Israëlische gevechtsvliegtuigen de PLO-kantoren, waarbij driehonderdvijftig personen, onder wie veel burgers, om het leven kwamen. Nadien verspreidden de activisten van de PLO zich over verschillende Arabische landen zoals Tunesië, Egypte, Jemen en Syrië.

Op 5 juni 1982 viel het Israëlische leger massaal Libanon binnen en stootte door tot Beiroet. Na een week omsingelde het leger het PLO-hoofdkantoor in West-Beiroet, maar het is er niet in geslaagd om na tachtig dagen West-Beiroet te veroveren. De zogenoemde operatie ‘Vrede voor Galilea’ eindigde met de moord op Bashier Gemayel. Bij deze operatie zijn achttienduizend mensen om het leven gekomen en meer dan dertigduizend gewond geraakt. Onder de ogen van het Israëlische leger werden tweeduizend Palestijnen en Libanese burgers in de vluchtelingenkampen van Sabra en Shatila door christelijke milities afgeslacht. De toenmalige Israëlische minister van Defensie Sharon werd in Israël schuldig bevonden, maar behield zijn positie in de regering. Na deze militaire actie van het Israëlische leger namen de Libanezen met de

Palestijnen deel aan de acties tegen de Israëlische troepen (Van den Wijngaert & De Prins 2005: 171-172; en Keulen 1996: 37).

De Hezbollah

De Hezbollah of ‘De partij van God’ vormt sinds 1982 in Libanon een machtige politieke beweging die gesteund wordt door Iran, terwijl AMAL nauw verbonden is geweest met Syrië. Hezbollah heeft na de Israëlische invasie van 1982 in Libanon de strijd tegen Israël geradicaliseerd, de sjiitische strijdkrachten voerden veel acties uit tegen de Israëlische troepen. De Libanese islamitische groeperingen ontvoerden ook een aantal buitenlanders, wat vooral in het Westen tot grote beroering heeft geleid. Hezbollah heeft sinds 1989 haar doel bijgesteld en streeft niet meer naar een islamitische revolutie zoals in Iran. Zij erkent inmiddels het multireligieuze karakter van de Libanese samenleving (Jahjah 2007: 18; en Keulen 1996: 27) De militante vleugel van de Hezbollah, ‘het islamitische verzet’, voert sinds 1985 een guerrillastrijd tegen Israël en tegen de door Israël gesteunde christelijke militie in Zuid-Libanon. In 2000 moest deze militie Zuid-Libanon verlaten, nadat het Israëlische leger een einde maakte aan de bezetting van dit gebied. De gewapende strijd van de Hezbollah werd zowel door de regeringen van de jaren negentig in Beiroet als door het grootste deel van de bevolking gelegitimeerd en gesteund (Van Oudheusden 2005: 115; en Jahjah 2007: 19-21).

Na 1948 vestigden de Palestijnen zich in Libanon. Vooral de PLO plaatste haar kantoren in de omgeving van Beiroet en verkreeg geleidelijk een min of meer auto-nome status in Libanon. Aan het einde van de jaren zestig werd begonnen met acties tegen de Israëlische troepen vanuit Libanon. Op 18 april 1983 werd een bomaanslag gepleegd op de Amerikaanse ambassade in Beiroet waarbij eenenzestig personen om het leven kwamen, onder wie zeventien Amerikanen. De Islamitische Jihad, die in de jaren tachtig in Libanon werd opgericht om op te treden tegen de Israëlische aanwezigheid, eiste de verantwoordelijkheid voor deze aanslag op en claimde een aanhanger te zijn van de Hezbollah (Wessels 2001: 47-49; en Dekmejian 1994: 164).

Sinds 1984 maakt de Hezbollah gebruik van de media in haar strijd tegen Israël. De partij beschikt over een televisiezender (Al-Manar, ‘vuurtoren’), een radiostation (An-Nur, ‘het licht’) en een krant (Al-Ahd, ‘de belofte’). Hierdoor werd een propaganda-oorlog mogelijk tussen beide partijen. De Arabische landen en sommige westerse landen beschouwden de strijd van Hezbollah voor de bevrijding van Zuid-Libanon als een legitiem verzet. Vanwege de beschuldiging van terroristische aanslagen verloor de Hezbollah echter haar legitieme imago. Dit noopte de Hezbollah tot een propagan-dacampagne ter verbetering van haar imago in de internationale opinie. De strijd tegen het Israëlische leger ter bevrijding van Zuid-Libanon betekende een belangrijke groei van de islamitische stroming in Libanon. De Hezbollah speelde in deze strijd een cruciale rol. De Israëlische acties en/of reacties hebben echter veel Libanese burger-slachtoffers gemaakt. In 1996 beschoot Israël bijvoorbeeld een vluchtelingenkamp in

Zuid-Libanon, waarbij 101 Libanese burgers om het leven kwamen. Als antwoord hierop begonnen Libanese guerrilla’s raketaanvallen uit te voeren op het noorden van Israël, waarbij ook Israëlische burgers omkwamen. Inmiddels duurde de bezetting van Zuid-Libanon voort, ondanks pogingen om Israël zijn troepen uit dit gebied te laten terugtrekken. Hierdoor nam het verzet tegen het Israëlische leger in Libanon toe. Ten slotte trok Israël zich in 1985 terug, maar bleef aanwezig in de zogenaamde ‘veilig-heidszone’. De Verenigde Naties riepen Israël op om Zuid-Libanon te verlaten en te stoppen met aanvallen op Libanon. De aanwezigheid van de Israëlische troepen in de veiligheidszone duurde echter voort tot 2000. Veelal wordt er door theoretici op gewezen dat de stichting van de staat Israël de belangrijkste oorzaak was van de opkomst van de Hezbollah of zelfs van andere radicale islamitische groeperingen. De bloedige operaties tegen Libanese burgers, vooral in de jaren tachtig, en de harde lijn waarvoor Sharon als minister van Defensie tijdens het kabinet van Menagem Begin koos, zouden tot de opkomst van de Hezbollah hebben geleid (zie bijvoorbeeld Jaber 1997: 7-8; en Burgat 2003: 119). De Israëlische invasie in Libanon was een enorme uitdaging voor de sjiitische beweging in dit land (Norton 1987: 107-108; en Halawi 1992: 200).

