• No results found

Beide voorzieningenrechters hebben in bijzijn, doch separaat van elkaar de vragen beantwoord. Ten behoeve van de leesbaarheid zijn de antwoorden van de rechter gecombineerd. Op alle vlakken waren de voorzieningenrechters het met elkaar eens.

Indien zij een van elkaar afwijkend antwoord gaven, wordt dit expliciet vermeld.

Voorts worden de afdelingen waar de rechters werkzaam zijn niet vermeld, daar de anonimiteit voorop staat.

- Wat is uw functie?

Senior bestuursrechter Bestuursrechter

- Hoe lang bent u al werkzaam binnen de rechtspraak?

3,5 jaar 7 jaar

- Er zijn een aantal bijzondere situaties te destilleren, zoals de gevallen met zeer spoedeisendheid hangende de bezwaarfase waarbij de

voorzieningenrechter geen gebruik kan maken van zijn bevoegdheid tot kortsluiten en de uitspraak van de voorzieningenrechter de facto definitief is (en dus de bodemprocedure niet kan worden afgewacht). Zou het voor deze situaties mogelijk moeten zijn om in appél te gaan teneinde een tweede beoordeling te verkrijgen? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?

Indien de voorlopige voorziening in zijn algemeenheid wordt bezien zijn wij van mening van niet. De bedoeling van het bestuursrecht is om de procedure dichtbij de burger te houden. Naar onze mening zijn partijen er allerminst bij gebaat om lange afstanden te reizen, zoals naar Den Haag hangende de bezwaarfase. Dat schiet de gedachte van kleinschaligheid voorbij. Een appélmogelijkheid is hierin geenszins noodzakelijk. De wetgever biedt immers de mogelijkheden van opheffen en wijzigen.

Deze zijn onzes inziens voldoende efficiënt en effectief. De wetgever heeft daarbij de bewuste keuze gemaakt om in de meeste gevallen geen schorsende werking toe te kennen aan het instellen van een rechtsmiddel. De noodzaak van een

appélmogelijkheid ontbreekt dan ook. De voorlopige voorziening dient immers te fungeren als een noodverband. Ook indien dit op de bijzondere belangen wordt toegespitst, verandert dit het antwoord niet. Indien een voorzieningenrechter van oordeel is dat het besluit geschorst dient te worden of twijfels bestaan die niet geheel weggenomen kunnen worden, omdat er te weinig informatie beschikbaar is, wordt het besluit geschorst tot de beslissing op bezwaar is genomen. De noodzaak van een hoger beroep ontbreekt.

- Zijn er naar uw mening situaties denkbaar, waarbij een appélmogelijkheid tegen een voorlopige voorziening wenselijk zou zijn?

Nee. In het bestuursrecht hebben we te maken met het korte en fatale termijnen.

Partijen zijn gebaat bij snelheid. Indien een appélmogelijkheid gecreëerd zou worden, wordt de procedure onnodig gecompliceerd. Daarbij zal dit ten koste gaan

van de snelheid van de procedure. Er ontstaat dan het probleem dat op meerdere borden geschaakt zal worden. De voorzieningenrechter weegt de belangen af en houdt daarbij ook rekening met de onomkeerbare gevolgen. Indien de conclusie van de voorzieningenrechter is dat onder de gegeven feiten en omstandigheden de voorlopige voorziening afgewezen dient te worden, is daar ook alle reden toe. Een voorbeeld hiervan is de ongewenste vreemdeling. Vooral gelet op de actuele

discussie rond dit onderwerp, is snelheid noodzakelijk. Een appélmogelijkheid zou dit belemmeren.

- In praktijk komt het vaak voor dat, indien een voorlopige voorziening is

verzocht, een bestuursorgaan de overwegingen van de voorzieningenrechter overneemt en dit gebruikt als motivering van de beslissing op bezwaar. De uitspraak van een voorzieningenrechter kan echter niet worden beoordeeld door een appélrechter. Bent u van mening dat hier een spanningsveld zit of juist niet?

Nee. Het is juist dat het oordeel van een voorzieningenrechter niet getoetst wordt, maar tegen de beslissing op bezwaar staat wel een rechtsmiddel open. In beroep kan de motivering van de voorzieningenrechter alsnog getoetst worden in de vorm van de beslissing op bezwaar. Indien dit onjuist blijkt te zijn, wordt het beroep gegrond verklaard.

