• No results found

Invloeden op afvalproductie

7 Toekomst van de binnenvaart

7.5 Invloeden op afvalproductie

Een kwantitatieve beoordeling van de impact van de waargenomen trends in de

binnenvaartsector op de productie van scheepsafval kon in het kader van voorliggende studie niet gemaakt worden aangezien daarvoor een afvalprofiel per type schip benodigd is. Onder hoofdstuk 0wordt dit verder toegelicht.

Algemeen wordt gesteld dat de productie van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval zal afnemen naarmate de vloot moderniseert. Het gebruik van moderne technologieën bij de (om)bouw van schepen, zoals zuinigere motoren en efficiëntere schroefasdichtingen, leidt tot een verlaagde productie van afvalolie enerzijds en bilgewater anderzijds. Ook de reductie van het aantal schepen, omwille van schaalvergroting, kan dit effect verder bevorderen.

Indien de waargenomen stijging van het aantal getransporteerde goederen langs de binnenwateren zich blijft doorzetten, zou dit op korte termijn tot een stijging van het geproduceerde olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval kunnen leiden, omwille van een intensiever gebruik van de beschikbare schepen.

Figuur 41: Evolutie van het aantal ladingen en lossingen op Vlaamse waterwegen, uitgedrukt in tonnage.

De impact van de waargenomen trends op de productie van waswaters is moeilijk in te schatten.

Een toename van de hoeveelheid geloste goederen heeft niet noodzakelijk een grotere waswaterproductie tot gevolg. De waargenomen schaalvergroting zou immers een daling van het aantal lossingen tot gevolg moeten hebben, waardoor ook het aantal nalossingen zou moeten dalen. Anderzijds is het aannemelijk dat voor het reinigen van grotere laadruimen ook meer waswater benodigd is, waardoor het effect van schaalvergroting eerder beperkt zou zijn.

Samenvattend wordt gesteld dat er te weinig (historische) data omtrent de geproduceerde hoeveelheden waswaters beschikbaar is om een besluit te vormen naar verwachte evolutie toe.

Globaal kan gesteld worden dat de productie van huisvuil en huishoudelijk afvalwater aan boord van een schip min of meer evenredig zal stijgen of dalen naarmate er zich meer of minder bemanningsleden aan boord bevinden. Het is moeilijk om een uitspraak te doen over de algemene evolutie van het aantal in de binnenvaart tewerkgestelde bemanningsleden. Een reductie van het aantal schepen heeft niet noodzakelijk een effect op dit aantal, aangezien de schaalvergroting mogelijk een hoger aantal bemanningsleden/schip vereist. Uit de cijfers van ITB en RSVZ is door Promotie Binnenvaart Vlaanderen afgeleid dat het aantal zelfstandige binnenvaartondernemers licht daalt (Figuur 42). Het aantal loontrekkenden ( Figuur 43) daalde in 2008 en 2010 sterk, maar het is onduidelijk welke evolutie kan worden verwacht op basis van deze gegevens.

De productie van KGA en slops wordt geacht niet afhankelijk te zijn van het aantal

bemanningsleden, maar eerder van het type schip. Het opstellen van een afvalprofiel per type schip zou ook voor deze afvalstromen een nuttige insteek vormen voor besluitvorming naar verdere evolutie toe.

Bron: Promotie Binnenvaart Vlaanderen, 2012, gebaseerd op gegevens van ITB en RSVZFiguur 42: Evolutie van het aantal zelfstandige binnenvaartondernemers in België.

Bron: Promotie Binnenvaart Vlaanderen, 2012, gebaseerd op gegevens van RSVZFiguur 43: Evolutie van het aantal loontrekkenden in de Belgische binnenvaart.

8 Aanbevelingen

Dit hoofdstuk formuleert een aantal belangrijke aanbevelingen waartoe aanleiding werd gegeven tijdens het verloop van de studie. De aanbevelingen hebben betrekking op leemten in de kennis, duiden op tekortkomingen in het beleid of geven concreet aan hoe het inzamelsysteem voor bepaalde afvalcategorieën verbeterd kan worden.

8.1 Algemeen

8.1.1 Samenwerkingsmogelijkheden en uniformering

In de studie wordt regelmatig gewezen op het belang van samenwerking tussen de verschillende beheerders alsook op de waarde van het gebruik van uniforme registratie-systemen voor scheepsbewegingen en afvalinzameling.

