• No results found

Aanbod van diensten

In document Beslissen over uithuisplaatsing (pagina 46-49)

4. Methodologisch kader

5.2 Invloed van de organisatiefactoren

5.2.2 Aanbod van diensten

Met het aanbod van diensten wordt verwezen naar de zorginterventies die kunnen worden ingezet voor kinderen en gezinnen. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen het aanbod van ambulante hulp en het aanbod van verblijfshulp (Brunnberg et al., 2007). De meeste jeugdbeschermers zijn redelijk tevreden over het aanbod van ambulante hulp: “Dat ambulant is op zich wel goed op poten gezet en kan ook wel vrij snel ingezet worden. Het verschilt nog wel eens,

-

Werklast Kwaliteit beslissingen UHP

+

maar dat is wel redelijk georganiseerd” (JB 16, 2 oktober 2018). Wel geven enkele jeugdbeschermers aan dat er bij sommige vormen van ambulante hulp soms sprake is van wachtlijsten. Over de wachtlijsten bij aanbieders van multisysteemtherapie (MST) zegt een jeugdbeschermer: “Je loopt wel tegen wachttijden aan. En vaak zet je MST juist in omdat de situatie al ernstig is. En dan is het gewoon vervelend als je te horen krijgt dat er pas over een aantal maanden gestart kan worden” (JB 7, 19 september 2018). Ook geven enkele jeugdbeschermers aan dat zij twijfels hebben bij de kwaliteit van de zorg die sommige zzp’ers aanbieden: “Sommigen zijn top, die bereiken een doelgroep waar voorheen niets voor was. Maar er zijn er ook wel wat waarvan ik denk: ze doen maar wat” ( JB 12, 21 september 2018). Ten aanzien van de invloed op de beslissingen die jeugdbeschermers nemen over uithuisplaatsing geven enkele jeugdbeschermers aan dat de ernst van de problemen in een gezin kan toenemen als passende ambulante hulp als gevolg van wachtlijsten niet tijdig kan worden ingezet. Een jeugdbeschermer kan dan meer aanleiding zien om tot een uithuisplaatsing over te gaan. Hierover zegt een jeugdbeschermer:

“En dat heeft dan ook weer invloed op het moeten overgaan tot een uithuisplaatsing. Want soms lukt het een gezin zelf niet, heeft het gezin echt hulp nodig en kan die niet meteen komen. En dan kán het escaleren. En dat zou dan kunnen betekenen dat een kind niet meer thuis kan wonen, omdat er gewoon geen goede hulpverlening kan worden ingezet.” (JB 12, 21 september 2018)

Er is dus sprake van een indirect effect van de beschikbaarheid van passende ambulante hulp op het aantal beslissingen dat een jeugdbeschermer neemt tot uithuisplaatsing, waarbij de ernst van de problemen in gezinnen optreedt als tussenliggende factor. Daarbij is sprake van een direct negatief effect van de beschikbaarheid van passende ambulante hulp op de ernst van de problemen in gezinnen en van een direct positief effect van de ernst van de problemen in gezinnen op het aantal beslissingen dat een jeugdbeschermer neemt tot uithuisplaatsing. Naarmate de beschikbaarheid van passende ambulante hulp lager is, zullen de problemen in gezinnen ernstiger zijn en zal het aantal beslissingen dat een jeugdbeschermer neemt tot uithuisplaatsing hoger zijn. Dit wordt weergegeven in Figuur 8.

Figuur 8: Effecten van de beschikbaarheid van passende ambulante hulp en problemen in gezinnen op het aantal beslissingen dat een jeugdbeschermer neemt tot uithuisplaatsing

Wat betreft de beschikbaarheid van verblijfshulp geven de meeste jeugdbeschermers aan dat verblijfshulp beperkt beschikbaar is: “Als er een kind uit huis moet worden geplaatst, dan denk ik dat heel veel mensen gillend zullen weglopen, want er is simpelweg geen plek” (JB 1, 30 juni 2018). Daarbij worden naast leefgroepen en gezinshuizen pleeggezinnen genoemd als een vorm van verblijfshulp die beperkt beschikbaar is: “Aan pleeggezinnen is natuurlijk een groot tekort. En zeker