- In het kader van de bijzondere belangen. Denkt u dat bij een of beide

partij(en) de behoefte kan bestaan om in appél te gaan tegen een voorlopige voorziening?

De in het ongelijk gestelde partij zal naar waarschijnlijkheid de behoefte wel voelen om in appél te gaan. Zoals eerder al aangegeven zal dit enkel onnodig complicerend werken en geen toegevoegde waarde hebben.

- Denkt u dat het mogelijk maken van appél in een voorlopige voorziening van toegevoegde waarde zal zijn of enkel onnodig complicerend zal werken? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?

Het zal enkel onnodig compliceren werken. De voorlopige voorziening kan het beste gezien worden als een noodverband. Verder procederen tegen een voorlopige voorziening zal enkel ervoor zorgen dat van de essentie van de voorlopige

voorziening wordt afgeweken. Daarbij speelt, zoals reeds al aangeven, de tijdsfactor een grote rol.

- De wetgever biedt de mogelijkheden van opheffen en wijzigen van een voorlopige voorziening. Wordt naar uw mening door het bieden van deze mogelijkheden voldoende effectieve rechtsbescherming geboden? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?

Deze mogelijkheden voldoen aan het beginsel van effectieve rechtsbescherming en zijn daarbij ook effectief. De voorlopige voorziening is een voorlopig

rechtmatigheidsoordeel. Er hangt altijd een bodemprocedure aan vast. In dit licht biedt de voorlopige voorzieningenprocedure voldoende waarborgen. Ook de mogelijkheden van opheffen en wijzigen bieden met de nova-toets voldoende

waarborgen. Het is niet in het belang van beide partijen om steeds maar door te procederen. De voorlopige voorziening is daarbij bedoeld om binnen zeer korte tijd een oordeel te geven en knopen door te hakken. In dat kader voldoet het huidige systeem en wordt voldoende effectieve rechtsbescherming geboden. Kortom, er wordt gekeken naar de effecten van het besluit en niet naar het gehele conflict. Daar is de bodemprocedure voor bedoeld. Daar komt bij dat intern is afgesproken dat eenzelfde rechter niet beslist op het verzoek tot opheffen en wijzigen. Overigens komen deze verzoeken niet vaak voor.

De andere rechter voegt hier nog wel aan toe dat het op zich juist is dat een collega-rechter minder snel de neiging zal hebben om anders te oordelen. De focus zal puur liggen op de eventueel nieuwe feiten en omstandigheden die ertoe zouden dienen te leiden dat het verzoek gegrond wordt verklaard. (is ook de insteek door nova-toets).

- Bent u van mening dat, in het licht van de reeds besproken belangen en het beginsel van effectieve rechtsbescherming, aanleiding bestaat om de huidige procedure te wijzigen? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?

Dit sluit aan bij de vorige vraag. Er bestaat geen reden om het huidige systeem te wijzigen. Het huidige systeem werkt en voldoet. Dat wil niet zeggen dat hoe het nu gaat het ook zo moet blijven, maar op dit moment wordt geen reden gezien om af te wijken van het huidige systeem. De noodzaak om aanpassingen door te voeren ontbreekt. Zoals reeds al aangegeven is snelheid geboden en zullen onnodige complicaties enkel nadelig werken voor beide partijen. Op eindeloos procederen zit immers niemand te wachten.

Bijlage 3 interview hoogleraar

- Wat is uw functie?

Hoogleraar bestuursrecht, rechterplaatsvervanger bij de rechtbank Den Haag en tot voor kort werkzaam bij de Raad van State als Raadsadviseur.

- Er zijn een aantal bijzondere situaties te destilleren, zoals de gevallen met zeer spoedeisendheid hangende de bezwaarfase waarbij de

voorzieningenrechter geen gebruik kan maken van zijn bevoegdheid tot kortsluiten en de uitspraak van de voorzieningenrechter de facto definitief is (en dus de bodemprocedure niet kan worden afgewacht). Zou het voor deze situaties mogelijk moeten zijn om in appél te gaan teneinde een tweede beoordeling te verkrijgen? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?