Er wordt opgemerkt dat met de aanbevolen uniformering niet noodzakelijk de implementatie van volledig gelijke systemen wordt aanbevolen, maar dat de gegevens die eruit voortvloeien wel eenvoudig onderling vergelijkbaar moeten zijn.

Het opzetten van een samenwerking tussen de verschillende beheerders heeft weinig juridische complicaties en kan desgewenst eenvoudig opgezet worden.

Het invoeren van uniforme registratiesystemen is met name waardevol vanuit statistisch oogpunt en faciliteert een eenvoudige uitwisseling van informatie. Hierdoor wordt het

bijvoorbeeld mogelijk om op een relatief eenvoudige manier ook een gewestelijk jaarverslag op te stellen voor de Vlaamse binnenvaart. Nu zit die informatie met betrekking tot transport over de binnenwateren in Vlaanderen vervat in een aantal verschillende rapporten, waardoor het overzicht enigszins verloren gaat.

8.1.2 Registratiesystemen voor scheepsbewegingen

De Vlaamse haven- en waterwegbeheerders beschikken elk over een uitgebreid systeem voor registratie van de vaarbewegingen op de waterwegen binnen hun beheersgebied. De systemen zijn gelijkaardig, maar bevatten toch een aantal verschillen. Er zijn bijgevolg evenveel systemen in gebruik als er beheerders zijn. Het verdient daarom aanbeveling om aan te sturen op een uniform registratiesysteem voor het volledige Vlaamse vaarwegennet. Dit zou het analyseren van gegevens vereenvoudigen en nauwkeurigere onderzoeksresultaten tot gevolg hebben.

De regionalisering van de bevoegdheden met betrekking tot verkeer en mobiliteit kan eveneens aangegrepen worden als een middel om een uniformering door te voeren in de gehanteerde registratiesystemen voor scheepsbewegingen.

8.1.3 Afvalprofielen per type binnenschip

Het opstellen van een afvalprofiel per type schip kon binnen het kader van de studie niet uitgevoerd worden, aangezien de beschikbare data dit niet toeliet. Dit wordt echter wel aanzien als waardevolle informatie naar verdere besluitvorming toe en eventueel benodigde

aanpassingen aan inzamelinfrastructuur . Er kan op basis van de samenstelling van de vloot, en de verwachte evolutie hiervan, een beeld gevormd worden van de benodigde inzamelcapaciteit.

Binnen het huidige systeem van afvalinzameling van de binnenvaart bestaan een aantal knelpunten die het opstellen van een afvalprofiel bemoeilijken. De voornaamste hiervan zijn:

Het internationale karakter van de binnenvaart. Informatie met betrekking tot afgiftes in de buurlanden dient eveneens gecompileerd te worden voor schepen die internationaal varen.

Ongeregistreerde afgiftes. Afgiftes van met name huisvuil bij onbewaakte inrichtingen zijn niet te koppelen aan een bepaald schip.

Gebrek aan een uniform registratiesysteem voor afvalafgiftes. Momenteel worden de afgiftes in de afvalparken het best gedocumenteerd. Er wordt echter geen gebruik gemaakt van een uniform systeem, waardoor het compileren van datasets gepaard gaat met

onzekerheidsintervallen.

Om een betrouwbaar resultaat te bekomen is het nodig om alle afvalafgiftes van een bepaald type schip op te volgen over een representatieve tijdsperiode. Het is aangewezen om de verschillende types van schepen vast te leggen voor het hele CDNI-netwerk.

De meest aangewezen methode om dit op korte termijn te realiseren, is het uitvoeren van een steekproef. Er dienen een aantal schepen geselecteerd te worden waarvan de schippers gevraagd worden om gedurende een periode van één jaar hun afvalafgiftes nauwkeurig bij te houden aan de hand van een uniform en vooraf opgesteld registratiesysteem. Via

vertegenwoordigers vanuit de sector kan op zoek gegaan worden naar de schippers die het meest gemotiveerd zijn om hieraan mee te werken.

8.1.4 Revisie Vlaams afvalbeheersplan voor de binnenvaart

Naar aanleiding van de inwerkingtreding van het VLAREMA en Materialendecreet en het daarmee beoogde duurzaam materialenbeheer, alsook op basis van deze studie dringt een revisie van het vernoemde document zich op

Additionele informatie die dient opgenomen te worden is:

Een concretisering van de afgiftevereisten voor een aantal waswaters (zie ook aanbeveling 8.3.1.)

De locaties en aard voor de voorzieningen voor inname van waswaters nabij terminals (zie ook aanbeveling 8.3.2)