• No results found

Invloed van de professionalfactoren

In document Beslissen over uithuisplaatsing (pagina 40-44)

4. Methodologisch kader

5.1 Invloed van de professionalfactoren

Professionalfactoren hebben in deze masterthesis betrekking op de eigenschappen van individuele jeugdbeschermers. In het theoretisch kader zijn drie professionalfactoren onderscheiden die volgens de wetenschappelijke literatuur een rol spelen bij de beslissing over uithuisplaatsing, te weten de beslisdrempel, opleiding en werkervaring. De resultaten ten aanzien van deze professionalfactoren worden besproken in respectievelijk paragraaf 5.1.1, 5.1.2 en 5.1.3. Er wordt geëindigd met een samenvatting in paragraaf 5.1.4.

5.1.1 Beslisdrempel

Met de term beslisdrempel wordt verwezen naar “een punt waarop een beoordeling van de casusinformatie dusdanig verontrustend wordt bevonden dat een jeugdbeschermer besluit om actie te ondernemen” (Baumann et al., 2011, p. 7). Alle jeugdbeschermers geven aan hoge beslisdrempels te hanteren: “Uithuisplaatsingen wijs ik niet af, maar ik vind wel dat je alles moet proberen om dat te voorkomen” (JB 1 30 juni 2018). Jeugdbeschermers geven daarbij aan dat de bron van de problemen en dus ook de oplossingen hiervoor gelegen zijn in het gezinssysteem. Ouders moeten leren om de verantwoordelijkheid te nemen voor de opvoeding van hun kind en een uithuisplaatsing maakt het lastig om dit te bereiken (JB 11, 21 september 2018). Ook wijzen jeugdbeschermers erop dat een kind altijd verbonden blijft aan zijn ouders. Bij de leeftijd van 18 jaar wordt een uithuisplaatsing beëindigd en keert een kind normaal gesproken weer terug naar zijn ouders (JB 2, 9 augustus 2018). Een uithuisplaatsing is dus altijd tijdelijk en draagt niet bij aan een duurzame oplossing voor de problemen in de opvoedingssituatie waaronder het kind lijdt. Hoewel alle jeugdbeschermers hoge beslisdrempels zeggen te hanteren, geeft het merendeel van de jeugdbeschermers aan dat de beslisdrempels die zijzelf en die collega’s hanteren van elkaar verschillen. Er zijn jeugdbeschermers die kinderen relatief lang thuis houden en jeugdbeschermers die relatief snel tot een uithuisplaatsing overgaan: “Iedereen heeft natuurlijk een bepaalde persoonlijke visie of een bepaalde grens waarvan men zegt: dit tolereren we niet” (JB 8, 19 september 2018).

Uit de interviews komen twee zaken naar voren die de beslisdrempel van een jeugdbeschermer beïnvloeden. Ten eerste is volgens sommige jeugdbeschermers de beslisdrempel die zij hanteren mede bepaald door het beleid: “Die visie is anders geworden. Het is ook een politieke visie. Je kijkt eerder wat er nog mogelijk is in de thuissituatie, met allerlei hulp eromheen” (JB 16, 2 oktober 2018). Daarbij geldt dat er sprake is van een positief effect van de beslisdrempel die het beleid voorschrijft op de beslisdrempel die een jeugdbeschermer hanteert. Als de beslisdrempel die het beleid voorschrijft hoger wordt, zal de beslisdrempel die een jeugdbeschermer hanteert ook hoger worden. In dit verband geven enkele jeugdbeschermers aan dat de beslissing die zij nemen nooit volledig gestuurd wordt door dit beleid: “Vanuit mijn positie als hulpverlener moet ik weten hoe het beleid is. Maar het beleid gaat voor mij nooit boven het belang van het kind” (JB 10, 20 september 2018). Het beleid is dus slechts deels bepalend voor de beslisdrempels die jeugdbeschermers hanteren. Dit sluit aan bij de bevinding dat jeugdbeschermers er verschillende beslisdrempels op na houden.