Ja, in een aantal gevallen wringt het afwezig zijn van een appélmogelijkheid. Deze gevallen kenmerken zich door de onomkeerbare gevolgen en de spoedeisendheid die het met zich meebrengt. Bij een dergelijke procedure kunnen daarnaast ook grote maatschappelijke belangen een rol spelen die opheffing van het appélverbod kunnen rechtvaardigen. Een voorbeeld is de bouw van garageboxen. De voorlopige

voorziening is in die zaak door de rechtbank afgewezen en een oordeel van het bestuursorgaan wordt pas in 2019 verwacht. In tussentijd is echter al begonnen met het bouwen van de garageboxen. Deze situatie is zeer ongelukkig te noemen en de gevolgen onomkeerbaar. Weliswaar kunnen de garageboxen in theorie weer

afgebroken worden, doch in praktijk gebeurt dit zelden dan wel nooit. In deze en wellicht ook andere gevallen zouden de belangen een mogelijk appél kunnen rechtvaardigen.

- Bent u van mening dat de mogelijkheden van opheffen en wijzigen voldoen aan het beginsel van effectieve rechtsbescherming?

Het Europees Hof van Justitie heeft in zijn rechtspraak een duidelijke lijn uitgezet. In het licht van die jurisprudentie lijkt strijd met het beginsel van effectieve

rechtsbescherming niet aan de orde. Het uitgangspunt van het Europees Hof van Justitie berust op de processuele autonomie van de lidstaten. Deze wordt echter wel begrensd door de beginselen van doeltreffendheid en gelijkwaardigheid. In het Nederlandse rechtssysteem kan enkel een voorlopige voorziening verzocht worden als een bodemprocedure aanhangig is. Doordat een bodemprocedure noodzakelijk is, denk ik niet dat het beginsel van effectieve rechtsbescherming wordt geschonden.

- Zijn de mogelijkheden van de vorige vraag naar uw mening ook voldoende effectief?

Het antwoord op deze vraag zal niet louter in het recht gevonden worden, maar ligt meer in de eventuele wenselijkheid in de praktijk. Vanuit dit punt bezien zijn er zowel voor- als nadelen te destilleren. Nadelen van een eventueel appél liggen in de

doorlooptijden en efficiëntie. Voordelen liggen in de situaties zoals thans besproken zijn. Een voorlopige voorziening wordt in praktijk vaak als barometer gehanteerd.

Partijen trachten dan ook middels een voorlopige voorziening erachter te komen hoe

de zaak ervoor staat. Het bestuursorgaan wacht immers vaak op een voorlopige voorziening. Een voorzieningenrechter is echter geen hoogste rechter. Partijen voelen vaak toch de behoefte om een oordeel te verkrijgen van de hoogste rechter.

In dat licht zou het ook wenselijk kunnen zijn om eerder een oordeel van een appélrechter te verkrijgen in plaats van drie jaar later. Het antwoord op deze vraag zou dan ook eerder te vinden zijn in de rechtspolitieke sfeer en niet dan wel in beperkte mate in de juridische sfeer.

- Wat is uw visie op het appélverbod en de geboden mogelijkheden van

opheffen en wijzigen? Vindt u dat de geboden mogelijkheden van opheffen en wijzigen het appélverbod rechtvaardigen of juist niet? Waarom vindt u dat?

Mijn oordeel wijkt niet af van hetgeen in mijn artikel is beschreven. Thans ben ik nog steeds van oordeel dat een appélmogelijkheid zou dienen te bestaan. Voorts rijst de vraag ook waarom geen aansluiting gezocht kan worden bij het civiel rechtelijk kort geding. Hier bestaat mijns inziens ook alle aanleiding toe. In dat kader is het ook interessant om te bezien in hoeverre het besluitbegrip gehandhaafd dient te worden.

Met betrekking tot de connexiteitseis blijkt niet welke bodemprocedure aanhangig dient te zijn. Het ligt er aan hoe je dat uitlegt. Het kan zowel een bezwaarfase zijn als een beroepsprocedure bij de rechtbank. Een eventuele complicatie zou dan ook opgelost kunnen worden.