Vooral de sjiieten in Libanon vreesden voor bezetting door Israël, met name na de gebeurtenissen in 1982, hetgeen heeft geleid tot radicalisering van de AMAL en de totstandkoming van de Hezbollah, waarvan het voornaamste doel was Libanon te bevrijden van de Israëlische bezetting en van de invloed van westerse krachten. ‘These aims would be conducted under the banner of Islam, the sponsorship of Iran and with the blessing of Syria’ (Jaber 1997: 21). De enorme steun van de Palestijnen aan de Hezbollah in de strijd tegen Israël speelde een belangrijke rol bij de snelle groei van de beweging (Dekmejian 1994: 168).

Het Westen, met name de Verenigde Staten, wordt door de Hezbollah beschouwd als een belangrijke steunpilaar van Israël. De VS beschouwen de Hezbollah daaren-tegen als een bondgenoot van de Iraanse en Syrische regeringen die een gevaar voor Israël vormen. De invasie in Irak van de regering-Bush jr. had onder meer de vernietiging van Hezbollah tot doel. De islamitische revolutie in het sjiitische Iran was ook een inspiratie voor de sjiieten in andere moslimsamenlevingen. ‘If the Shiites had learnt anything from the Palestinian experience, it was that fighting was the only way to prevent Israel or anyone else from taking their land’ (Jaber 1997: 17). De AMAL werd na de verdwijning van Sadr meer en meer een passieve organisatie. In 1991 breidde de Hezbollah haar militaire acties uit van Zuid-Libanon naar het noorden van Israël. Terwijl de PLO een seculier front was, legde de Hezbollah de nadruk op de sjiitische islam.

Op 16 februari 1992 voerde een Israëlische helikopter een raketaanval uit op de auto van de toenmalige leider van Hezbollah, Abbas Moesawi, waardoor hij samen met zijn vrouw en kind om het leven kwam. Na deze moordaanslag namen de acties van Hezbollah onder de leiding van Nasrollah tegen de aanwezigheid van de Israëlische troepen in Zuid-Libanon toe. Deze hedendaagse charismatische leider van

Hezbollah, Sayyid Hassan Nasrollah, werd geboren in 1960 in Oost-Beiroet. In 1975 werd hij lid van de Amal-militie. Enkele jaren later vertrok hij naar Irak om een religieuze studie te volgen. Na zijn terugkomst in Libanon volgde hij Moesawi op. De oudste zoon van Nasrollah werd in 1996 gedood bij gevechten tegen Israëlische krachten in het zuiden van Libanon. Het respect dat de sjiitische Libanezen voor hem hadden, werd hierdoor vergroot. (De Telegraaf 2006).

In de zomer van 2006 valt het Israëlische leger Libanon binnen. Het conflict begint wanneer Hezbollah-strijders twee Israëlische soldaten ontvoeren, wat leidde tot een politieke crisis en een oorlog. In die 33-daagse oorlog is Hezbollah erin geslaagd Israël te weerhouden van bezetting van Zuid-Libanon. De oorlog werd beschouwd als een militaire nederlaag voor Israël met als gevolg dat Hezbollah en Nasrollah aan populariteit wonnen (NRC Handelsblad 2006) De Arabische wereld heeft dat ervaren als een overwinning voor Libanon en voor alle Arabieren in de wereld. Hassan Nasrollah is tegenwoordig populairder dan ooit in de Libanese samenleving, niet alleen binnen het sjiitische kamp, maar ook onder alle Libanese etnische groepen (Jahjah 2007: 18-22 en 219-220). De Hezbollah bleek over een grote organisatiekracht te beschikken, hetgeen duidelijk wordt uit het feit dat ‘De partij van God’ in staat was honderdduizenden mensen op de been te brengen voor een aanhankelijkheids-betuiging aan Syrië (De Vries 2006).

Naast de stichting van de staat Israël oefende ook de westers gerichte moderni-sering in de sjiitische samenlevingen een belangrijke invloed uit op de opkomst van de sjiitische bewegingen. Deze beweging wordt in sommige landen zoals in Iran¸ Irak en Libanon door de fundamentalisten als een alternatief voor de moderne tijd gepresenteerd (Sachedina 1991: 405 en 410).

J. Keulen (1996) voegt aan de maatschappelijke mobilisatie in Libanon tegen Israël een internationaal aspect toe. Volgens hem staat deze niet op zichzelf, maar spelen ook externe en internationale factoren een rol, zoals de Koude Oorlog, de Israëlisch-Palestijns-Arabische oorlog en de steun van verschillende Arabische of moslimlanden aan sommige groepen. Het is niet toevallig dat het einde van de Koude Oorlog ook het einde van de burgeroorlog in Libanon betekende (Keulen 1996: 29-37).