Ten tweede is volgens sommige jeugdbeschermers de beslisdrempel die zij hanteren mede gevormd door werkervaring. Werkervaring kan worden gedefinieerd als “de gebeurtenissen die een individu heeft meegemaakt die gerelateerd zijn aan werkprestaties” (Quínones et al., 1995, p. 890). Enkelen van de jeugdbeschermers geven aan dat zij door werkervaring lagere beslisdrempels zijn gaan hanteren: “Ik ben wel, even tussen aanhalingstekens, wat strenger geworden, dat ik toch wel wat sneller neig om in de casuïstiekteams die we hebben te overleggen of een uithuisplaatsing aan de orde is.” (JB 7, 19 september 2018). Anderen geven aan dat zij door werkervaring juist hogere beslisdrempels zijn gaan hanteren: “Dat wikken en wegen, daar kijk ik toch wat langer op, ook omdat ik door de jaren heen heb geleerd dat uithuisplaatsing een heel zwaar laatste redmiddel is” (JB 5, 17 september 2018). Er is dus sprake van een effect van werkervaring op de beslisdrempel die een jeugdbeschermer hanteert en dit effect kan zowel positief als negatief zijn.

Volgens enkele jeugdbeschermers vertalen de verschillen in de gehanteerde beslisdrempels zich in verschillen in het aantal beslissingen dat een jeugdbeschermer neemt tot uithuisplaatsing. Deze jeugdbeschermers wijzen er op dat zij in belangrijke mate zelf beoordelen of een kind in een dusdanig bedreigende situatie zit dat er tot een uithuisplaatsing moet worden overgegaan: “ Je toetst het zelf. En in die toetsing en in die weging zoek je je collega's wel op, maar uiteindelijk neem je zelf de beslissing dat er opgeschaald moet worden” (JB 17, 20 oktober 2018). Daarbij geven enkele jeugdbeschermers aan dat zij soms de enige zijn die in een gezin komen en daar de situatie kunnen beoordelen: “Niemand heeft in die situatie meegekeken. En ik kijk door mijn eigen bril naar de situatie zoals ik hem zie” (JB 13, 24 september 2018). Naarmate de beslisdrempel van een jeugdbeschermer hoger is wordt er dus minder vaak beslist tot een uithuisplaatsing. Dit betekent dat er sprake is van een negatief effect van de beslisdrempel op het aantal beslissingen dat een jeugdbeschermer neemt tot uithuisplaatsing. Dit wordt weergegeven in Figuur 3. Ook wordt in Figuur 3 weergegeven dat de beslisdrempel die het beleid voorschrijft en werkervaring van invloed zijn op de beslisdrempel die een jeugdbeschermer hanteert.

-

Figuur 3: Effecten van de beslisdrempel die het beleid voorschrijft, werkervaring en de beslisdrempel van een jeugdbeschermer op het aantal beslissingen dat een jeugdbeschermer neemt tot uithuisplaatsing

5.1.2 Werkervaring

Werkervaring kan worden gedefinieerd als “de gebeurtenissen die een individu heeft meegemaakt die gerelateerd zijn aan werkprestaties” (Quínones et al., 1995, p. 890). Aan de jeugdbeschermers is gevraagd hoe lang zij al werkzaam zijn als jeugdbeschermer en of zij voordat zij met hun baan als jeugdbeschermer begonnen andere banen hebben gehad. De meeste jeugdbeschermers geven aan al lange tijd werkzaam te zijn als jeugdbeschermer. Van de twintig jeugdbeschermers oefenen er vijftien al langer dan vijf jaar dit beroep uit. Daarnaast geven maar liefst tien van de twintig jeugdbeschermers aan dat zij op een leefgroep hebben gewerkt voordat zij als jeugdbeschermer aan de slag gingen.