- + Beschikbaarheid passende ambulante hulp Ernst problemen in gezinnen Aantal beslissingen UHP

voor jonge kinderen is dat eigenlijk wel de beste plek als het thuis niet meer kan” (JB 15, 28 september 2018). Enkele jeugdbeschermers geven aan dat er doorgaans wel een crisisplek beschikbaar is, maar geen plek waar een kind voor langere tijd kan blijven: “Dus dan is er wel een crisisplek, maar een perspectiefplek is dan wel wat lastiger” (JB 11, 21 september 2018). In dit verband noemt een van de jeugdbeschermers dat het voorkomt dat gezinssituaties als crisissituaties worden getypeerd om op die manier het vinden van een verblijfsplek te vergemakkelijken: “Of je maakt er een crisis van. En dan wordt het kind crisis geplaatst” (JB 13, 24 september 2018). De kwaliteit van het beschikbare aanbod van jeugdhulp met verblijf beoordelen de meeste jeugdbeschermers als wisselend. Enkele jeugdbeschermers geven aan dat zij met name twijfels hebben bij de kwaliteit van de zorg die nieuwe zorgaanbieders aanbieden: “Er zijn heel veel organisaties opgekomen. En bij de kwaliteit daarvan worden dan uiteindelijk toch vraagtekens gezet” (JB 20, 8 oktober 2018). Behalve dat er volgens de meeste jeugdbeschermers een tekort is aan verblijfshulp beoordelen de meeste jeugdbeschermers de kwaliteit van een deel van deze verblijfshulp dus als onvoldoende.

Met betrekking tot de invloed van de beschikbaarheid van verblijfshulp op de beslissingen die jeugdbeschermers nemen over uithuisplaatsing geven enkele jeugdbeschermers aan dat bij randgevallen de beschikbaarheid van verblijfshulp van invloed is op de beslissing over uithuisplaatsing. Kinderen die gelden als randgevallen worden volgens deze jeugdbeschermers soms niet of pas later uit huis geplaatst als er geen passende verblijfsplek beschikbaar lijkt te zijn. Daarbij wordt aangegeven dat er in dat geval extra ambulante hulp wordt ingeschakeld om te bereiken dat het kind thuis kan blijven wonen: “Dat we ook wel zoiets hebben van: misschien is het sowieso wel lastig om een pleeggezin te krijgen, laten we nog wat extra investeren in de thuissituatie” (JB 11, 21 september 2018). Er is dus sprake van een direct positief effect van de beschikbaarheid van verblijfshulp op het aantal beslissingen tot een uithuisplaatsing. Wanneer verblijfshulp minder beschikbaar is, is het aantal beslissingen dat een jeugdbeschermer neemt tot uithuisplaatsing lager. Dit wordt weergegeven in Figuur 9.

Figuur 9: Effect van de beschikbaarheid van verblijfshulp op het aantal beslissingen dat een jeugdbeschermer neemt tot uithuisplaatsing

Alle jeugdbeschermers geven aan dat de beperkte beschikbaarheid van passende verblijfshulp hen er niet van weerhoudt om kinderen die volgens hen echt uit huis moeten worden geplaatst uit huis te plaatsen: ”Stel dat er nu wordt geroepen dat er een baby in een drugspand ligt en dat het daar vies is en dat iedereen daar helemaal van de kaart is, dan neem ik dat kind mee en dan komt er een plek” (JB 20, 8 oktober 2018). Daarbij noemen meerdere jeugdbeschermers dat kinderen soms geplaatst worden op een plek die niet geheel passend is: “Soms moeten we ook gewoon op zoek naar bijvoorbeeld een woongroep, terwijl je eigenlijk kinderen een gezinsvorm gunt” (JB 18, 2 oktober 2018). Het effect dat wordt weergegeven in Figuur 9 geldt dus alleen voor kinderen die gelden als randgevallen voor een uithuisplaatsing.

+ Beschikbaarheid verblijfshulp Aantal beslissingen UHP

In document Beslissen over uithuisplaatsing (pagina 46-49)