Aan de jeugdbeschermers is gevraagd of de werkervaring die zij hebben opgedaan in hun huidige baan respectievelijk in eerdere banen een rol speelt bij de beslissingen die zij nemen over uithuisplaatsing. De meeste jeugdbeschermers geven aan dat zij door de werkervaring die zij hebben opgedaan in een eerdere functie op een leefgroep en/of in hun huidige functie, nu meer dan voorheen in staat zijn om kwalitatief goede beslissingen te nemen over uithuisplaatsing. Enkele jeugdbeschermers geven aan dat zij door werkervaring eerder doorhebben welke problemen er spelen in een gezin: “Ik denk wel dat je steeds beter toegerust bent en sneller tot de essentie van de casus komt” (JB 6, 19 september 2018). Ook geeft een jeugdbeschermer aan door werkervaring meer inzicht heeft te hebben gekregen in de behoeften van kinderen: “Door ervaring ben ik natuurlijk meer gaan snappen en gaan zien wat kinderen echt nodig hebben om op een goede manier volwassen te kunnen worden” (JB 15, 28 september 2018). Enkele jeugdbeschermers wijzen er daarnaast op dat zij door werkervaring vaardigheden hebben ontwikkeld ten aanzien van de gespreksvoering met cliënten. Hierdoor verkrijgen zij meer informatie op basis waarvan zij kunnen beoordelen bij welke beslissing een kind het meest gebaat is: “Gaandeweg heb ik geleerd hoe ik in contact kan blijven met jongeren. Daar gaat het uiteindelijk om. In gesprek blijven, hen horen, hen zien. En van daaruit nagaan wat een reële stap is” (JB 4, 14 september 2018). In de focusgroepen wordt bevestigd dat werkervaring van belang is om kwalitatief goede beslissingen te kunnen nemen over uithuisplaatsing. In de tweede focusgroep wordt gesteld: “Je moet de patronen kunnen zien die maken dat problemen in een gezin in stand worden gehouden en kunnen vaststellen wanneer er niets anders meer rest dan uithuisplaatsen. En daar heb je natuurlijk wel ervaring voor nodig” (Focusgroep 2, 13 december 2018). Er blijkt dus sprake te zijn van een direct positief effect van de werkervaring op de kwaliteit van de beslissingen die een jeugdbeschermer neemt over uithuisplaatsing. Dit wordt weergegeven in Figuur 4.

Figuur 4: Effect van de hoeveelheid werkervaring op de kwaliteit van de beslissingen die een jeugdbeschermer neemt over uithuisplaatsing

+

5.1.3 Opleiding

Uit de interviews komt naar voren dat bijna alle geïnterviewde jeugdbeschermers een hbo-bachelor Maatschappelijk Werk en Dienstverlening of Sociaal Pedagogische Hulpverlening hebben gevolgd. Sommige van hen hebben voordat zij aan hun hbo-bachelor begonnen al een mbo-opleiding afgerond. Enkelen hebben na het afronden hun hbo-bachelor ook nog een hbo-master gevolgd. Eén van de jeugdbeschermers heeft een universitaire opleiding orthopedagogiek afgerond en is niet in het bezit van een hbo-diploma. Het merendeel van de jeugdbeschermers geeft aan dat er bij hun opleiding nauwelijks of geen aandacht is besteed aan de beslissing over uithuisplaatsing: “ Doordat ik mij gespecialiseerd heb met het uitstroomprofiel jeugdzorg hebben we ook wel wat specifieker op jeugd casussen behandeld, maar niet echt veel casussen rondom uithuisplaatsingen. Dat is toch wel weer een andere tak van sport” (JB 12, 21 september 2018). Desondanks geven enkele jeugdbeschermers aan dat zij bij hun opleiding theoretische kennis hebben opgedaan die van pas komt bij het beoordelen van de behoeften van een kind en het onderbouwen van beslissingen. Een van de jeugdbeschermers zegt hierover: “Er is wel aandacht aan besteed, maar niet veel. Maar wel aan andere facetten die van invloed zijn op het beoordelen van wat in het belang is van een kind. Dat is waar het ook om gaat bij een uithuisplaatsing” (JB 20, 8 oktober 2018).

Behalve dat enkele jeugdbeschermers aangeven dat zij bij hun opleiding voor de beslissing over uithuisplaatsing relevante kennis hebben opgedaan noemen meerdere jeugdbeschermers dat zij bij hun opleiding vaardigheden ten aanzien van de gespreksvoering met cliënten hebben ontwikkeld. Deze vaardigheden spelen zoals in paragraaf 5.1.2 al werd aangegeven een rol bij het vergaren van informatie en komen van pas bij het beslissen over uithuisplaatsing: “Ik heb natuurlijk in mijn opleiding heel veel gespreksvoering gehad. Ook veel methodieken daarover. En dat speelt wel een rol” (JB 12, 21 september 2018). Er blijkt dus sprake te zijn van een direct positief effect van de relevantie van de opleiding op de kwaliteit van de beslissingen die een jeugdbeschermer neemt over uithuisplaatsing. Dit wordt weergegeven in Figuur 5.

Figuur 5: Effect van de relevantie van de opleiding op de kwaliteit van de beslissingen die een jeugdbeschermer neemt over uithuisplaatsing

Een nuancering hier is dat het effect van de relevantie van de opleiding op de kwaliteit van de beslissing over uithuisplaatsing zwak is ten opzichte van het effect van werkervaring. Meerdere jeugdbeschermers geven aan dat hun werkervaring een grotere rol speelt bij de beslissing die zij nemen over uithuisplaatsing dan hun opleiding: “Ik vond school helemaal tof, maar werkervaring heeft mij het meest gebracht” (JB 2, 9 augustus 2018). Daarbij aansluitend brengen enkele jeugdbeschermers in dat de werkervaring die zij hebben opgedaan bij de stages die zij in het kader van hun opleiding hebben gelopen hebben geleerd over de beslissing over uithuisplaatsing: “Ik ben wel steeds meer voorbereid op wat er gaat komen. Daar heeft de stage-ervaring uit mijn opleiding zeker bijgedragen” (JB 8, 19 september 2018). Er kan dus gesproken worden van een klein positief

+

effect van de relevantie van de opleiding op de kwaliteit van de beslissingen die een jeugdbeschermer neemt over uithuisplaatsing.

5.1.4 Samenvatting

In deze paragraaf is stilgestaan bij de resultaten ten aanzien van de professionalfactoren. Uit de interviews komt naar voren dat de beslisdrempel die een jeugdbeschermer hanteert van invloed is op het aantal beslissingen dat een jeugdbeschermer neemt tot uithuisplaatsing. Daarbij blijkt dat de beslisdrempel die het beleid voorschrijft en de werkervaring van een jeugdbeschermer van invloed zijn op de beslisdrempel die een jeugdbeschermer hanteert. Daarnaast blijkt de werkervaring bij de jeugdbeschermers van invloed te zijn op de kwaliteit van de beslissing die een jeugdbeschermer neemt over uithuisplaatsing. Door werkervaring verwerven jeugdbeschermers relevante kennis en vaardigheden. Hierdoor worden zij beter in het nemen van beslissingen die in het belang zijn van een kind. Ook bij hun opleiding blijken de jeugdbeschermers relevante kennis en vaardigheden op te doen die nu nog van invloed zijn op de kwaliteit van de beslissingen die een jeugdbeschermer neemt over uithuisplaatsing. De invloed van de door werkervaring opgedane kennis en vaardigheden op de kwaliteit van de beslissingen die een jeugdbeschermer neemt over uithuisplaatsing is echter groter dan de invloed van de bij de opleiding opgedane kennis en vaardigheden.

In document Beslissen over uithuisplaatsing (pagina 40-44)